Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • ad blz. 651-653
  • Hosea, het boek

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Hosea, het boek
  • Hulp tot begrip van de bijbel
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • WANNEER EN WAAR GESCHREVEN
  • ACHTERGROND
  • HOSEA’S VROUW EN HAAR KINDEREN
  • STIJL
  • VERWIJZINGEN ERNAAR IN DE CHRISTELIJKE GRIEKSE GESCHRIFTEN
  • VERVULDE PROFETIEËN
  • OVERZICHT VAN DE INHOUD
  • Bijbelboek nummer 28 — Hosea
    „De gehele Schrift is door God geïnspireerd en nuttig”
  • Hosea, Het boek
    Inzicht in de Schrift, Deel 1
  • Hosea’s profetie helpt ons met God te wandelen
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2005
  • Hoofdpunten uit het boek Hosea
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2007
Meer weergeven
Hulp tot begrip van de bijbel
ad blz. 651-653

HOSEA, HET BOEK.

Een boek van de Hebreeuwse Geschriften dat door „Hosea, de zoon van Beëri”, werd geschreven (Hos. 1:1). Hierin wordt het huiselijk leven van de schrijver vergeleken met de verhouding tussen God en Israël (hfdst. 1–3). Het boek laat zien dat louter formele religieuze ceremoniën Jehovah niet welgevallig zijn (6:6). Tevens beklemtoont het Gods barmhartigheid en liefderijke goedheid. — 2:19; 11:1-4; 14:4.

WANNEER EN WAAR GESCHREVEN

Hosea begon als profeet dienst te verrichten in de tijd dat Uzzia, de koning van Juda (829–777 v.G.T.), en Jerobeam II, de koning van Israël (ca. 844–803 v.G.T.), tijdgenoten waren, dus niet later dan 803 v.G.T., het jaar waarin de heerschappij van Jerobeam blijkbaar eindigde (Hos. 1:1). Hosea zette zijn bediening als profeet voort tot in de regeringsperiode van Hizkia, de koning van Juda die rond het jaar 746 v.G.T. begon te regeren. Hosea heeft dus in elk geval niet minder dan 57 jaar als profeet dienst verricht, maar ongetwijfeld ook nog enige tijd gedurende de regering van Jerobeam en van Hizkia, zodat het totale aantal van zijn dienstjaren wat hoger ligt. Hoewel Hosea een profetie met betrekking tot de verwoesting van Samaria optekende (Hos. 13:16), berichtte hij niets over de vervulling ervan. Dat had hij waarschijnlijk wel gedaan wanneer hij tot in het jaar 740 v.G.T., het jaar waarin Samaria viel, aan zijn boek had geschreven. Kennelijk werd het boek Hosea dus in het gebied van Samaria geschreven en tussen 746 en 740 v.G.T. voltooid.

ACHTERGROND

Het boek Hosea handelt voornamelijk over het noordelijke tienstammenrijk Israël (ook wel „Efraïm” genoemd, naar de belangrijkste stam; de namen worden in het boek door elkaar gebruikt). Toen Hosea tijdens de regering van koning Jerobeam begon te profeteren, genoot Israël materiële voorspoed. Maar het volk had de kennis van God verworpen (Hos. 4:6). Tot hun goddeloze praktijken behoorden bloedvergieten, diefstal, hoererij, overspel, Baälverering en kalveraanbidding (Hos. 2:8, 13; 4:2, 13, 14; 10:5). Na de dood van koning Jerobeam verdween de welvaart en ontstonden er verschrikkelijke toestanden, die gekenmerkt werden door onrust en politieke moorden (2 Kon. 14:29–15:30). De getrouwe Hosea profeteerde ook onder deze omstandigheden. In het jaar 740 v.G.T. viel Samaria ten slotte in handen van de Assyriërs, waarmee het tienstammenrijk ten einde kwam. — 2 Kon. 17:6.

HOSEA’S VROUW EN HAAR KINDEREN

Op bevel van Jehovah nam Hosea zich „een vrouw van hoererij en kinderen van hoererij” (Hos. 1:2). Dit betekent niet noodzakelijkerwijs dat de profeet met een prostituée of een immorele vrouw trouwde die al onwettige kinderen had. Het kan ook zijn dat zijn vrouw overspel zou plegen en kinderen van andere mannen zou krijgen nadat zij met de profeet getrouwd was. Hosea trouwde met Gomer, die „hem . . . een zoon baarde”, namelijk Jizreël (1:3, 4). Later bracht Gomer een dochter, Lo-Ruchama, ter wereld en daarna een zoon met de naam Lo-Ammi. Beide kinderen werden mogelijk uit overspel geboren, want de profeet wordt in verband met de geboorte van deze kinderen niet genoemd (1:6, 8, 9). Lo-Ruchama betekent „haar werd geen barmhartigheid betoond”, en de betekenis van Lo-Ammi is „niet mijn volk”. Deze namen geven te kennen dat het weerspannige Israël zich Jehovah’s misnoegen op de hals had gehaald. Daarentegen wordt in een herstellingsprofetie de naam van de eerstgeborene — „Jizreël”, wat „God zal zaaien” betekent — in gunstige zin op het volk toegepast. — 2:21-23.

Na de geboorte van deze kinderen verliet Gomer Hosea klaarblijkelijk en ging naar haar minnaars. Er wordt echter niet gezegd dat de profeet zich van haar liet scheiden. Kennelijk werd zij later door haar minnaars in de steek gelaten en geraakte zij in armoede en slavernij, want Hosea 3:1-3 schijnt te kennen te geven dat de profeet haar kocht voor de prijs van een slavin en haar als echtgenote terugnam. Zijn verhouding tot Gomer kwam overeen met de verhouding van Jehovah tot Israël, want God was bereid zijn zondige volk terug te nemen nadat zij berouw hadden gekregen van hun geestelijke overspel. — 2:16, 19, 20; 3:1-5.

STIJL

Hosea schrijft in een bondige, soms zelfs abrupte stijl. Gedachten wisselen elkaar snel af. Het boek brengt veel gevoel en kracht tot uitdrukking in de vorm van terechtwijzingen, waarschuwingen en vermaningen, maar ook in liefdevolle aansporingen tot berouw. Ook bevat het voorbeelden van schitterende beeldspraak. — 4:16; 5:13, 14; 6:3, 4; 7:4-8, 11, 12; 8:7; 9:10; 10:1, 7, 11-13; 11:3, 4; 13:3, 7, 8, 15; 14:5-7.

VERWIJZINGEN ERNAAR IN DE CHRISTELIJKE GRIEKSE GESCHRIFTEN

Jezus Christus citeerde Hosea 6:6 tweemaal, met de woorden: „Ik wil barmhartigheid en geen slachtoffer” (Matth. 9:13; 12:7). Toen hij een oordeel over Jeruzalem uitsprak (Luk. 23:30), verwees hij naar Hosea 10:8, en in Openbaring 6:16 is dezelfde uitspraak te vinden. Paulus en Petrus verwezen beiden naar Hosea 1:10 en 2:23 (Rom. 9:25, 26; 1 Petr. 2:10). Toen Paulus de opstanding behandelde, deed hij met de vraag: „Dood, waar is uw overwinning? Dood, waar is uw angel?” (1 Kor. 15:55), een aanhaling uit Hosea 13:14 (LXX). Vergelijk ook Hosea 14:2 met Hebreeën 13:15.

VERVULDE PROFETIEËN

De profetische woorden in Hosea 13:16 met betrekking tot de val van Samaria zijn in vervulling gegaan. Hosea’s profetie gaf ook te kennen dat Israël door de minnaars die zij onder de natiën had, verlaten zou worden (Hos. 8:7-10). Deze minnaars boden inderdaad geen hulp toen Samaria in 740 v.G.T. werd vernietigd en de bewoners van Israël als gevangenen naar Assyrië werden gevoerd. — 2 Kon. 17:3-6.

In Hosea’s profetie werd voorzegd dat God vuur in de steden van Juda zou zenden (Hos. 8:14). In het 14de jaar van de regering van koning Hizkia „trok Sanherib, de koning van Assyrië, op tegen alle versterkte steden van Juda en veroverde ze vervolgens” (2 Kon. 18:13). Hosea profeteerde echter ook dat Jehovah Juda zou redden (Hos. 1:7). Dit gebeurde toen God Sanheribs voorgenomen aanval op Jeruzalem verijdelde doordat Jehovah’s engel in één nacht 185.000 man van het Assyrische leger doodde (2 Kon. 19:34, 35). Maar er kwam een veel verwoestender „vuur” toen Jeruzalem en de steden van Juda in 607 v.G.T. door koning Nebukadnezar van Babylon werden vernietigd. — 2 Kron. 36:19; Jer. 34:6, 7.

Desondanks werd er, in overeenstemming met de geïnspireerde herstellingsprofetieën in het boek Hosea, een overblijfsel van Juda en Israël bijeengebracht en in 537 v.G.T. uit Babylonië, het land van hun ballingschap, bevrijd (Hos. 1:10, 11; 2:14-23; 3:5; 11:8-11; 13:14; 14:1-8; Ezra 3:1-3). Paulus gebruikte de woorden uit Hosea 1:10 en 2:23 om de onverdiende goedheid te beklemtonen die God jegens „vaten van barmhartigheid” tot uitdrukking brengt, en ook Petrus gebruikte deze bijbelpassages. De verklaringen van de beide apostelen laten zien dat deze profetieën ook van toepassing zijn op het feit dat God in zijn barmhartigheid een geestelijk overblijfsel zou bijeenbrengen. — Rom. 9:22-26; 1 Petr. 2:10.

In het boek Hosea is ook een profetie betreffende de Messias te vinden. Mattheüs bracht de woorden in Hosea 11:1 („uit Egypte heb ik mijn zoon geroepen”) van toepassing op het kind Jezus, dat naar Egypte werd gebracht maar later naar Palestina terugkeerde. — Matth. 2:14, 15.

OVERZICHT VAN DE INHOUD

I. Israëls overspel en herstel; de parallel (1:1–3:5)

A. Hosea’s vrouw en de kinderen die zij baart (1:1-9)

1. God gebiedt Hosea zich ’een vrouw en kinderen van hoererij te nemen, want Israël keert zich van het volgen van Jehovah af’ (1:2)

2. Hosea volgt dit gebod op en neemt Gomer tot vrouw (1:3)

a. Zij baart hem een zoon, Jizreël (1:3-5)

b. Zij brengt een dochter ter wereld, die Lo-Ruchama wordt genoemd, want Jehovah zal geen barmhartigheid betonen jegens Israël; jegens Juda echter wel (1:6, 7)

c. Gomer baart een zoon, die de naam Lo-Ammi krijgt, „want gijlieden zijt mijn volk niet” (1:8, 9)

B. Herstel voorzegd; Israël en Juda zullen worden „bijeengebracht tot een eenheid” (1:10–2:1)

C. Jehovah zal Israël wegens hoererij straffen en zegeningen, die Israël ten behoeve van de Baälaanbidding heeft misbruikt, wegnemen (2:2-13)

D. Israël zal tot Jehovah als echtgenoot en God terugkeren (2:14-23)

1. Zij zal in rechtvaardigheid, gerechtigheid, liefderijke goedheid, barmhartigheden en getrouwheid met Hem verloofd zijn (2:14-20)

2. Jehovah zal Israël weer zegenen, en in overeenstemming met de betekenis van Jizreël ’zal God Israël zaaien en haar barmhartigheid betonen’ (2:21-23)

E. Evenals Hosea’s losgekochte overspelige vrouw ’zal Israël terugkomen en Jehovah en David, hun koning, zoeken’ (3:1-5)

II. Profetische oordeelsuitspraken tegen Efraïm (Israël) en Juda wegens hun ontrouw jegens Jehovah (4:1–13:16)

A. God zal Israël en Juda wegens hun zonden ter verantwoording roepen (4:1–5:15)

1. Geweld heeft in Israël de overhand en het volk verwerpt kennis van God, hetgeen tot gevolg heeft dat het door God wordt verworpen (4:1-8)

2. Jehovah zal het volk wegens afgoderij en hoererij ter verantwoording roepen (4:9-19)

3. Noch de leiders noch het volk hebben Jehovah erkend; hij zal Efraïm en Juda oordelen (5:1-15)

B. Het volk wordt ertoe aangespoord tot Jehovah terug te keren; het streeft echter naar wereldse verbintenissen en wordt daarom door God gestraft (6:1–8:14)

1. Het dringende verzoek om tot Jehovah terug te keren en genezen te worden (6:1-3)

2. Hun liefderijke goedheid vergaat; Jehovah schept echter behagen in liefderijke goedheid en niet in slachtoffers, en in „kennis van God meer dan in volledige brandoffers” (6:4-6)

3. Zij hebben Zijn verbond overtreden en goddeloosheid beoefend (6:7–7:7)

4. Efraïm heeft zich tot Egypte en Assyrië gewend om hulp en niet tot Jehovah; hij zal hen wegens hun dwaling streng onderrichten (7:8-16)

5. Zij hebben wind gezaaid en zullen een stormwind oogsten; Israël moet verzwolgen worden en Juda’s steden zullen verbrand worden (8:1-14)

C. Efraïms zondigheid zal tot gevolg hebben dat zij door God verworpen worden, „en zij zullen vluchtelingen onder de natiën worden” (9:1-17)

D. Israël, „een verwilderende wijnstok”, zal te gronde worden gericht (10:1-15)

E. Jehovah’s liefde voor Israël (11:1-11)

1. Israël werd vanaf zijn jeugd door God bemind (11:1-4)

2. Verbanning naar Assyrië wegens ontrouw voorzegd, maar er zal ook herstel zijn (11:5-11)

F. Efraïms goddeloosheid en de gevolgen ervan (11:12–13:16)

1. Efraïm beoefent leugen en bedrog; wendt zich tot Assyrië en Egypte (11:12–12:1)

2. Efraïms getrouwe voorvader, Jakob, een voorbeeld waardoor Efraïm ertoe bewogen moet worden tot God terug te keren (12:2-14)

3. Efraïm beoefende afgoderij en vergat Jehovah, die hen in het verderf zal storten, maar hen ook uit de dood en Sjeool zal loskopen (13:1-14)

4. „De wind van Jehovah” zal komen, en Samaria zal vallen (13:15, 16)

III. Terugkeer tot Jehovah en wat hieruit voortvloeide (14:1-9)

A. Israël wordt dringend aangespoord tot Jehovah terug te keren met ’stieren van hun lippen’, te erkennen dat Assyrië hen niet zal redden, en zich van afgoderij af te keren (14:1-3)

B. Jehovah zal hun ontrouw genezen, hij zal hun liefde betonen en hun zijn zegen schenken (14:4-8)

C. Jehovah’s wegen zijn recht; de rechtvaardigen zullen ze bewandelen, maar de overtreders zullen erop struikelen (14:9)

Zie het boek „De gehele Schrift is door God geïnspireerd en nuttig”, blz. 143-145.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen