Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • ad blz. 544
  • Hades

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Hades
  • Hulp tot begrip van de bijbel
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • JEZUS EN DE GEMEENTE UIT HADES BEVRIJD
  • ZINNEBEELDIG GEBRUIK
  • Hades
    Inzicht in de Schrift, Deel 1
  • De dood en Hades zullen de doden teruggeven
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1965
  • Wat zijn Sjeool en Hades?
    Wat leert de bijbel echt?
  • De kracht van de opstandingshoop
    Verenigd in de aanbidding van de enige ware God
Meer weergeven
Hulp tot begrip van de bijbel
ad blz. 544

HADES

(Ha̱des).

Dit is de algemeen gebruikelijke translitteratie in het Nederlands van het corresponderende Griekse woord haiʹdes. Het betekent letterlijk „de onzichtbare plaats”. In de vroegste handschriften van de christelijke Griekse Geschriften komt het woord Hades in totaal tien keer voor. — Matth. 11:23; 16:18; Luk. 10:15; 16:23; Hand. 2:27, 31; Openb. 1:18; 6:8; 20:13, 14.

De vertalers van de Griekse Septuaginta-vertaling van de Hebreeuwse Geschriften (van Genesis tot Maleachi) gebruikten het woord „Hades” 73 keer, waarvan 60 keer als vertaling van het Hebreeuwse woord sje’ōlʹ, dat gewoonlijk met „Sjeool” wordt weergegeven. Lukas, de door God geïnspireerde schrijver van het boek Handelingen, toonde duidelijk aan dat Hades het Griekse equivalent van Sjeool is toen hij Psalm 16:10, die door Petrus werd aangehaald, vertaalde (Hand. 2:27). Omgekeerd wordt in negen moderne Hebreeuwse vertalingen van de christelijke Griekse Geschriften het woord Hades in Openbaring 20:13, 14 met „Sjeool” vertaald; en de Syrische vertaling gebruikt het verwante woord Sjioel.

In alle gevallen waarin het woord Hades in de christelijke Griekse Geschriften wordt gebruikt, houdt het verband met de dood, ofwel in het vers zelf of in de onmiddellijke context — met uitzondering van de twee schriftplaatsen die in de volgende paragraaf worden aangehaald. Hades heeft geen betrekking op een afzonderlijk graf (Grieks: taʹfos) of een afzonderlijke graftombe (Grieks: mneʹma) of een afzonderlijk herinneringsgraf (Grieks: mne·meiʹon), maar op het gemeenschappelijke graf van de gehele mensheid, waar de doden en begravenen aan het oog onttrokken zijn. Het betekent dus hetzelfde als het corresponderende woord Sjeool, en een onderzoek van het gebruik van het woord Hades in alle tien de gevallen waarin het voorkomt, bevestigt dit.

In Mattheüs 11:23, waar het voor het eerst voorkomt en waar Jezus Christus de stad Kapernaüm berispt wegens haar ongeloof, gebruikt hij Hades om af te schilderen hoezeer Kapernaüm vernederd zou worden in tegenstelling tot haar aanmatiging zich tot de hemel te willen verhogen. Een parallelle schriftplaats vindt men in Lukas 10:15. Merk op hoe in Job 11:7, 8 het woord Sjeool op soortgelijke wijze wordt gebruikt.

JEZUS EN DE GEMEENTE UIT HADES BEVRIJD

In Mattheüs 16:18 zei Jezus betreffende de christelijke gemeente: „De poorten van Hades [„de macht van het dodenrijk”, GNB] zullen haar niet overweldigen.” Evenzo zei koning Hizkia toen hij zich op de rand van de dood bevond: „In het midden van mijn dagen moet ik de poorten van Sjeool binnengaan” (Jes. 38:10). Jezus’ belofte met betrekking tot de zegepraal over Hades betekent dus klaarblijkelijk dat de „poorten” van Hades zich zullen openen om de leden van de christelijke gemeente door middel van een opstanding uit Hades te bevrijden, zoals ook met Christus Jezus zelf is gebeurd.

Aangezien Hades betrekking heeft op het gemeenschappelijke graf van de gehele mensheid, dus op een plaats en niet op een toestand, ging Jezus „de poorten van Hades” binnen toen hij door Jozef van Arimathea werd begraven. Met Pinksteren in 33 G.T. zei Petrus betreffende Christus „dat hij niet werd verlaten in Hades en dat zijn vlees het verderf niet heeft gezien. Deze Jezus is door God opgewekt, van welk feit wij allen getuigen zijn” (Hand. 2:25-27, 29-32; Ps. 16:10). Terwijl „de poorten van Hades” (Matth. 16:18) in de dagen van Petrus voor David nog gesloten waren (Hand. 2:29), waren ze voor Christus Jezus opengezwaaid toen zijn Vader hem uit Hades opwekte. Daarna kwam Jezus, door de hem verleende macht om de doden op te wekken (Joh. 5:21-30), in het bezit van „de sleutels van de dood en van Hades”. — Openb. 1:17, 18.

ZINNEBEELDIG GEBRUIK

In Openbaring 6:8 wordt in beeldspraak gezegd dat Hades de ruiter van het vale paard, de gepersonifieerde Dood, op de voet volgt om degenen te ontvangen die tengevolge van oorlog, hongersnood, plagen en wilde beesten zijn gedood.

Behalve Hades — het gemeenschappelijke graf in de aarde — wordt ook de zee (waarin sommigen hun graf hebben gevonden) genoemd om te beklemtonen dat het inderdaad om alle doden gaat wanneer Openbaring 20:13, 14 zegt dat de zee, de dood en Hades de doden die zich daarin bevinden, moeten opgeven. Daarna worden de dood en Hades (maar niet de zee) in „het meer van vuur”, „de tweede dood”, geslingerd. Daardoor ’sterven’ ze, figuurlijk gesproken, ze houden op te bestaan, en dit betekent het einde van Hades (Sjeool), het gemeenschappelijke graf van de mensheid, alsook van de overgeërfde, Adamitische dood.

De overgebleven schriftplaats waarin Hades wordt gebruikt, is te vinden in Lukas 16:22-26, het verslag van de ’rijke man’ en „Lazarus”. De taal in dit gehele verslag heeft duidelijk een parabolisch karakter en kan met het oog op alle voorgaande schriftplaatsen niet letterlijk opgevat worden. Merk echter op dat er over de ’rijke man’ uit de gelijkenis wordt gezegd dat hij in Hades werd „begraven”, — nog een bewijs dat Hades het gemeenschappelijke graf van de mensheid is.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen