HOFNI
(Ho̱fni) [kikkervisje, holte van de hand].
Een van de zonen van de hogepriester Eli. Hofni en zijn broer Pinehas waren „nietswaardige mannen”, die zich schuldig maakten aan godonterend gedrag en grove immoraliteit (1 Sam. 1:3; 2:12-17, 22-25). Wegens deze ontrouw werd Hofni, die in de 12de eeuw v.G.T. als priester in Jehovah’s heiligdom diende, door Jehovah ter dood veroordeeld, welk vonnis werd voltrokken toen de Filistijnen de heilige ark buitmaakten. — 1 Sam. 2:34; 4:4, 11, 17; zie PINEHAS nr. 2.