Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • ad blz. 1587-1589
  • Vlees

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Vlees
  • Hulp tot begrip van de bijbel
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • BLOEDVERWANTSCHAP
  • HET LICHAAM, DE PERSOON ZELF, DE HELE MENSHEID OF DE HELE VLESELIJKE SCHEPPING
  • HET VLESELIJKE LICHAAM VAN JEZUS CHRISTUS
  • DE MENS IN ZIJN ONVOLMAAKTHEID
  • CHRISTENEN STRIJDEN NIET TEGEN MENSEN VAN VLEES EN BLOED
  • Vlees
    Inzicht in de Schrift, Deel 2
  • Zet je zinnen op de dingen van de geest
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk (studie-uitgave) 2016
  • Laat je door Gods geest leiden naar het leven
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2011
  • Velen zijn geschokt door wat Jezus zegt
    Jezus: De weg, de waarheid, het leven
Meer weergeven
Hulp tot begrip van de bijbel
ad blz. 1587-1589

VLEES.

De zachte delen van een fysiek lichaam, hetzij van mensen, viervoetige dieren, vogels of van vissen; meer in het bijzonder de delen die voornamelijk uit spieren en vet bestaan. De bijbel geeft te kennen dat het vlees van de verschillende levende schepselen niet hetzelfde is (1 Kor. 15:39). Wetenschappelijk onderzoek heeft uitgewezen dat de chemische samenstelling en de celstructuur van het vlees van mensen, viervoetige dieren, vogels en vissen aanmerkelijk van elkaar verschillen.

Alle vlees heeft zijn bestaan aan Jehovah God, de Schepper, te danken. In de bijbel wordt hij als „Jehovah, de God van de geesten [de levenskracht] van elke soort van vlees” aangeduid (Num. 27:16; vergelijk Genesis 6:17). Hij verklaart dat de ziel (het leven) van vleselijke schepselen in het bloed is (Lev. 17:11-14). Oorspronkelijk werden de mens planten en vruchten, en niet vlees, tot voedsel gegeven. Na de Vloed voegde God daar echter dierlijk vlees aan toe, maar hij gebood: „Vlees met zijn ziel — zijn bloed — moogt gij niet eten.” — Gen. 9:3, 4; zie BLOED.

Kannibalisme, het eten van mensenvlees — iets wat de mens van nature tegen de borst stuit — werd door God en zijn oude verbondsvolk Israël verafschuwd (Deut. 28:53-57; 2 Kon. 6:28-30). De Israëlieten mochten noch het vlees van een dier dat door een wild beest was verscheurd, noch het vlees van een dier dat een natuurlijke dood was gestorven, eten. Beide gold als iets verfoeilijks, nog afgezien van het feit dat zulk vlees niet goed uitgebloed was. — Ex. 22:31; Lev. 17:15, 16; Deut. 14:21.

Het aan de mens gegeven lichaam was onaantastbaar en mocht door niemand — noch door de persoon zelf noch door iemand anders — moedwillig mishandeld of verminkt worden. — Lev. 19:28; Deut. 14:1; Ex. 21:12-27.

BLOEDVERWANTSCHAP

De uitdrukking „vlees” kan op bloedverwantschap duiden. Eva was de nauwste bloedverwant van Adam doordat zij, zoals hij zei, „been van mijn gebeente en vlees van mijn vlees” was (Gen. 2:23; zie ook Genesis 29:14; 37:27; 2 Samuël 5:1). De intieme verhouding tussen een man en zijn vrouw wordt op krachtige wijze onder woorden gebracht: „Zij moeten één vlees worden.” — Gen. 2:24; Matth. 19:5, 6.

HET LICHAAM, DE PERSOON ZELF, DE HELE MENSHEID OF DE HELE VLESELIJKE SCHEPPING

Het begrip „vlees” dat de zichtbare, tastbare lichaamsdelen omvat, wordt bij uitbreiding in algemene zin op het hele lichaam toegepast (Lev. 17:14; 1 Kon. 21:27; 2 Kon. 4:34). Het kan ook betrekking hebben op de persoon of het individu als een mens van vlees (Rom. 7:18; Kol. 2:1, 5). De hele mensheid wordt — vooral vanuit het standpunt van God, de Geest — als „vlees” aangeduid (Gen. 6:12; Jes. 66:16; Luk. 3:6), en soms is ook de dierlijke schepping daarbij inbegrepen (Gen. 7:16, 21). De bijbel laat vaak de tegenstelling tussen vlees en God, de Geest, uitkomen, vooral om de relatieve onbeduidendheid van de mens te beklemtonen (Gen. 6:3; 2 Kron. 32:8; Ps. 56:4). Niettemin is Jehovah zich in zijn verheven positie van dit feit bewust en houdt hij er dienovereenkomstig rekening mee, doordat hij de mensheid met een allesovertreffende liefderijke goedheid en barmhartige lankmoedigheid bejegent. — Ps. 78:39; vergelijk Psalm 103:13-15; 1 Petrus 1:24, 25; zie LICHAAM.

HET VLESELIJKE LICHAAM VAN JEZUS CHRISTUS

Jezus, het „Woord” van God „uit de hemel”, deed afstand van zijn geestelijke natuur en ’werd vlees’ (Joh. 1:1; 1 Kor. 15:47; Fil. 2:5-8; Joh. 1:14; 1 Tim. 3:16). Dat hij bij zijn geboorte als mens geen geest was en dat hij niet slechts een vleselijk lichaam aannam, zoals engelen dat in het verleden hadden gedaan (Gen. 18:1-3; 19:1; Joz. 5:13-15), wordt bevestigd door de apostel Johannes, die degene die loochent dat Jezus „in het vlees” is gekomen een antichrist noemt (1 Joh. 4:2, 3). Teneinde de losprijs voor de mensheid te verschaffen en daardoor degenen te helpen die met hem deelgenoten van de hemelse roeping zouden zijn, werd het Woord vlees. Toen Jezus werd geboren, was hij geheel en al mens, geen incarnatie. De bijbel zegt ons hierover: „Omdat nu de ’jonge kinderen’ deel hebben aan bloed en vlees, heeft ook hij op soortgelijke wijze daaraan deel gekregen” (Hebr. 2:14-16). Zijn verblijf op aarde wordt als „de dagen van zijn vlees” aangeduid (Hebr. 5:7). „Het brood dat ik zal geven, is mijn vlees ten behoeve van het leven der wereld”, zei Jezus. Vervolgens verklaarde hij dat wie in eendracht met hem wilde blijven, ’zijn vlees moest eten en zijn bloed drinken’. Sommigen die de geestelijke of symbolische betekenis van zijn woorden niet begrepen, vatten de verklaring van Jezus als kannibalisme op en waren geschokt. — Joh. 6:50-60.

Het gordijn dat in het heiligdom vóór het Allerheiligste — een afbeelding van de hemel zelf — hing, blijkt een symbolische betekenis te hebben; het was een afbeelding van Jezus’ vlees, want voordat hij zijn vleselijke lichaam offerde, was de weg tot leven in de hemel nog niet open. — Hebr. 9:24; 10:19, 20.

DE MENS IN ZIJN ONVOLMAAKTHEID

Vaak wordt „vlees” in de bijbel gebruikt om de mens in zijn onvolmaakte staat aan te duiden — de mens die als nakomeling van de opstandige Adam ’in zonde ontvangen’ is (Ps. 51:5; Rom. 5:12; Ef. 2:3). De „geest” of geestelijke neiging die werkzaam is in mensen die hun best doen om God te dienen, „is natuurlijk bereidwillig, maar het vlees is zwak” (Matth. 26:41). In deze dienstknechten van God is constant een innerlijk conflict gaande, waarbij Gods heilige geest een kracht is die tot rechtvaardigheid aanzet, terwijl het zondige vlees voortdurend strijd voert tegen de invloed van de geest en druk uitoefent om de persoon ertoe te verleiden de werken van het vlees te verrichten (Rom. 7:18-20; Gal. 5:17). In Galaten 5:19-23 worden de werken van het zondige vlees tegenover de vrucht van de geest geplaatst.

De apostel Paulus zegt ons ook dat de via Mozes aan Israël gegeven Wet ’zwak was vanwege het vlees’. De Wet waaronder de Aäronitische priesterschap diende, was geestelijk, van God afkomstig, maar door die Wet werden vleselijke personen, die ’verkocht waren onder de zonde’, veroordeeld en niet rechtvaardig verklaard (Rom. 7:14). De krachtens de Wet aangestelde hogepriesters uit de geslachtslijn van Aäron waren niet in staat een toereikend slachtoffer voor zonden te brengen. — Rom. 8:3; Hebr. 7:11-14, 23; 10:1-4.

Wanneer de apostel Paulus zegt dat „vlees . . . niet onderworpen is aan de wet van God, wat het trouwens ook niet kan zijn”, bedoelt hij daarmee niet dat het vlees op zich noodzakelijkerwijs slecht moet zijn. Hij zegt ons dat Jezus Christus, hoewel hij deel had aan bloed en vlees en „aan zijn ’broeders’ gelijk” werd, „schuldeloos, onbesmet, afgescheiden van de zondaars” was en „evenals wij in alle opzichten op de proef is gesteld, maar zonder zonde” (Rom. 8:7; Hebr. 2:14, 17; 4:15; 7:26). Jehovah bewees dat het vlees van een mens zondeloos kan zijn: „God [heeft], door zijn eigen Zoon te zenden in de gelijkenis van het zondige vlees en betreffende zonde, de zonde in het vlees veroordeeld” (Rom. 8:3). Door de voorziening van Christus’ slachtoffer zal ten slotte alle vlees dat geloof oefent, volmaakt worden, en de mensheid zal dan op volmaakte wijze Gods rechtvaardige wetten onderhouden. — Openb. 21:4.

CHRISTENEN STRIJDEN NIET TEGEN MENSEN VAN VLEES EN BLOED

Niet door een vleselijke redenatie, maar door Jehovah’s geest worden Gods voornemens aan mensen des geloofs geopenbaard, en door diezelfde geest worden deze personen geleid (Matth. 16:17; 1 Kor. 2:9, 14; Ef. 3:5). Daarom voeren christenen hun christelijke oorlog niet ’overeenkomstig het vlees’ en strijden zij ook niet tegen mensen van vlees en bloed; evenmin zullen zij iemand met ’vleselijke’ wapens bestrijden. Hun strijd is gericht tegen „de goddeloze geestenkrachten in de hemelse gewesten” (2 Kor. 10:3, 4; Ef. 6:12). Christenen vertrouwen niet op de ’arm van vlees’, maar op Jehovah, de Geest (Jer. 17:5; 2 Kor. 3:17). Met Gods hulp doen zij hun best zich te reinigen van „elke verontreiniging van vlees en geest”, en God beziet en oordeelt hen niet overeenkomstig datgene wat zij zijn in het vlees — zoals de mens vaak doet — maar overeenkomstig datgene wat zij in geestelijk opzicht zijn. — 1 Kor. 4:3-5; 2 Kor. 5:16, 17; 7:1; 1 Petr. 4:6.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen