VLEIERIJ.
Gekunstelde prijzende woorden om iemand te behagen; pluimstrijkerij; onechte, onoprechte of overdreven lof. Gewoonlijk vleit men iemand om diens eigenliefde of ijdelheid te strelen, wat dus nadelig is voor degene die gevleid wordt. De beweegreden van de vleier is, de gunst van de ander te winnen of materiële voordelen van hem te ontvangen; hij wil dat de betreffende persoon zich tegenover hem verplicht voelt of hem eert. Vaak is vleierij bedoeld om de ander in de val te laten lopen (Spr. 29:5). Vleiend gepraat getuigt niet van de wijsheid van boven, maar is van deze wereld, aangezien het wordt gekenmerkt door zelfzucht, het maken van partijdig onderscheid, en huichelarij (Jak. 3:17). Onoprechtheid, liegen, pluimstrijkerij of mensenverheerlijking en het strelen van iemands ijdelheid zijn allemaal dingen die God mishagen. — 2 Kor. 1:12; Gal. 1:10; Ef. 4:25; Kol. 3:9; Openb. 21:8.
Hoewel vleierij voordeel lijkt op te leveren, zegt de bijbel: „Hij die een mens terechtwijst, zal later meer gunst vinden dan hij die met zijn tong vleit” (Spr. 28:23). Door middel van vleierij voordeel op iemand behalen, is het tegenovergestelde van liefde. Een hater neemt wellicht zijn toevlucht tot vleierij, maar zijn bedrog zal later als een steen op hem terugrollen. — Spr. 26:24-28.
Een vleier gebruikt gladde woorden om zijn slachtoffer te bedriegen. De uitdrukkingen „vleierij”, „gladde tong (lip of woorden)” (Ps. 5:9; 12:2, 3; Dan. 11:32), „gladheid” (Spr. 7:21; Dan. 11:34) en ’dubbelzinnig’ (Ezech. 12:24, PB) zijn Nederlandse vertalingen van verschillende vormen van het Hebreeuwse grondwoord cha·laqʹ. Uit alle aangehaalde schriftplaatsen blijkt dat de beweegreden van de vleier slecht is.