VIJG
[Hebreeuws: te’e·nahʹ; Grieks: suʹke, suʹkon].
De vijgeboom (Ficus carica) is samen met de olijfboom en de wijnstok een van de belangrijkste planten in de bijbel en wordt in meer dan 50 teksten vermeld (Recht. 9:8-13; Hab. 3:17). De vijg is inheems in Zuidwest-Azië, Palestina, Syrië en Egypte en staat bekend om zijn opmerkelijk lange levensduur. Hoewel de boom ook in het wild groeit, moet hij gekweekt worden om goede vruchten te kunnen dragen (Luk. 13:6-9). Hij past zich heel goed aan verschillende grondsoorten aan; zelfs op rotsachtige grond gedijt hij. Hij kan wel 9-10 m hoog worden, met een stamdoorsnede van ongeveer 60 cm, en hij heeft wijd uitgespreide takken. Hoewel hij hoofdzakelijk wordt gewaardeerd om zijn vruchten, is hij ook erg geliefd wegens zijn weldadige schaduw (Joh. 1:48-50). De bladeren zijn groot; ze worden meer dan 20 cm breed. De vijgeboom wordt voor de eerste keer in verband met Adam en Eva genoemd, die vijgebladeren aan elkaar naaiden om als lendenbedekkingen te dienen (Gen. 3:7). In sommige landen van het Midden-Oosten worden nog steeds vijgebladeren aan elkaar genaaid en gebruikt om fruit te verpakken en voor andere doeleinden.
VROEGE EN LATE OOGST
De vijgeboom levert over het algemeen twee oogsten per jaar: de eerste of „vroege” vijgen (Hebreeuws: bik·koe·rahʹ), die in juni of begin juli rijp worden (Jes. 28:4; Jer. 24:2; Hos. 9:10), en de late vijgen, die op het nieuwe hout groeien en de belangrijkste oogst vormen en gewoonlijk vanaf augustus rijp worden. De vroege vijgen kunnen als ze rijp zijn gemakkelijk van de boom worden geschud, en worden gewaardeerd om hun verfijnde smaak. — Nah. 3:12.
Ergens in februari verschijnen de eerste vruchtbeginsels op de takken van het vorige seizoen, ongeveer twee maanden eerder dan de bladeren, want die verschijnen pas tegen het einde van april of in mei (Matth. 24:32). In Hooglied 2:13 worden de eerste tekenen van rijpheid bij de nieuwe groene vijgen (Hebreeuws: pagh) in verband met de bloei van de wijnstokken vermeld, die ongeveer in april begint. Tegen de tijd dat de boom volledig in het blad zit, moet hij derhalve ook vruchten dragen. De vijgeboom die door Jezus Christus werd vervloekt, schijnt ongewoon vroeg bladeren te hebben gehad, aangezien het toen pas 10 Nisan van het jaar 33 G.T. was. Het uiterlijk van de boom gaf reden om te hopen dat hij misschien ook voortijdig eetbare vruchten droeg, en het verslag in Markus 11:12-14 geeft te kennen dat Jezus met dit in gedachten naar de boom toe ging, hoewel het „niet de tijd van de vijgen was”, d.w.z. de tijd waarin de vruchten geoogst zouden worden. Dat de boom alleen maar bladeren had, toonde dat hij helemaal geen vruchten zou dragen, en zijn uiterlijk was dus misleidend. Jezus vervloekte de boom omdat hij onvruchtbaar was en deed hem verdorren. — Vergelijk Mattheüs 7:19; 21:43; Lukas 13:6-9.
VOEDSEL EN MEDICINAAL GEBRUIK
Vijgen waren in bijbelse tijden een belangrijk voedingsmiddel en zijn dit in verschillende landen in het Midden-Oosten nog steeds. Er werden „koeken van samengeperste vijgen [Hebreeuws: deve·lahʹ]” van gemaakt, die gemakkelijk te vervoeren waren (1 Sam. 25:18; 30:12; 1 Kron. 12:40). Zo’n „koek” werd gebruikt als geneesmiddel voor de zweer van koning Hizkia, en deze geneesmethode wordt in het Midden-Oosten nog steeds toegepast (2 Kon. 20:7). De vijgeboom werd wegens zijn belangrijkheid als voedingsmiddel van de natie door Jehovah’s profeten speciaal vermeld, soms wanneer zij voor het land verwoesting of vernietiging voorzeiden. In die tijd was het volledig mislukken van de vijgenoogst rampzalig. — Jer. 5:17; 8:13; Hos. 2:12; Joël 1:7, 12; Amos 4:9; Hab. 3:17.
[Illustratie op blz. 1583]
Vruchten en bladeren van een gewone vijgeboom