Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • ad blz. 696-697
  • Ismaël

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Ismaël
  • Hulp tot begrip van de bijbel
  • Vergelijkbare artikelen
  • Ismaël
    Inzicht in de Schrift, Deel 1
  • Hij werd als kind vervolgd
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1981
  • Hagar
    Hulp tot begrip van de bijbel
  • Hagar
    Inzicht in de Schrift, Deel 1
Meer weergeven
Hulp tot begrip van de bijbel
ad blz. 696-697

ISMAËL

(I̱smaël) [God hoort].

1. De zoon van Abraham bij Sara’s Egyptische slavin Hagar. Hij werd in 1932 v.G.T. geboren, toen zijn vader 86 jaar oud was (Gen. 16:1-4, 11-16). Toen Abraham vernam dat Sara eveneens een zoon zou krijgen, uit wie „koningen van volken” zouden voortkomen, smeekte hij God ten behoeve van zijn eerstgeborene: „O, dat Ismaël toch voor uw aangezicht mocht leven!” Nadat God had verklaard dat Abrahams toekomstige zoon Isaäk de erfgenaam van het verbond zou zijn, antwoordde hij: „Wat Ismaël betreft, ik heb u gehoord. Zie! Ik wil hem zegenen en wil hem vruchtbaar maken en wil hem zeer, zeer vermenigvuldigen. Hij zal stellig twaalf oversten voortbrengen, en ik wil hem tot een grote natie doen worden” (Gen. 17:16, 18-20). Ismaël werd vervolgens op 13-jarige leeftijd besneden, te zamen met zijn vader en de dienstknechten van zijn vader. — Gen. 17:23-27.

Een jaar later werd Isaäk geboren; Ismaël was toen 14 jaar oud (Gen. 16:16; 21:5). Vijf jaar daarna, in 1913 v.G.T., op de dag dat Isaäk werd gespeend, betrapte men Ismaël erop dat hij „de spot dreef” met zijn jongere halfbroer (Gen. 21:8, 9). Dit was geen onschuldig kinderspel van de zijde van Ismaël. Zoals uit het volgende vers op te maken is, was bij de bespotting van Isaäk vermoedelijk ook het erfrecht betrokken. De apostel Paulus zegt dat deze gebeurtenissen een „symbolisch drama” waren, en hij noemt de slechte behandeling van Isaäk door de halfbloed Egyptenaar Ismaël vervolging. Dit was derhalve het begin van de voorzegde 400 jaar durende kwelling van Israël, die in 1513 v.G.T. met de bevrijding uit Egyptische slavernij eindigde. — Gal. 4:22-31; Gen. 15:13; Hand. 7:6; zie ISAÄK.

Ismaëls blijk van verachting jegens Isaäk leidde ertoe dat hij en zijn moeder uit Abrahams huisgezin werden weggestuurd, maar niet zonder eerst reisproviand te hebben gekregen. Abraham „nam brood en een leren waterzak en gaf dat aan Hagar, het op haar schouder zettend, en het kind, en zond haar toen weg” (Gen. 21:14). Sommigen hebben deze tekst zo uitgelegd dat de inmiddels 19-jarige Ismaël eveneens op Hagars schouder werd gezet, en inderdaad luiden sommige bijbelvertalingen zo (PC, LV, OB, WV, GNB). Bepaalde geleerden beschouwen de zinsnede „ze op haar schouder zettend” slechts als een tussenvoegsel, ingelast om te verklaren hoe het brood en het water werden gedragen. Wordt dit deel van de zin tussen haakjes of komma’s gezet, dan is de moeilijkheid opgelost. Professor Keil verklaart dat de uitdrukking „en het kind” slechts verbonden kan worden met het hoofdwerkwoord van de zin, „nam”, en niet met het werkwoord „gaf” of het woord „zettend”. De verbinding tussen „het kind” en „nam” wordt gevormd door het voegwoord „en”. De gedachte is dus: Abraham nam brood en water en gaf ze aan Hagar (doordat hij ze op haar schouder zette), en nam het kind en gaf het ook aan haar. — Biblical Commentary on the Old Testament, C. F. Keil en F. Delitzsch, Deel I, „The Pentateuch”, blz. 244, 245.

Hagar verdwaalde klaarblijkelijk in de wildernis van Berseba. Toen het water derhalve opraakte en Ismaël uitgeput was, „wierp [zij] het kind onder een van de struiken”. — Gen. 21:14, 15; zie HAGAR.

In overeenstemming met de betekenis van Ismaëls naam „hoorde God” zijn hulpgeroep, verschafte het nodige water en hield hem aldus in leven. Hij werd een boogschutter. Als nomade in de wildernis van Paran vervulde hij de profetie: „Hij zal een zebra van een mens worden. Zijn hand zal tegen iedereen zijn, en de hand van iedereen zal tegen hem zijn; en voor het aangezicht van al zijn broeders zal hij verblijf houden” (Gen. 21:17-21; 16:12). Hagar nam een Egyptische vrouw voor haar zoon, en mettertijd werd hij de vader van 12 zonen, die de oversten en familiehoofden van de beloofde „grote natie” van Ismaëlieten waren. Ismaël had ook op zijn minst één dochter, Mahalath, die de vrouw van Esau werd. — Gen. 17:20; 21:21; 25:13-16; 28:9.

Toen Ismaël 89 jaar oud was, hielp hij Isaäk bij het begraven van hun vader Abraham. Daarna leefde Ismaël nog 48 jaar en stierf in 1795 v.G.T. op de leeftijd van 137 jaar (Gen. 25:9, 10, 17). Er wordt niet gezegd of Ismaël werd begraven in de grot van Machpela, waar Abraham en Isaäk, alsook hun vrouwen, waren begraven. — Gen. 49:29-31.

2. De aanvoerder van degenen die de stadhouder Gedalja slechts drie maanden na de val van Jeruzalem in het jaar 607 v.G.T. doodden; de zoon van Nethanja, een man uit het koninklijk geslacht. Toen Nebukadnezar de stadhouder aanstelde, bevond Ismaël, de zoon van Nethanja, zich te velde als een van de oversten van de strijdkrachten. Later kwam hij naar Gedalja toe, sloot schijnbaar een vredesverbond met hem en zwoer de stadhouder te zullen ondersteunen. Ismaël smeedde echter in het geheim een samenzwering met Baälis, de koning der Ammonieten, om Gedalja te doden. Andere militaire bevelhebbers, onder wie Johanan, waarschuwden Gedalja voor Ismaëls snode plannen, maar de stadhouder geloofde het bericht niet en weigerde Johanan toestemming te geven om Ismaël neer te slaan. — 2 Kon. 25:22-24; Jer. 40:7-16.

Toen nu Ismaël en zijn tien mannen bij Gedalja een maaltijd genoten, stonden zij op en vermoordden zowel hun gastheer als de joden en Chaldeeën die bij hem waren. De dag daarop grepen deze moordenaars 80 mannen die uit Sichem, Silo en Samaria kwamen en doodden hen allen op tien na, waarna zij hun lijken in de grote regenput wierpen die door koning Asa was gebouwd. Ismaël en zijn mannen namen de overige inwoners van Mizpa gevangen en gingen op weg naar het gebied van Ammon. Onderweg werden zij ingehaald door Johanan en zijn strijdkrachten, die de gevangenen bevrijdden. Ismaël en acht van zijn mannen ontkwamen echter en zochten hun toevlucht bij de Ammonieten. — 2 Kon. 25:25; Jer. 41:1-18.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen