Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • ad blz. 432-433
  • Gaven van God

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Gaven van God
  • Hulp tot begrip van de bijbel
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • GAVEN VAN DIENST EN „GAVEN IN MENSEN”
  • GAVEN VAN DE GEEST
  • ANDERE WERKINGEN VAN DE GEEST
  • DE GAVEN VAN DE GEEST ONDER CONTROLE HOUDEN
  • Gaven van God
    Inzicht in de Schrift, Deel 1
  • Waarom zijn de wonderbare gaven van de geest opgehouden?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1971
  • Vindt het spreken in tongen in deze tijd zijn oorsprong bij God?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1981
  • Is het spreken in tongen een bewijs van ware aanbidding?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1963
Meer weergeven
Hulp tot begrip van de bijbel
ad blz. 432-433

GAVEN VAN GOD.

De gaven die God aan mensen schenkt, zijn een uiting van zijn onverdiende goedheid. Reeds het woord cha·risʹma (meervoud: cha·risʹma·ta), dat in de christelijke Griekse Geschriften 17 maal voorkomt, duidt op een gave die van onverdiende goedheid (chaʹris) van Gods zijde getuigt (Rom. 6:23; 1 Kor. 12:4; 2 Tim. 1:6; 1 Petr. 4:10). Het is derhalve alleen maar juist dat de van Jehovah ontvangen gaven gebruikt worden tot nut van medemensen en tot heerlijkheid van God, de Gever (1 Petr. 4:10, 11). Deze gaven zijn niet voor zelfzuchtig gebruik bestemd. Aangezien men ze „om niet ontvangen” heeft, is men ook verplicht ’om niet te geven’. — Matth. 10:8.

„Elke goede gave en elk volmaakt geschenk komt van boven” (Jak. 1:17). Jehovah is een edelmoedige Gever, die zowel de rechtvaardigen als de goddelozen voordeel laat trekken van de zonneschijn en de regen. Ja, hij geeft „aan allen leven en adem en alle dingen”. Gods gaven, ook eten en drinken en het goede dat men van zijn harde werk ziet, zijn tot vreugde van de mens (Matth. 5:45; Hand. 17:24, 25; Pred. 3:12, 13; 5:19; 1 Tim. 6:17). Dat Jehovah in zijn onverdiende goedheid zijn Zoon als loskoopoffer gaf, is een zeer kostbare gave, en degenen die geloof oefenen in het offer van Jezus Christus kunnen daardoor de gave van eeuwig leven verkrijgen (Rom. 6:23; Joh. 3:16). Zowel de ongehuwde als de gehuwde staat zijn gaven van God, waarin men zich binnen de door God gestelde beperkingen dient te verheugen. Aangezien de ongehuwde persoon vrijer is om zich zonder afleiding aan Jehovah’s dienst te wijden, is de ongehuwde staat de beste van de beide gaven. — Spr. 18:22; Matth. 19:11, 12; 1 Kor. 7:7, 17, 32-38; Hebr. 13:4.

GAVEN VAN DIENST EN „GAVEN IN MENSEN”

Diensttoewijzingen in Gods aardse regeling of organisatie zijn in werkelijkheid gaven van Jehovah (Num. 18:7; Rom. 12:6-8; Ef. 3:2, 7). Degenen die door Gods onverdiende goedheid met diensttoewijzingen zijn begunstigd, worden ook „gaven in mensen” genoemd, en Jezus Christus, die Gods vertegenwoordiger en het hoofd van de gemeente is, heeft hen aan de gemeente gegeven opdat de afzonderlijke leden opgebouwd kunnen worden en tot rijpheid kunnen geraken (Ef. 4:8, 11, 12). Opdat degene die een gave heeft, zijn verantwoordelijkheid getrouw tot zegen van anderen kan nakomen, moet hij die gave blijven aankweken en mag hij ze nooit veronachtzamen (1 Tim. 4:14; 2 Tim. 1:6). Met de hulp van Jehovah kan iedereen die vastberaden krachtsinspanningen in het werk stelt om volledig gebruik te maken van zijn capaciteiten en die vastbesloten is eventuele hinderpalen uit de weg te ruimen, de bekwaamheid ontwikkelen om elke door God toegewezen dienst te verrichten. — Fil. 4:13.

GAVEN VAN DE GEEST

In de 1ste eeuw G.T. ging de doop met heilige geest vergezeld van wonderbaarlijke gaven. Deze dienden als tekenen dat God niet langer de joodse gemeente voor zijn dienst gebruikte, maar dat zijn goedkeuring nu op de door zijn Zoon gestichte christelijke gemeente rustte (Hebr. 2:2-4). Op Pinksteren ging de uitstorting van de heilige geest vergezeld van wonderbaarlijke gaven, en in alle daarna in de Schrift vermelde voorvallen waarbij de wonderbaarlijke gaven van de geest werden overgedragen, geschiedde dit in het bijzijn van één of meer van de rechtstreeks door Jezus gekozen apostelen (Hand. 2:1, 4, 14; 8:9-20; 10:44-46; 19:6). Klaarblijkelijk kwam er met de dood van de apostelen een eind aan het overdragen van de gaven van de geest, en de wonderbaarlijke gaven van de geest hielden volledig op toen degenen die deze gaven hadden ontvangen, van het aardse toneel verdwenen.

Het verrichten van schijnbaar wonderbaarlijke werken is op zich nog geen bewijs dat iemand in opdracht van God handelt; ook is het onvermogen van Gods dienstknechten om met behulp van Gods geest wonderen te verrichten, geen reden om eraan te twijfelen dat zij Gods werktuigen zijn (Matth. 7:21-23). In de eerste eeuw kon niet iedere christen krachtige werken verrichten, genezen, in talen of tongen spreken en vertalen. Paulus en ongetwijfeld ook enkele anderen bezaten door Gods onverdiende goedheid een aantal van deze gaven van de geest. Er was echter voorzegd dat deze wonderbaarlijke gaven zouden ophouden. In feite gaf zelfs Jezus te kennen dat zijn volgelingen niet aan het verrichten van krachtige werken herkend zouden worden, maar aan de liefde die onder hen zou heersen. — 1 Kor. 12:29, 30; 13:2, 8-13; Joh. 13:35.

Paulus somt negen verschillende manifestaties of werkingen van de geest op: (1) spraak van wijsheid, (2) spraak van kennis, (3) geloof, (4) gaven van gezondmakingen, (5) krachtige werken, (6) profeteren, (7) het onderscheiden van geïnspireerde uitspraken, (8) verschillende talen en (9) het uitleggen van talen. Al deze gaven van de geest dienden een nuttig doel; ze droegen niet alleen tot de numerieke groei van de gemeente bij, maar dienden ook tot haar geestelijke opbouw. — 1 Kor. 12:7-11; 14:24-26; zie TONG.

ANDERE WERKINGEN VAN DE GEEST

Toen Paulus in verband met de plaats die door de individuele gezalfden in het lichaam van Christus wordt ingenomen, over enkele van de werkingen van de geest sprak, zei hij: „God heeft de respectieve personen in de gemeente geplaatst: ten eerste apostelen, ten tweede profeten, ten derde leraren; voorts krachtige werken, dan gaven van gezondmakingen, diensten voor hulpbetoon, bekwaamheden om leiding te geven, verschillende talen” (1 Kor. 12:27, 28). Tot de „diensten voor hulpbetoon” behoorden vermoedelijk de georganiseerde regelingen voor de materiële ondersteuning van behoeftige broeders, zoals bijvoorbeeld het uitdelen van voedsel aan behoeftige weduwen, waarvoor in de gemeente Jeruzalem zeven mannen, „vol van geest en wijsheid”, werden aangesteld (Hand. 6:1-6). „Bekwaamheden om leiding te geven” waren nodig teneinde Jezus’ opdracht om discipelen te maken, ten uitvoer te brengen (Matth. 28:19, 20). Het zendingswerk, alsook het oprichten van nieuwe gemeenten en vervolgens het dirigeren van de activiteiten van deze gemeenten, vereiste bekwame leiding. In dit verband is het opmerkenswaard dat Paulus zich met betrekking tot zijn aandeel aan Gods bouwprogramma „een wijs bestuurder van werken” noemt. — 1 Kor. 3:10.

DE GAVEN VAN DE GEEST ONDER CONTROLE HOUDEN

Op een bijeenkomst van de gemeente kon het voorkomen dat een profeet een openbaring ontving terwijl een andere profeet nog sprak. Maar degenen die de gaven van de geest hadden, konden deze gaven ook onder controle houden wanneer Gods geest over hen kwam, d.w.z. zij konden zich ervan weerhouden te spreken totdat de gelegenheid zich daartoe voordeed. Zodoende kon in de gemeente het profeteren, het spreken in talen of tongen en het vertalen op een ordelijke wijze geschieden, tot opbouw van allen. — 1 Kor. 14:26-33.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen