Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • ad blz. 797
  • Jizreël, Jizreëliet

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Jizreël, Jizreëliet
  • Hulp tot begrip van de bijbel
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • HOSEA’S PROFETIE
  • Jizreël
    Inzicht in de Schrift, Deel 1
  • Wat heeft men ontdekt in Jizreël?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2000
  • Gods rechterhand stevig vasthouden
    Ontwaakt! 2009
  • Esdrelon
    Inzicht in de Schrift, Deel 1
Meer weergeven
Hulp tot begrip van de bijbel
ad blz. 797

JIZREËL

(Ji̱zreël), Jizreëliet (Jizreëli̱e̱t) [God zal zaaien].

Twee mannen droegen de naam „Jizreël” (1 Kron. 4:3; Hos. 1:4). Ook stonden er twee steden bekend onder de naam Jizreël, de ene in het bergland van Juda (Joz. 15:56) en de andere aan de grens van Issaschars grondgebied (Joz. 19:17, 18). Een inwoner van deze steden werd aangeduid als een Jizreëliet of Jizreëlitische (1 Sam. 27:3; 1 Kon. 21:1). Onder het geografische gebied dat de vlakte van Jizreël wordt genoemd, verstaat men dikwijls slechts de laagvlakte die zich van de stad Jizreël in Issaschar in zuidoostelijke richting tot aan Beth-Sean uitstrekt. Tegenwoordig is echter bij de aanduiding „vlakte van Jizreël” soms ook de laagvlakte ten W. van Jizreël of de vlakte van Esdrelon (de Griekse vorm van het Hebreeuwse woord „Jizreël”) inbegrepen.

De stad aan de grens van het gebied van Issaschar wordt in verband gebracht met het huidige Zer‛in, een stad die ongeveer 11 km ten N. van Jenin (En-Gannim) ligt (Joz. 19:17, 18). Pal ten Z.O. daarvan ligt een halvemaanvormig kalksteengebergte dat volgens de overlevering met de berg Gilboa wordt vereenzelvigd.

Zer‛in ligt aan de rand van een rotsachtige helling, vanwaar men het uitzicht heeft over de gehele laagvlakte van Jizreël, die zich zo’n 20 km naar het Z.O. uitstrekt en ongeveer 3 km breed is. In de tijd van Jozua was dit gebied in handen van Kanaänieten, die over veel goed uitgeruste strijdwagens beschikten (Joz. 17:16). In dezelfde laagvlakte van Jizreël waren Gideon en zijn 300 mannen er getuige van dat Jehovah redding bracht door te bewerkstelligen dat de vijandelijke legers van de Midianieten, Amalekieten en de oosterlingen in verwarring elkaar te lijf gingen (Recht. 6:33; 7:12-22). Later kwamen de bij de bron in Jizreël (mogelijk ‛Ain Dzjaloed, een bron die op de noordwestelijke uitloper van het gebergte Gilboa ontspringt, of ‛Ain el-Meiyiteh, een bron onder de stad Zer‛in) gelegerde Israëlitische strijdkrachten onder koning Saul, tegenover de vijandelijke Filistijnen te staan. Daarna kwam uit Jizreël het bericht over de dood van Saul en zijn zoon Jonathan (1 Sam. 29:1, 11; 2 Sam. 4:4). Vervolgens gingen Jizreël en zijn omgeving tot het gebied behoren waarover Sauls zoon Isboseth regeerde (2 Sam. 2:8, 9). En tijdens Salomo’s regering omvatte het gebied dat aan de gevolmachtigde Baäna was toegewezen, onder andere de vruchtbare vlakte van Jizreël. — 1 Kon. 4:7, 12.

Gedurende de tweede helft van de 10de eeuw v.G.T. deed Jizreël dienst als koninklijke residentie voor Israëls koning Achab en zijn opvolger Joram, hoewel Samaria de eigenlijke hoofdstad van het noordelijke koninkrijk was (1 Kon. 18:45, 46; 21:1; 2 Kon. 8:29). In de wijngaard van Naboth, gelegen in de nabijheid van het paleis in Jizreël, sprak de profeet Elia Jehovah’s oordeel tegen het huis van Achab uit (1 Kon. 21:17-29). De profetie is in vervulling gegaan. Jehu bracht Achabs zoon, koning Joram, om het leven en liet zijn lijk op het veld van Naboth werpen. Achabs vrouw Izebel werd op bevel van Jehu uit een raam geworpen en door straathonden opgegeten. De hoofden van Achabs 70 zonen, die door hun verzorgers in Samaria terechtgesteld waren, werden in twee hopen bij de poort van Jizreël opgestapeld. Geen van Achabs aanzienlijken, kennissen en priesters in Jizreël ontsprong de dans. — 2 Kon. 9:22-37; 10:5-11.

HOSEA’S PROFETIE

De profetische naam „Jizreël”, die Hosea op bevel van Jehovah moest geven aan de zoon die Gomer hem baarde, wees op een toekomstige afrekening met het huis van Jehu. Die afrekening kwam toen Jehu’s achter-achterkleinzoon Zacharia na zes maanden geregeerd te hebben, vermoord werd en de moordenaar Sallum zich meester maakte van de troon (2 Kon. 15:8-10). Zo kwam er een eind aan de dynastie van Jehu. Ongeveer 50 jaar later, in 740 v.G.T., toen het noordelijke koninkrijk in handen van de Assyriërs viel en de inwoners verbannen werden, vond de koninklijke regering van het huis Israël definitief haar einde. Toen werd de „boog van Israël”, d.w.z. zijn militaire macht, voorgoed verbroken. De profetie had te kennen gegeven dat dit in de laagvlakte van Jizreël zou geschieden, misschien omdat de Assyriërs daar een beslissende overwinning behaalden. — Hos. 1:4, 5.

Jehovah wees echter bij monde van zijn profeet Hosea ook op een positieve betekenis van „Jizreël”. Door het overblijfsel van Israël en Juda weer bijeen te brengen en vervolgens zijn volk naar hun land terug te brengen, zou Jehovah zaaien. — Hos. 1:11; 2:21-23; vergelijk Zacharia 10:8-10.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen