Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • ad blz. 689-690
  • Installatie

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Installatie
  • Hulp tot begrip van de bijbel
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • DE STIER VAN HET ZONDEOFFER
  • DE OFFERRAMMEN
  • DE VOLTOOIING VAN DE INSTALLATIE
  • Installatie
    Inzicht in de Schrift, Deel 1
  • Deel 1 — Een priesterschap machtigen tot doeltreffende dienst
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1968
  • Deel 2 — Een priesterschap machtigen tot doeltreffende dienst
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1968
  • Een typologische priesterschap wijst de weg
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1968
Meer weergeven
Hulp tot begrip van de bijbel
ad blz. 689-690

INSTALLATIE.

De bevestiging van de priesterschap in haar ambt. Aäron en zijn zonen werden uit de familie der Kehathieten, die tot de stam Levi behoorde, genomen om als priesters voor Israël op te treden (Ex. 6:16, 18, 20; 28:1). Hun installatie duurde zeven dagen en viel vermoedelijk in de tijd van 1 tot en met 7 Nisan 1512 v.G.T., toen Israël aan de voet van de berg Sinaï, in Arabië, gelegerd was (Ex. 40:2, 12, 17). De tent der samenkomst was zojuist op de eerste dag van de maand gereedgekomen en opgericht. Jehovah had de priesterlijke familie uitgekozen en nu gebood hij Aärons broer Mozes, als de middelaar van het Wetsverbond, de ceremonie van hun heiliging en installatie te verrichten. In Exodus hoofdstuk 29 staan de instructies voor de procedure vermeld, en in Leviticus hoofdstuk 8 wordt bericht hoe Mozes de ceremonie uitvoerde.

Op deze eerste dag, terwijl de wolkkolom zich als symbool van Jehovah’s tegenwoordigheid boven de tabernakel bevond (Ex. 40:33-38), bracht Mozes alle benodigdheden voor het brengen van de offers bijeen: de stier en de twee rammen en de mand met ongezuurde broden, de zalfolie en de priesterklederen. Zoals hem geboden was, riep hij de gemeente Israël (waarmee vermoedelijk gedoeld werd op de oudere mannen als vertegenwoordigers van de gehele gemeente) op zich aan de ingang van de tent der samenkomst, buiten het gordijn dat het voorhof omsloot, te verzamelen. Daar zij blijkbaar konden zien wat zich in het voorhof afspeelde, is het aan te nemen dat de 20 el (bijna 9 m) brede afscherming aan de poort was verwijderd. — Lev. 8:1-5; Ex. 27:16.

Mozes waste Aäron en diens zonen Nadab, Abihu, Eleazar en Ithamar bij het koperen bekken in het voorhof (of gaf hun de opdracht zichzelf te wassen) en bekleedde Aäron met de schitterende klederen van de hogepriester (Num. 3:2, 3). Nu Aäron in prachtige gewaden was gestoken, werden hem vervolgens de kledingstukken aangedaan die het zinnebeeld waren van de aan zijn ambt verbonden hoedanigheden en verantwoordelijkheden. Daarna zalfde Mozes de tabernakel met al zijn toebehoren en gerei, alsook het brandofferaltaar en het bekken met het gerei dat in verband daarmee werd gebruikt. Hierdoor werden ze geheiligd, d.w.z. afgezonderd om voortaan uitsluitend in de dienst van God te worden gebruikt. Ten slotte zalfde Mozes Aäron door olie op zijn hoofd te gieten. — Lev. 8:6-12; Ex. 30:22-33; Ps. 133:2.

DE STIER VAN HET ZONDEOFFER

Vervolgens deed Mozes Aärons zonen hun klederen aan. Daarna liet hij Aäron en zijn zonen hun handen op de kop van de stier van het zondeoffer leggen. Door deze handeling gaven zij te kennen dat het offer ten behoeve van hen, het priesterlijke huis, werd gebracht. Nadat de stier was geslacht, deed Mozes wat van het bloed op het altaar en stortte het overige aan de voet ervan uit, waarmee hij op zinnebeeldige wijze te kennen gaf dat het altaar, dat wegens de zondigheid van de daaraan dienstdoende priesters verontreinigd werd, gereinigd was. Dat het bloed op de hoornen van het altaar werd gedaan, duidde er kennelijk op dat de kracht van de offerregeling in het vergoten bloed van het offer lag (Hebr. 9:22). Ook bij andere offergaven moest het bloed op het altaar worden gesprenkeld (Lev. 1:5, 11; 3:2; 4:6; 16:18). Merk echter op dat deze ceremonie niet op de nationale Verzoendag, maar tijdens de installatie van de priesterschap plaatsvond en dat daarom het bloed van de stier niet in het Allerheiligste werd gebracht. (Zie Leviticus 16:14.) Evenals bij andere zondeoffers werden het vet dat de ingewanden bedekte, het aanhangsel aan de lever en de beide nieren en hun vet op het altaar gelegd (Lev. 4:8-10, 20, 26, 31). Wat er van de stier overbleef, werd met zijn huid en zijn drek door een van de priesters buiten de legerplaats gebracht en verbrand. — Lev. 8:13-17.

DE OFFERRAMMEN

Vervolgens legden Aäron en zijn zonen hun handen op de ram van het brandoffer en nadat deze was geslacht, sprenkelde men wat van het bloed op het altaar. Daarna werd de ram in delen versneden, gewassen en op het altaar verbrand, maar kennelijk zonder de drek en de huid (Lev. 7:8). Aangezien deze ram van het brandoffer in zijn geheel werd geofferd — niets daarvan mocht worden gegeten — werden deze priesters dus volledig voor Jehovah’s heilige priesterdienst afgezonderd. — Lev. 8:18-21; vergelijk Leviticus 1:3-9.

De andere ram, de „ram der installatie”, werd eveneens geslacht nadat de priesters hun handen erop hadden gelegd. Het bloed werd echter op een andere wijze gebruikt. Iets daarvan werd op de rechteroorlel, de rechterduim en de grote teen van de rechtervoet van Aäron en zijn zonen gedaan. Dit betekende dat zij de door deze lichaamsdelen voorgestelde vermogens volledig moesten aanwenden wanneer zij tijdens hun dienst offers brachten. Wat er van het bloed overbleef, sprenkelde Mozes op het altaar. — Lev. 8:22-24.

Het vet aan de organen van de ram werd — voordat het op de gebruikelijke wijze werd geofferd — met drie verschillende ongezuurde koeken uit de mand met ongezuurde broden op de rechterpoot gelegd. Vervolgens legde Mozes dit alles op de handpalmen van Aäron en zijn zonen en bewoog het toen voor het aangezicht van Jehovah heen en weer, waarbij hij waarschijnlijk zijn handen onder die van de priesters legde. Hierdoor werd te kennen gegeven dat hun handen ’met macht werden gevuld’, d.w.z. dat ze met offergaven werden gevuld en volledig toegerust en gemachtigd werden om offerdiensten te verrichten. Hierdoor werd duidelijk aangetoond dat zij niet alleen bevoegd waren om de vette delen op het altaar te offeren, maar dat zij ook gemachtigd waren de gaven te ontvangen waarin Jehovah met het oog op het levensonderhoud van zijn priesterschap ruimschoots had voorzien. Het als beweegoffer gebrachte stuk van de ram, de rechterpoot, viel gewoonlijk de dienstdoende priester ten deel (Lev. 7:32-34; Num. 18:18). Maar in dit geval werd alles op het altaar verbrand. Het werd dus zowel aan Jehovah aangeboden (voor zijn aangezicht heen en weer bewogen) als daadwerkelijk geofferd en door hem aanvaard als datgene wat hij de priesterschap had gegeven. — Lev. 8:25-28.

Mozes, die tijdens de installatieplechtigheid in de hoedanigheid van priester optrad, kreeg nu de borst van de installatieram als zijn eigen deel, nadat hij deze als beweegoffer had aangeboden. — Lev. 8:29; zie ook Exodus 29:26-28.

Iets van het bloed van de ram werd met de zalfolie (waarschijnlijk vermengd) op Aäron en zijn zonen en op hun klederen gespat om hen te heiligen. Hierdoor werd eveneens te kennen gegeven dat zij met de door Gods geest voorgeschreven offerdienst belast waren. Nergens wordt gezegd dat Aärons zonen gezalfd werden doordat er, evenals bij Aäron, olie op hun hoofd werd gegoten. — Lev. 8:30.

Het deel van het vlees van de ram dat niet op het altaar was verbrand en ook niet aan Mozes was gegeven, moest nu aan de ingang van de tent der samenkomst worden gekookt en samen met de in de mand overgebleven koeken door Aäron en zijn zonen worden gegeten. Wat daarvan overbleef, moest de volgende morgen worden verbrand. Hierdoor werd de nadruk gelegd op de reinheid en de volledigheid van hun heiliging en hun dienst (daar datgene wat werd gegeten, geen sporen van verrotting of bederf vertoonde en men zich volledig ontdeed van alles wat er overbleef). Ook is het opmerkelijk dat er in de koeken geen zuurdeeg zat. — Lev. 8:31, 32; Ex. 29:31-34.

DE VOLTOOIING VAN DE INSTALLATIE

De installatie duurde zeven dagen en pas daarna konden de priesters hun ambt ten volle uitoefenen. Nadat zij door de middelaar Mozes met hun officiële gewaden bekleed en in hun ambt bevestigd waren, moest zes dagen lang elke morgen en elke avond een jonge ram met een graanoffer en een drankoffer van wijn als brandoffer worden geofferd. Gedurende deze zeven dagen moesten de pasgeïnstalleerde priesters dag en nacht aan de ingang van de tent der samenkomst op posten staan en zo „de verplichte wacht van Jehovah waarnemen”, opdat zij niet zouden sterven. — Lev. 8:33-36; Ex. 29:35-42.

Op de achtste dag oefende de priesterschap, die nu volledig toegerust en in haar ambt bevestigd was, voor de eerste maal zonder de hulp van Mozes haar dienst uit door verzoening te doen voor de natie Israël, die deze reiniging speciaal nodig had, niet alleen vanwege haar aangeboren zondigheid, maar ook wegens haar ongehoorzaamheid in verband met het gouden kalf, waardoor ze zich kort daarvoor Jehovah’s misnoegen op de hals had gehaald (Lev. 9:1-7; Ex. 32:1-10). Aan het eind van dit eerste officiële optreden door de pasgeïnstalleerde priesterschap werd ze door Jehovah in het openbaar erkend en in haar ambt bevestigd doordat hij vuur uit de wolkkolom boven de tabernakel liet neerdalen, waardoor de rest van het offer op het altaar werd verteerd. — Lev. 9:23, 24.

De bijbel maakt nergens melding van een installatieceremonie voor de opvolgers van Aäron. Klaarblijkelijk was deze ene installatieplechtigheid voldoende om het huis van Aäron en al zijn mannelijke nakomelingen eens voor altijd, ja, tot onbepaalde tijd — d.w.z. totdat de ware en eeuwige hogepriester Jezus Christus in zijn ambt geïnstalleerd zou worden — met het priesterambt te bekleden. — Hebr. 7:12, 17; 9:11, 12; zie HOGEPRIESTER; PRIESTER.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen