Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • ad blz. 1206-1208
  • Paard

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Paard
  • Hulp tot begrip van de bijbel
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • GEBRUIK IN DE OORLOGVOERING
  • VAN SALOMO’S TIJD TOT DE TERUGKEER UIT BALLINGSCHAP
  • FIGUURLIJK GEBRUIK
  • Paard
    Inzicht in de Schrift, Deel 2
  • Zij bewerken het land nog met paarden
    Ontwaakt! 1996
  • Vragen van lezers
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1963
  • Het einde van alle kwaad
    Mijn boek met bijbelverhalen
Meer weergeven
Hulp tot begrip van de bijbel
ad blz. 1206-1208

PAARD.

Deze bekende viervoeter met zijn harde hoeven (Jes. 5:28) en zijn golvende manen en staart (Job 39:19) is van oudsher een metgezel van de mens geweest en door hem met toom en zweep beteugeld (Ps. 32:9; Spr. 26:3; Jak. 3:3). Toen Jehovah, de Schepper van het paard, Job terechtwees, beschreef hij enkele van de belangrijkste kenmerken van dit dier: zijn sterkte, zijn gesnuif met zijn grote neusgaten, zijn ongeduldig omwoelen van de grond, zijn opwinding in afwachting van de strijd en zijn onverschrokkenheid bij het kletteren van de wapens. — Job 39:19-25.

GEBRUIK IN DE OORLOGVOERING

In de oudheid gebruikte men het paard hoofdzakelijk in de oorlogvoering (Spr. 21:31; Jes. 5:28; Jer. 4:13; 8:16; 46:4, 9), maar ook als lastdier en op de jacht. Wanneer er in de Schrift melding wordt gemaakt van het paard, buiten het gebruik ervan voor oorlogsdoeleinden, is dit gewoonlijk in verband met koningen, vorsten, regeringsfunctionarissen of snelle communicatiesystemen. — 2 Sam. 15:1; Pred. 10:7; Esth. 6:7, 8; 8:14; Jer. 17:25; 22:4.

Paarden vormden zo’n geducht onderdeel van een doeltreffende strijdmacht dat alleen al het geluid van een groot aantal paarden en wagens voldoende was om vrees aan te jagen en een leger te doen geloven dat het numeriek in de minderheid was, zodat het in paniek op de vlucht sloeg (2 Kon. 7:6, 7). De militaire macht van Egypte, Assyrië, Babylonië, Medo-Perzië en andere natiën hing voor een groot deel van paarden af (Jes. 31:1, 3; Jer. 6:22, 23; 50:35, 37, 41, 42; 51:27, 28; Ezech. 23:5, 6, 23; 26:7, 10, 11; Nah. 3:1, 2; Hab. 1:6, 8). Op oude monumenten staan veelvuldig afbeeldingen van paarden, uitgerust met tomen, teugels, kopversieringen, zadelkleden, enz.

De Israëlieten, Gods uitverkoren volk uit de oudheid, mochten echter niet zo zijn als de Egyptenaren en andere toenmalige natiën, die dachten dat paarden en wagens onontbeerlijk waren voor hun veiligheid en onafhankelijkheid. De Israëlitische koningen mochten geen paarden voor zich vermeerderen (Deut. 17:15, 16). In plaats van op een strijdmacht, op paarden en wagens, te vertrouwen, moesten de Israëlieten voor hulp naar Jehovah opzien en zich nooit door de oorlogsuitrusting van hun vijanden vrees laten inboezemen. — Deut. 20:1-4; Ps. 20:7; 33:17; Hos. 1:7.

Koning David van Israël hield zich aan Jehovah’s verbod om paarden voor zich te vermeerderen. Na zijn overwinning op Hadadezer van Zoba had David veel paarden aan zijn leger kunnen toevoegen, maar hij behield er slechts zoveel als hij dacht op dat ogenblik nodig te hebben; van de overige beval hij de pezen door te snijden (2 Sam. 8:3, 4; 1 Kron. 18:3, 4). Dit strookte ook met de goddelijke aanwijzingen die Jozua bij de verovering van het Beloofde Land had opgevolgd. — Joz. 11:6, 9; zie PEES.

VAN SALOMO’S TIJD TOT DE TERUGKEER UIT BALLINGSCHAP

Salomo, Davids zoon en opvolger, schafte zich mettertijd echter duizenden paarden aan (1 Kon. 4:26 [de opgave „veertigduizend stalboxen voor de paarden” wordt over het algemeen als een afschrijffout beschouwd; men vermoedt dat er „vierduizend” heeft gestaan]; vergelijk 2 Kronieken 9:25). Zowel uit Egypte als uit andere landen betrok koning Salomo paarden (2 Kron. 9:28). De mensen die kwamen om zijn wijsheid te horen, brachten hem geschenken, waaronder ook paarden (1 Kon. 10:24, 25; 2 Kron. 9:23, 24). De dieren waren in speciale wagensteden alsook in Jeruzalem ondergebracht (1 Kon. 9:17-19; 10:26). Gerst en stro als voer voor de paarden werden verschaft door de regionale gevolmachtigden, die tot taak hadden de tafel van de koning van voedsel te voorzien. — 1 Kon. 4:27, 28.

In latere jaren gebruikten de koningen van Juda en Israël paarden in de oorlogvoering (1 Kon. 22:4; 2 Kon. 3:7). Met betrekking tot het land Juda zei de profeet Jesaja dat het gevuld was met paarden (Jes. 2:1, 7). Ofschoon de bijbelse geschiedenis laat zien dat de Israëlieten door droogte, hongersnood en militaire nederlagen soms veel paarden verloren (1 Kon. 17:1; 18:1, 2, 5; 2 Kon. 7:13, 14; 13:7; Amos 4:10), stelden zij nochtans hun vertrouwen in paarden en zagen voor militaire hulp naar Egypte op (Jes. 30:16; 31:1, 3). Goddeloze koningen van Juda brachten zelfs bepaalde paarden op het heilige terrein van Jehovah’s tempel en wijdden ze aan de heidense zonnecultus (2 Kon. 23:11). Zedekia, de laatste Judese koning, rebelleerde tegen koning Nebukadnezar van Babylon en vroeg vervolgens Egypte om paarden en militaire hulp (2 Kron. 36:11, 13; Ezech. 17:15). Dientengevolge ging Juda, zoals was voorzegd, in ballingschap. — Ezech. 17:16-21; Jer. 52:11-14.

Tot de lastdieren waarop Gods verstrooide volk naar Jeruzalem gebracht zou worden, zouden ook paarden behoren (Jes. 66:20). Het is derhalve opmerkelijk dat in de eerste vervulling van de herstellingsprofetieën de terugkerende joden 736 paarden meebrachten. — Ezra 2:1, 66; Neh. 7:68.

FIGUURLIJK GEBRUIK

In de Schrift worden paarden herhaaldelijk in een figuurlijke setting gebruikt. De overspelige zonen van het ontrouwe Jeruzalem worden met „bronstige paarden” vergeleken (Jer. 5:7, 8). De halsstarrige, onberouwvolle houding van een afvallig volk wordt met de onstuimige aard van een paard vergeleken, dat zich zonder rekening te houden met de gevolgen in de strijd stort (Jer. 8:6). Het ontrouwe Jeruzalem prostitueerde zich met de heersers van heidense natiën en koesterde een zinnelijk verlangen naar hen in de trant van bijvrouwen die toebehoorden aan degenen wier geslachtsdrift met die van hengsten werd vergeleken. — Ezech. 23:20, 21.

De speciale aandacht die aan een koninklijk strijdros wordt geschonken en zijn overdadige versiering vormen een afbeelding van de goedgunstige aandacht die Jehovah op zijn berouwvolle volk richt, waardoor het op een overwinnend strijdros lijkt. — Zach. 10:3-6.

Jehovah’s onzichtbare hemelse oorlogsuitrusting wordt door vurige paarden en strijdwagens afgebeeld (2 Kon. 2:11, 12). Bij één gelegenheid bad Elisa of de ogen van zijn doodsbange bediende geopend mochten worden opdat hij zou zien dat ’het bergland vol vurige paarden en strijdwagens was’, die zich rondom Elisa bevonden om hem te beschermen voor de hem omringende Syrische strijdkrachten die uitgezonden waren om hem gevangen te nemen. — 2 Kon. 6:17.

Eeuwen later kreeg Zacharia een visioen waarin hij vier wagens zag; voor de eerste wagen waren rode paarden, voor de tweede zwarte paarden, voor de derde witte paarden en voor de vierde gevlekte, bontgekleurde paarden. Van deze paarden werd gezegd dat ze de „vier geesten van de hemel” waren. — Zach. 6:1-8; zie ook Zacharia 1:8-11.

Uit Zacharia’s profetie over degenen die krijgsdienst tegen Jeruzalem zouden verrichten, bleek dat Jehovah zijn volk te hulp zou komen en de vijanden en hun paarden zou vernietigen (Zach. 14:12-15; zie ook Ezechiël hoofdstuk 38 en 39). Een van de daaruit voortvloeiende zegeningen zou zijn dat het paard niet meer voor oorlogsdoeleinden zou worden gebruikt. Het zou veeleer dienst doen als een werktuig tot Gods heerlijkheid, zoals door de volgende woorden te kennen wordt gegeven: „Op de bellen van het paard [zal] blijken te staan: ’Heiligheid behoort Jehovah toe!’” (Zach. 14:20; vergelijk Exodus 28:36, 37) De afsnijding van de strijdwagen en het paard duidt ook op een herstel van de vrede. — Zach. 9:10.

In een visioen dat de apostel Johannes had, zag hij de verheerlijkte Jezus Christus afgebeeld als een ruiter op een wit paard, gevolgd door een leger van ruiters op witte paarden. Dit visioen werd aan Johannes onthuld om te tonen dat de oorlog die Christus voor Jehovah, zijn God en Vader, tegen alle vijanden zal voeren, een rechtvaardige oorlog is (Openb. 19:11, 14). Christus’ optreden als Koning en de rampspoeden die daarop volgen, zijn reeds in een eerder visioen door verschillende ruiters en hun paarden afgebeeld. — Openb. 6:2-8.

Johannes zag ook legers der ruiterij ten getale van „twee myriaden maal myriaden” (200.000.000), die gemachtigd waren Gods vernietigingsoordelen te voltrekken. De paarden hadden in hun kop en in hun staart doodaanbrengende macht en stonden alle blijkbaar onder leiding van de vier engelen die bij de Eufraat vastgebonden waren. — Openb. 9:15-19.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen