GODVRUCHTIGE TOEWIJDING.
Eerbied, aanbidding en dienst voor God, gepaard aan loyaliteit ten opzichte van zijn universele soevereiniteit. In de Schrift worden het Griekse woord eu·se·beiʹa en vormen van het verwante bijvoeglijk naamwoord, bijwoord en werkwoord gebruikt. Het in de bijbel gebruikte zelfstandig naamwoord kan letterlijk met „wel-verering” weergegeven worden en heeft betrekking op eerbied of toewijding ten opzichte van datgene wat waarlijk heilig en rechtvaardig is. Het antoniem van „godvruchtige toewijding” is „goddeloosheid” of „oneerbiedigheid” (Grieks: a·se·beiʹa). In Vines Expository Dictionary of New Testament Words wordt het woord a·noʹmi·a, „wetteloosheid” (2 Kor. 6:14; hier tegenover rechtvaardigheid gesteld), vergeleken met a·se·beiʹa, „goddeloosheid” (Tit. 2:12; hier tegenover godvruchtige toewijding gesteld). Dan wordt als commentaar gezegd dat a·noʹmi·a op het minachten of trotseren van Gods wetten duidt, terwijl a·se·beiʹa dezelfde houding tegenover God zelf uitdrukt. Hieruit zien wij dat in de bijbel de uitdrukking „godvruchtige toewijding” betrekking heeft op toewijding ten opzichte van Jehovah God persoonlijk. Ja, de apostel Petrus verzekert ons dat alles wat godvruchtige toewijding betreft, op de nauwkeurige kennis van God berust. — 2 Petr. 1:3.
In 1 Timotheüs 5:4 wordt de werkwoordsvorm euʹse·bein gebruikt met betrekking tot het gedrag van kinderen of kleinkinderen ten opzichte van hun moeder of grootmoeder die weduwe geworden is. God is de Insteller van de gezinsregeling (Ef. 3:14, 15), en de bijbel vergelijkt het huisgezin van God met de gezinseenheid. Wie derhalve in het christelijke gezin in de onderlinge verhoudingen eerbied of godvruchtige toewijding aan de dag legt, eert daardoor in werkelijkheid God en gehoorzaamt Gods geboden met betrekking tot het gezin en het juiste gedrag van de gezinsleden.
’HET HEILIGE GEHEIM VAN GODVRUCHTIGE TOEWIJDING’
Het beste voorbeeld van godvruchtige toewijding is Jezus Christus. De apostel Paulus schreef aan Timotheüs: „Ja, het heilige geheim van deze godvruchtige toewijding is, zoals algemeen wordt erkend, groot: ’Hij werd openbaar gemaakt in het vlees, werd rechtvaardig verklaard in geest, is verschenen aan engelen, werd gepredikt onder natiën, werd geloofd in de wereld, werd opgenomen in heerlijkheid’” (1 Tim. 3:16). De volmaakte mens Adam had niet het volmaakte voorbeeld van godvruchtige toewijding gesteld. Geen van zijn kinderen, die in onvolmaaktheid waren geboren, was hiertoe in staat. Wie zou er wel toe in staat zijn? Toen Gods Zoon naar de aarde kwam en tijdens zijn loopbaan aan zijn rechtschapenheid vasthield, werd deze vraag beantwoord en het heilige geheim onthuld.
Jezus Christus was de enige mens die in elk opzicht op volmaakte wijze godvruchtige toewijding aan de dag legde en aldus bewees dat de mens in het vlees een dergelijke toewijding aan de dag kan leggen. Jezus bleef ondanks de zware beproevingen die hij aan het einde van zijn aardse loopbaan moest verduren, „loyaal, schuldeloos, onbesmet, afgescheiden van de zondaars” (Hebr. 7:26). Er was geen smet aan zijn rechtschapenheid te vinden waarvoor hij bij God aangeklaagd zou kunnen worden. Hij zei vóór zijn dood: „Ik heb de wereld overwonnen”, en: „De heerser van de wereld is op komst. En hij heeft geen vat op mij” (Joh. 16:33; 14:30). Geen onrechtvaardigheid was in hem te vinden. Hij kon terecht tot zijn vijanden zeggen: „Wie van u overtuigt mij van zonde?” (Joh. 8:46) Wat door de onthulling van „het heilige geheim van deze godvruchtige toewijding” openbaar werd, is zo groots en betekent zo veel voor de mensheid, dat het in de gehele wereld bekendgemaakt moet worden. Het vormt de grondslag van christelijke godvruchtige toewijding en het model voor het gedrag van de gemeente.
OEFENING, MET TEVREDENHEID, ONONTBEERLIJK
Volledige godvruchtige toewijding bereikt een christen slechts wanneer hij zich er krachtig in oefent. Dit houdt ook in dat hij tegenstand en vervolging moet verduren (2 Tim. 3:12). Hij heeft daarbij niet het zelfzuchtige oogmerk of doel om materialistisch gewin te behalen. Maar dit neemt niet weg dat degene die tevreden is met zijn lot en zich voortdurend in godvruchtige toewijding oefent, gepaard aan het genoegen nemen met wat men heeft, toch gewin behaalt. Ze houdt namelijk een belofte in voor zowel het „tegenwoordige” leven — geestelijke gezondheid, tevredenheid, geluk en een zinvol leven — als het „toekomende” leven. — 1 Tim. 4:7, 8; 6:6-8; vergelijk Spreuken 3:7, 8; 4:20-22.
Hoewel degene die godvruchtige toewijding heeft, misschien aan vervolging en moeilijkheden het hoofd moet bieden, hoeft hij niet bevreesd te zijn, want „Jehovah [weet] mensen van godvruchtige toewijding uit beproeving te bevrijden” (2 Petr. 2:9). De apostel Petrus raadt christenen aan om bij hun volharding godvruchtige toewijding te voegen (2 Petr. 1:5, 6). Hij vermaant hen mensen te zijn die zich onderscheiden door „heilige gedragingen en daden van godvruchtige toewijding”, opdat zij het oordeel van Jehovah’s dag kunnen overleven. — 2 Petr. 3:7, 10, 11; 1 Petr. 4:18.
DE KRACHT VAN GODVRUCHTIGE TOEWIJDING
Wie voorgeeft godvruchtige toewijding te hebben, moet erkennen dat deze hoedanigheid de kracht bezit om zijn persoonlijkheid te veranderen en moet in alle oprechtheid en zuiverheid godsvrucht nastreven (1 Tim. 6:11; Ef. 4:20-24). Hij moet erkennen dat Gods Woord Gods zienswijze met betrekking tot de weg van godvruchtige toewijding tot uitdrukking brengt en dat hij zich derhalve aan de daarin gegeven richtlijnen moet houden (Tit. 1:1; 2 Petr. 1:3). Aangezien godvruchtige toewijding op God persoonlijk gericht is, leert men hem door zijn Woord en geest persoonlijk kennen, raakt men vertrouwd met hem en gaat men meer op hem gelijken, ja, men wordt zijn navolger of nabootser (Ef. 5:1). Zo iemand zal er steeds beter in slagen Jehovah’s voortreffelijke eigenschappen te weerspiegelen. — 2 Kor. 3:18.
Als men zijn godvruchtige toewijding niet zorgvuldig behoedt, wordt men geestelijk ziek (1 Tim. 6:3, 4). De apostel Paulus waarschuwde zijn jongere mededienaar Timotheüs voor goddeloze personen, die beweerden aan God toegewijd te zijn. Hij vermaande Timotheüs het Woord der waarheid juist te hanteren en holle klanken waardoor wat heilig is geweld wordt aangedaan, te mijden, opdat hij niet van de weg der godvruchtige toewijding afgebracht zou worden. Vervolgens wees hij erop dat er personen zouden zijn die allerlei slechtheid zouden beoefenen en huichelachtig zouden voorgeven een vorm van godvruchtige toewijding te hebben, maar de kracht ervan niet zouden blijken te bezitten (2 Tim. 2:15, 16; 3:1-5). Judas wijst er eveneens op dat zulke personen geen oprechte eerbied voor God of toewijding jegens Hem zouden hebben en dat zij geen respect of waardering voor Gods onverdiende goedheid zouden bezitten. Zij zouden godsvrucht gebruiken voor materialistisch of sensueel gewin. Hun huichelarij blijkt uit hun losbandig gedrag. — Jud. 4.