Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • ad blz. 461-464
  • Genesis, het boek

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Genesis, het boek
  • Hulp tot begrip van de bijbel
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • WANNEER EN WAAR GESCHREVEN
  • SCHRIJVER
  • BRONNEN
  • HET HISTORISCHE KARAKTER VAN GENESIS
  • WAARDE VAN HET BOEK
  • OVERZICHT VAN DE INHOUD
  • Genesis
    Inzicht in de Schrift, Deel 1
  • Bijbelboek nummer 1 — Genesis
    „De gehele Schrift is door God geïnspireerd en nuttig”
  • Inhoud Genesis
    Nieuwewereldvertaling van de Bijbel
  • Inhoud Genesis
    Nieuwewereldvertaling van de Bijbel (studie-uitgave)
Meer weergeven
Hulp tot begrip van de bijbel
ad blz. 461-464

GENESIS, HET BOEK

[Grieks: oorsprong; verwekking; tot bestaan komen].

Het eerste boek van de Pentateuch (Grieks voor „vijf rollen” of „vijfdelige schriftrol”). De naam „Genesis” voor het eerste van deze boeken is ontleend aan de Septuaginta, terwijl de Hebreeuwse titel Bere’·sjithʹ („In het begin”) overeenkomt met het eerste woord van de inleidende zin.

WANNEER EN WAAR GESCHREVEN

Aangezien het boek Genesis klaarblijkelijk tot de geschriften behoorde die oorspronkelijk één boek vormden (de thora), werd het waarschijnlijk in het jaar 1513 v.G.T. door Mozes in de wildernis van Sinaï voltooid. Na Genesis 1:1, 2 (waarin melding wordt gemaakt van de schepping van de hemel en de aarde) behandelt het boek kennelijk een tijdruimte van duizenden jaren waarin de aarde als woonplaats van de mens werd toebereid en de zeedieren, de landdieren en de vogels werden geschapen. Daarna beschrijft het de tijd vanaf de schepping van de mens tot de dood van Jozef in 1657 v.G.T.

SCHRIJVER

De vroeger door sommige sceptici geopperde tegenwerping dat de schrijfkunst in de dagen van Mozes nog onbekend was, wordt tegenwoordig algemeen verworpen. P. J. Wiseman zet in zijn boek Ontdekkingen over Genesis uiteen dat archeologische onderzoekingen ruimschoots hebben bewezen dat de mens reeds vanaf de vroegste historische tijden met de schrijfkunst bekend is geweest. Thans geven vrijwel alle geleerden toe dat het schrijven op zijn minst reeds duizend jaar vóór de tijd van Mozes (in het 2de millennium v.G.T.) bekend was. Uitspraken zoals in Exodus 17:14: „Schrijf dit ter gedachtenis in het boek” bewijzen zeer duidelijk dat het schrijven in de dagen van Mozes algemeen gebruikelijk was.

BRONNEN

Alle in het boek Genesis vervatte inlichtingen hebben betrekking op gebeurtenissen die zich vóór de geboorte van Mozes afspeelden. Het is mogelijk dat Mozes de inlichtingen rechtstreeks door goddelijke openbaring heeft ontvangen. Het ligt voor de hand dat iemand (hetzij Mozes zelf of iemand vóór hem) op deze wijze inlichtingen gekregen moet hebben over de gebeurtenissen die vóór de schepping van de mens hadden plaatsgevonden (Gen. 1:1-27; 2:7, 8). Deze en de overige inlichtingen zouden echter door mondelinge overlevering aan Mozes doorgegeven kunnen zijn. Aangezien de mensen destijds zeer lang leefden, zouden er voor het doorgeven van de inlichtingen vanaf Adam tot Mozes slechts vijf menselijke schakels nodig zijn, namelijk Methusalah, Sem, Isaäk, Levi en Amram. Een derde mogelijkheid is dat Mozes de in Genesis vervatte inlichtingen grotendeels uit reeds voorhanden zijnde geschriften of documenten heeft gehaald. De belangrijke factor is echter dat de profeet Mozes door Jehovah God werd geleid zodat hij onder goddelijke inspiratie schreef. — 2 Petr. 1:21.

De stof uit Genesis moest toekomstige generaties als een geïnspireerd richtsnoer dienen. Ze moest herhaaldelijk aan het volk worden voorgelezen (Deut. 31:10-12; 2 Kon. 23:2, 3; Neh. 8:2, 3, 18), en Israëls koningen dienden zich erdoor te laten leiden. — Deut. 17:18, 19.

HET HISTORISCHE KARAKTER VAN GENESIS

Genesis is de enige aan mensen bekende bron die een logisch en samenhangend geschiedkundig verslag levert dat helemaal tot het begin teruggaat. Zonder haar op feiten berustende verslag over het eerste mensenpaar zouden wij aangewezen zijn op de fantasierijke verhalen of allegorische verklaringen over het ontstaan van de mens die in de scheppingsverslagen van heidense volkeren worden aangetroffen. Een vergelijking van het boek Genesis met de heidense scheppingsverslagen toont duidelijk dat het bijbelse verslag er verre superieur aan is.

Volgens de belangrijkste Babylonische mythe heeft de god Mardoek, de hoofdgod van Babylon, de godin Tiamat gedood, vervolgens haar lijk genomen en „haar als een schaaldier in tweeën gespleten: de ene helft van haar zette hij rechtop en maakte die tot hemelgewelf”. Op deze wijze ontstonden de aarde en de hemel. Over het ontstaan van het menselijke leven zegt deze mythe dat de goden de god Kingu grepen, „hem [de straf voor] zijn schuld oplegden en zijn bloed(vaten) doorsneden. Uit zijn bloed vormden zij de mensheid” (Ancient Near Eastern Texts, J. B. Pritchard, blz. 67, 68). De Egyptische scheppingsmythen laten eveneens verschillende goden een rol in het scheppingsgebeuren spelen, maar spreken elkaar tegen wanneer het erom gaat welke stadsgod (die van Memphis of die van Thebe) op het idee kwam de schepping tot stand te brengen. Volgens een van deze Egyptische mythen schiep de zonnegod Re de mensheid uit zijn tranen. De Griekse mythen vertonen veel overeenkomst met de Babylonische. Bij oude Chinese annalen gaat het grotendeels om kalenders en chronologische berekeningen of aantekeningen die louter van plaatselijk of tijdelijk belang waren.

Wilhelm Möller wijst de beweringen van degenen die veel gedeelten van Genesis als fabels of folklore afdoen, van de hand door te zeggen: „Ik geloof niet dat men iemand ervan zou kunnen overtuigen dat enig volk na verloop van tijd fabels en mythen steeds meer als werkelijke feiten zal accepteren, zodat wij nu misschien bereid zouden zijn het Nibelungenlied of het sprookje van Roodkapje als historische waarheid te aanvaarden. Maar volgens de critici moet dit bij het volk Israël wel het geval zijn geweest.” Vervolgens wijst hij erop dat de profeten het verslag over de verwoesting van Sodom en Gomorra als waarheidsgetrouw aanvaardden (Jes. 1:9; Amos 4:11), en dat voor hen niet alleen Abraham (Jes. 29:22; Micha 7:20), maar ook Isaäk, Jakob en Jozef werkelijk hadden geleefd. Bovendien wordt Abraham in de christelijke Griekse Geschriften veelvuldig genoemd, terwijl zelfs Jezus Christus gewag van hem maakt in zijn betoog over de opstanding (Matth. 22:32). Indien Abraham, Isaäk en Jakob niet werkelijk hadden geleefd, zou Jezus als voortreffelijke onderwijzer beslist een andere illustratie hebben gebruikt. — Matth. 22:31-33.

WAARDE VAN HET BOEK

Het boek Genesis bevat het waarheidsgetrouwe verslag van ’s mensen begin en de wijze waarop God met hem handelde. Aangezien het gehele Genesisverslag waar is en geen mythen bevat, hebben wij een betrouwbaar bericht over de geschiedenis van de mens. Tot aan de tijd van de Vloed moeten de mensen bekend zijn geweest met de in het bijbelse verslag genoemde tuin van Eden, want deze bestond met het vlammende zwaard aan de ingang nog steeds. Of de cherubs te zien waren, wordt niet gezegd (Gen. 3:24). Maar degenen die hun eigen weg wensten te volgen, sloegen geen acht op deze voor hen zichtbare feiten. Noach daarentegen diende God zoals de Schepper het volgens het ware geschiedkundige bericht oorspronkelijk voor de mens had bepaald. Hoewel men na de Vloed bij de toren van Babel door toedoen van Nimrod tegen God in opstand kwam, bleven de van Sem afstammende patriarchen de ware weg des levens volgen. Toen Gods tijd was gekomen om de Israëlieten tot een natie te organiseren en hun de Wet te geven, betekende dit voor hen niet iets compleet nieuws, geen ingrijpende verandering wat hun levenswijze betreft, aangezien vele bepalingen van de Wet in de patriarchale maatschappij wortelden. In de Cyclopædia van M’Clintock en Strong (Deel III, blz. 782) staat onder „Genesis”: „Deze theocratie kan niet zonder voorgeschiedenis zijn ontstaan. De feiten die tot haar oprichting leidden, zijn in de Genesisverhalen vervat.”

Bovendien bereidde de Wet de weg voor de Messias en de stichting van het christendom. Toen Jezus Christus kwam, konden degenen die zich naar hun beste vermogen aan de Wet hadden gehouden, hem al heel gauw als de Messias identificeren. Hij verscheen niet plotseling, zonder historische achtergrond en overeenkomstige geloofsbrieven, als grote redder en leider op het wereldtoneel. De achtergrond die reeds vanaf Genesis was verschaft, stelde oprechte personen in staat hem te herkennen en te volgen. Op deze wijze kon de kern van een krachtige organisatie van joodse christenen ontstaan, die erop voorbereid waren de natiën een overtuigende evangelieboodschap te brengen. De heidense natiën waren door hun voorvaders van de waarheid afgetrokken. Zij waren ’vervreemd van de staat Israël en vreemden met betrekking tot de verbonden der belofte; zij hadden geen hoop en waren zonder God in de wereld’ (Ef. 2:12). Zij moesten daarom van het begin af aan de goddelijke beginselen leren kennen voordat zij christenen konden worden.

Genesis vormt derhalve een waardevolle basis voor het begrijpen van alle andere bijbelboeken en is onontbeerlijk voor het christendom. Ze verschaft het thema van de bijbel, namelijk de heiliging van Jehovah’s naam door middel van zijn koninkrijk. Afgezien van de allereerste en fundamentele profetie in Genesis 3:15, bevat Genesis talloze andere profetieën, waarvan er sinds de tijd dat het boek werd samengesteld, reeds zeer vele in vervulling zijn gegaan. — Zie het boek „De gehele Schrift is door God geïnspireerd en nuttig”, blz. 13-19, 337-349.

OVERZICHT VAN DE INHOUD

I. Schepping van de hemel, de aarde en het leven erop (1:1–2:4)

A. Bestendigheid der soorten door Gods wet vastgelegd

B. Man en vrouw krijgen de voortplantingsopdracht

C. Gods rustdag begint

II. Nadere bijzonderheden over de schepping van man en vrouw; de zonde komt de wereld binnen en door de zonde de dood (2:5–4:26)

A. Schepping van man en vrouw; geografische ligging van de tuin; goddelijke opdracht aan de mens; huwelijksvoltrekking (hfdst. 2)

B. Man en vrouw zondigen; slang, vrouw en Adam gevonnist; Adam en zijn vrouw Eva uit de tuin verdreven (hfdst. 3)

C. Kaïn vermoordt Abel; Kaïns nakomelingen; geboorte van Seth (hfdst. 4)

III. Geslachtsregister van Adam via Seth tot zonen van Noach; engelen nemen zich vrouwen; mensheid nog 120 jaar gegeven (5:1–6:8)

IV. De wereldomvattende vloed (6:9–9:29)

A. Noach krijgt opdracht de ark te bouwen, opdat mensen en dieren de vloed kunnen overleven (hfdst. 6)

B. Vloed vernietigt alle vlees buiten de ark (hfdst. 7)

C. Noach verlaat de ark in de 2de maand van zijn 601ste jaar; brengt offers (hfdst. 8)

D. Wetten uitgevaardigd: de mens mag vlees eten, maar geen bloed; doodstraf voor moord; de mens moet vruchtbaar zijn en de aarde vullen; regenboogverbond garandeert dat er nooit meer een wereldomvattende vloed zal komen; Kanaän vervloekt (hfdst. 9)

V. Verdeling van de mensheid (10:1–11:9)

A. Zeventig families waaruit de natiën zich over de aarde hebben verspreid (hfdst. 10)

B. Toren van Babel; spraakverwarring (11:1-9)

VI. Geslachtsregister van Sem tot Abram (11:10-26)

VII. Wijze waarop God met Abraham handelde (11:27–25:11)

A. Abram verlaat Ur, gaat naar Haran en trekt vervolgens Kanaän binnen; Abrahamitische verbond; Sarai in Egypte beschermd (11:27–12:20)

B. Abram laat Lot het Jordaandistrict kiezen; God belooft Abram en zijn zaad het land (hfdst. 13)

C. Abram verslaat vier koningen, onder wie de koning van Sinear; hij geeft Melchizedek een tiende, wordt gezegend (hfdst. 14)

D. Erfgenaam aan Abram beloofd; verbond bekrachtigd; profetie over bevrijding na 400jarige kwelling (hfdst. 15)

E. Sarai geeft Abram Hagar tot bijvrouw; Hagar loopt weg, keert terug; geboorte van Ismaël (hfdst. 16)

F. Abrams naam door Jehovah in Abraham veranderd; verbond der besnijdenis gesloten; Sarai’s naam door Jehovah in Sara veranderd; de beloofde zoon moet Isaäk worden genoemd (hfdst. 17)

G. Een engel belooft Abraham dat Sara door Jehovah’s kracht binnen een jaar een zoon zal hebben; Abraham doet een goed woord om Sodom te sparen; Lot door engelen gered; steden van het District vernietigd; Lots dochters krijgen bij hun vader de zonen Moab en Ben-Ammi (hfdst. 18, 19)

H. Sara wordt door Jehovah’s ingrijpen voor Abimelech beschermd (hfdst. 20)

I. Geboorte van Isaäk; Ismaël drijft de spot en de voorzegde kwelling begint; Hagar en Ismaël weggezonden (hfdst. 21)

J. Abraham poogt Isaäk te offeren; Jehovah voegt eed aan zijn belofte toe; Abrahams zaad moet als de sterren en als de zandkorrels vermenigvuldigd worden (hfdst. 22)

K. Abraham treurt om Sara’s dood, begraaft haar in het veld dat hij van de zonen van Heth heeft gekocht (hfdst. 23)

L. Abraham zendt zijn beheerder naar Mesopotamië; Rebekka, Abrahams bloedverwante, gaat als bruid voor Isaäk mee (hfdst. 24)

M. Abraham krijgt andere zonen bij Ketura; zijn dood (25:1-11)

VIII. Ismaëls 12 zonen; zijn dood (25:12-18)

IX. De 12 fundamenten van Israël voortgebracht (25:19–35:29)

A. Esau en Jakob aan Isaäk en Rebekka geboren; Esau verkoopt eerstgeboorterecht aan Jakob (25:19-34)

B. Isaäk en Rebekka worden door Abimelech beschermd; Isaäk door Filistijnen vervolgd; verbond met Abimelech gesloten; Esau huwt (hfdst. 26)

C. Esau treft voorbereidingen om zegen van eerstgeboorterecht te ontvangen, dat hij verkocht heeft; Jakob gebruikt op aanraden van Rebekka een list en wordt door Isaäk gezegend; Esau beraamt plannen om Jakob te doden (hfdst. 27)

D. Isaäk zegent Jakob bewust, zendt hem naar Paddan-Aram; Jakob ontvangt visioen van ladder die tot de hemel reikt; Jehovah bevestigt tegenover hem de Abrahamitische verbondsbelofte; Jakob geeft de plaats de naam Bethel (hfdst. 28)

E. Jakob dient Laban zeven jaar; Laban geeft hem Lea, vervolgens Rachel; Jakob krijgt bij Lea vier zonen (hfdst. 29)

F. Jakob krijgt bij Lea en de bijvrouwen van Lea en Rachel nog zes zonen en een dochter; Rachel baart Jozef; Jakob verwerft grote rijkdom (hfdst. 30)

G. Jakob heeft zijn rijkdom aan God te danken; na 20 jaar dienst vertrekt hij om naar huis terug te keren; Laban jaagt hem na en begint met hem te twisten; in Gal-ed sluiten zij een verbond met elkaar (hfdst. 31)

H. Jakob zendt Esau een gift; worstelt met een engel; zijn naam wordt in Israël veranderd (hfdst. 32)

I. Vreedzame ontmoeting tussen Jakob en Esau; Jakob arriveert in Sichem (hfdst. 33)

J. Dina door Sichem verkracht; Simeon en Levi doden de mannen van Sichem, voeren vrouwen en kinderen weg en plunderen de stad (hfdst. 34)

K. Jakob verwijdert de buitenlandse goden uit zijn huisgezin; Rachel sterft bij de geboorte van Benjamin; Isaäks dood (hfdst. 35)

X. Esau trekt naar Seïr; zijn nakomelingen (36:1-43)

XI. Jakob en zijn 12 zonen in Kanaän (37:1–38:30)

A. Jozef begunstigd; zijn dromen; door halfbroers aan Midianitische kooplieden, Ismaëlieten, verkocht; doen het voorkomen alsof Jozef door een wild beest gedood is; Jakob houdt Jozef voor dood (hfdst. 37)

B. Omdat er voor Tamar geen zwagerhuwelijk wordt geregeld, weet zij Juda er door een list toe te brengen haar zwanger te maken; Perez en Zera worden geboren (hfdst. 38)

XII. Israël in Egypte (39:1–50:26)

A. Jozef als slaaf van Potifar, wordt vals beschuldigd, komt in de gevangenis; door Jehovah gezegend (hfdst. 39)

B. Jozef verklaart de dromen van Farao’s schenker en bakker; ze komen uit (hfdst. 40)

C. Twee jaar later wordt Jozef bij Farao geroepen om diens dromen uit te leggen; Jozef wordt tot eerste minister benoemd, huwt, slaat tijdens de zeven jaar van overvloed koren op; geboorte van Manasse en Efraïm; zevenjarige hongersnood begint (hfdst. 41)

D. Jakob zendt tien zonen naar Egypte om koren te halen; Jozef herkent hen, eist dat zij hun jongste broer meebrengen; Simeon wordt als gijzelaar vastgehouden; terugkeer uit Egypte; Ruben biedt zijn twee zonen als borg voor Benjamin aan; Jakob weigert Benjamin mee te zenden (hfdst. 42)

E. Hongersnood houdt aan; Juda wordt borg voor Benjamin; halfbroers keren met Benjamin terug; worden door Jozef op feestmaal onthaald (hfdst. 43)

F. Broers op terugreis ingehaald, beschuldigd; Juda smeekt om in plaats van Benjamin de slaaf van Jozef te worden (hfdst. 44)

G. Jozef maakt zich bekend; Jakobs huisgezin uitgenodigd naar Egypte te komen; Jakob beseft dat Jozef nog leeft (hfdst. 45)

H. Jakob trekt met zijn huisgezin naar Egypte (hfdst. 46)

I. Jakobs ontmoeting met Farao; vestigt zich in Gosen; Jozef koopt alle vee en ten slotte het gehele land Egypte met de bevolking voor Farao; een vijfde van de opbrengst van het land moet aan Farao worden gegeven (hfdst. 47)

J. Jakob zegent op zijn sterfbed Jozefs zonen, waarbij hij Efraïm boven Manasse, de eerstgeborene, stelt (hfdst. 48)

K. Jakob zegent zijn 12 zonen; Juda krijgt de zegen waardoor hem de positie van gebieder en de belofte omtrent de komende Silo wordt toegezegd; Jakob sterft (hfdst. 49)

L. Jakob wordt in de door Abraham gekochte grot in Kanaän begraven; Jozef gebiedt de zonen van Israël zijn gebeente uit Egypte mee te nemen, brengt zijn vertrouwen tot uitdrukking dat Jehovah de natie zal bevrijden; Jozef sterft (hfdst. 50)

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen