Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • ad blz. 815-817
  • Johannes, de brieven van

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Johannes, de brieven van
  • Hulp tot begrip van de bijbel
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • ÉÉN JOHANNES
  • DOEL
  • Drie hoofdthema’s
  • OVERZICHT VAN DE INHOUD
  • TWEE JOHANNES
  • OVERZICHT VAN DE INHOUD
  • DRIE JOHANNES
  • OVERZICHT VAN DE INHOUD
  • Johannes, De brieven van
    Inzicht in de Schrift, Deel 1
  • De geliefde Johannes schrijft over liefde
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1977
  • Bijbelboek nummer 62 — 1 Johannes
    „De gehele Schrift is door God geïnspireerd en nuttig”
  • Bijbelboek nummer 64 — 3 Johannes
    „De gehele Schrift is door God geïnspireerd en nuttig”
Meer weergeven
Hulp tot begrip van de bijbel
ad blz. 815-817

JOHANNES, DE BRIEVEN VAN.

Hoewel de naam van de apostel Johannes nergens in deze brieven voorkomt, zijn de geleerden het over het algemeen eens met de traditionele zienswijze dat „Het goede nieuws volgens Johannes” en de Eerste, Tweede en Derde brief van Johannes door een en dezelfde schrijver zijn opgetekend. De brieven en het vierde evangelie vertonen veel overeenkomsten.

De authenticiteit van deze brieven is afdoende bewezen. Qua inhoud zijn ze volkomen in harmonie met de rest van de Schrift. Daarnaast getuigen veel vroege schrijvers van hun echtheid. Polycarpus schijnt 1 Johannes 4:3 aan te halen; Papias zou volgens Eusebius melding hebben gemaakt van de eerste brief; Tertullianus en Cyprianus hebben dit eveneens gedaan. Verder is deze brief in de Pesjitta (de Syrische vertaling van de bijbel) opgenomen. Clemens van Alexandrië was klaarblijkelijk bekend met de andere twee brieven; Irenaeus schijnt 2 Johannes 10, 11 aan te halen; volgens Eusebius verwijst Dionysius van Alexandrië eveneens naar deze twee brieven. Laatstgenoemde schrijvers getuigen ook van de authenticiteit van Eén Johannes.

Zeer waarschijnlijk schreef Johannes zijn brieven omstreeks 98 G.T. vanuit Efeze, ongeveer in dezelfde tijd als zijn evangelie. De veelvuldig gebruikte uitdrukkingen „kindertjes” en „jonge kinderen” schijnen erop te duiden dat hij ze op hoge leeftijd schreef.

ÉÉN JOHANNES

Deze „brief” is meer in de stijl van een verhandeling geschreven; hij heeft namelijk geen aanhef en geen besluit. In hoofdstuk 2 richt Johannes zich tot vaders, jonge kinderen en jonge mannen, waaruit blijkt dat het geen persoonlijke brief aan iemand was. Zeer waarschijnlijk was hij voor één of meer gemeenten bestemd, en hij is in feite van toepassing op de gehele gemeenschap van hen die in eendracht met Christus zijn. — 1 Joh. 2:13, 14.

Johannes was de laatste nog levende apostel. Er waren meer dan 30 jaren verstreken sinds de laatste van de andere brieven van de christelijke Griekse Geschriften geschreven was. De tijd dat alle apostelen gestorven zouden zijn, lag niet ver meer in het verschiet. Jaren voordien had Paulus aan Timotheüs geschreven dat hij niet al te lang meer bij hem zou zijn (2 Tim. 4:6). Hij had Timotheüs ertoe aangespoord vast te blijven houden aan het patroon van gezonde woorden en datgene wat hij van Paulus had gehoord, aan getrouwe mensen toe te vertrouwen, zodat dezen op hun beurt anderen konden onderwijzen. — 2 Tim. 1:13; 2:2.

De apostel Petrus had gewaarschuwd voor valse leraren, die vanuit de gemeente zouden opstaan en verderfelijke sekten zouden invoeren (2 Petr. 2:1-3). Bovendien had Paulus tot de opzieners van de gemeente in Efeze (van waar uit later Johannes’ brieven werden geschreven) gezegd dat er „onderdrukkende wolven” zouden binnendringen, die de kudde niet teder zouden behandelen (Hand. 20:29, 30). Hij voorzei de grote afval en de daarmee verband houdende „mens der wetteloosheid” (2 Thess. 2:3-12). In 98 G.T. was het dan ook zover dat Johannes kon zeggen: „Jonge kinderen, het is het laatste uur, en zoals gij gehoord hebt dat de antichrist komt, zo zijn er ook nu vele antichristen opgestaan; uit welk feit wij te weten komen dat het laatste uur is aangebroken” (1 Joh. 2:18). De brief was dus zeer actueel en van het grootste belang. Hij sterkte de getrouwe christenen, zodat zij als een bolwerk tegen de afval konden standhouden.

DOEL

Johannes schreef echter niet alleen om valse leringen te weerleggen. Zijn voornaamste doel was veeleer, het geloof van de vroege christenen te sterken in de waarheden die zij hadden aanvaard; vaak stelde hij deze waarheden tegenover de valse leringen. Mogelijk werd Eén Johannes als rondschrijven aan alle gemeenten in de omgeving gezonden. Deze veronderstelling wordt gesteund door het veelvuldige gebruik van de Griekse meervoudsvorm voor „gij” en „u”.

Johannes’ argumentatie is ordelijk opgebouwd en krachtig, zoals uit de hieronder volgende beschouwing van de brief zal blijken. De brief is op een hartelijke toon geschreven en verraadt duidelijk Johannes’ grote liefde voor de waarheid en zijn afschuw van dwaling — zijn liefde voor het licht en zijn haat tegen de duisternis.

Drie hoofdthema’s

In zijn eerste brief werkte Johannes hoofdzakelijk drie thema’s uit: de antichrist, zonde en liefde.

Over de antichrist was hij zeer duidelijk. Hij zei: „Deze dingen schrijf ik u over hen die u trachten te misleiden” (1 Joh. 2:26). Deze personen loochenden dat Jezus Christus de in het vlees gekomen Zoon van God was. Johannes verklaarde dat zij eens tot de gemeente hadden behoord, maar dat zij waren weggegaan opdat duidelijk zou blijken dat zij niet van „ons slag” waren (2:19). Zij behoorden niet tot het loyale en liefdevolle slag dat „geloof heeft, wat tot het in het leven behouden van de ziel leidt”, maar tot het soort „dat terugdeinst, wat tot vernietiging leidt”. — Hebr. 10:39.

Met betrekking tot de zonde vestigt Johannes onder andere de aandacht op de volgende belangrijke punten: (1) Wij zondigen allemaal, en wie zeggen dat zij niet zondigen, hebben de waarheid niet en maken God tot een leugenaar (1 Joh. 1:8-10); (2) wij moeten allemaal tegen de zonde strijden (2:1); (3) God heeft een zoenoffer voor zonden verschaft in de persoon van Jezus Christus, die voor ons een helper bij de Vader is (2:1; 4:10); (4) ware christenen beoefenen geen zonde; zij maken er geen gewoonte van te zondigen, ofschoon zij wel af en toe een zonde kunnen begaan (2:1; 3:4-10; 5:18); (5) er zijn twee soorten zonden: de zonde die vergeven kan worden, en de zonde die willens en wetens, opzettelijk, wordt bedreven en niet vergeven kan worden. — 5:16, 17.

Over het thema liefde schrijft Johannes nog uitvoeriger. Hij verklaart het volgende: (1) God is liefde (1 Joh. 4:8, 16); (2) God heeft zijn liefde getoond doordat hij zijn Zoon als een zoenoffer voor onze zonden liet sterven; ook doordat hij er door bemiddeling van Christus voor heeft gezorgd dat zijn gezalfden kinderen van God worden (3:1; 4:10); (3) de liefde van God en Christus legt ons de plicht op onze broeders liefde te betonen (3:16; 4:11); (4) God liefhebben betekent zijn geboden te onderhouden (5:2, 3); (5) volmaakte liefde werpt vrees buiten en neemt zo de beperking weg waardoor onze vrijmoedigheid van spreken tot God wordt belemmerd (4:17, 18); (6) liefde voor onze broeders is niet slechts een kwestie van woorden maar van daden, doordat wij hun van onze bezittingen geven als zij gebrek lijden (3:17, 18); (7) ieder die zijn broeder haat, is een doodslager (3:15); (8) christenen dienen de wereld en de dingen in de wereld niet lief te hebben. — 2:15.

OVERZICHT VAN DE INHOUD

I. Inleiding: De tastbare werkelijkheid dat Christus als „het woord des levens” in het vlees openbaar gemaakt werd (1:1, 2)

II. Doel van de brief: Dat de lezers ’deel mogen hebben met ons’ en met de Vader en zijn Zoon, „opdat wij in volledige mate vreugde mogen hebben” (1:3, 4)

III. In het licht wandelen, niet in de duisternis (1:5–2:29)

A. God is licht, en in eendracht met hem is er geen duisternis (1:5, 6)

B. Indien wij in het licht wandelen, reinigt Jezus’ bloed ons van alle zonde (1:7)

C. Erkennen en belijden van zonden noodzakelijk (1:8–2:2)

1. Wie zijn zonden niet erkent, is een leugenaar (1:8-10)

2. Jezus Christus is de helper en het zoenoffer voor zowel „onze” zonden als die van de gehele wereld (2:1, 2)

D. Zij die Christus kennen, onderhouden zijn geboden; in hen is de liefde Gods tot volmaaktheid gebracht (2:3-6)

E. Wie zijn broeder haat, bewijst dat hij niet in het licht is (2:7-11)

F. Verscheidene leden van de christelijke gemeente — kinderen, jonge mannen en vaders — geprezen (2:12-14)

G. De liefde tot de wereld is niet de liefde tot de Vader; de wereld gaat voorbij (2:15-17)

H. Aanwezigheid van antichristen bewijst dat het laatste uur is aangebroken (vergelijk 2 Thessalonicenzen 2:6-10); dezen zijn weggegaan, waaruit blijkt „dat niet allen van ons slag zijn” (2:18-29)

IV. Kinderen van God beoefenen geen zonde (3:1-24)

A. Gezalfden zijn nu kinderen van God; te zijner tijd zullen zij God zien en aan hem gelijk zijn (3:1-3)

B. Kinderen van God en kinderen van de Duivel geïdentificeerd (3:4-18)

1. Kind van de Duivel beoefent zonde; zulke zondaars spruiten uit de Duivel voort; Zoon van God openbaar gemaakt om werken van de Duivel te verbreken (3:4-8)

2. Kind van God betracht rechtvaardigheid en heeft anderen lief; is niet zoals Kaïn, die zijn broer vermoordde; Gods „wedervoortbrengend zaad” in hem weerhoudt hem ervan zonde te beoefenen (3:9-12)

3. Is in conflict met de wereld, die christenen haat (3:13, 14)

4. Christenen moeten hun broeders liefhebben; hen te haten, is doodslag (3:15-18)

C. Wij dienen geloof te hebben in de naam van Jezus Christus en vrijmoedigheid van spreken tegenover God, die ons hart kent (3:19-24)

V. Elkaar liefhebben in eendracht met God (4:1-21)

A. De geïnspireerde uitingen beproeven (4:1-3)

1. Uiting die Jezus Christus als in het vlees gekomen belijdt, spruit uit God voort (4:2)

2. Uiting die dit niet belijdt, is van de antichrist (4:3)

B. Wie uit God voortspruiten, luisteren naar zijn dienstknechten; wie uit de wereld voortspruiten, naar de van de wereld afkomstige geïnspireerde uiting van dwaling (4:4-6)

C. God is liefde; wie God kennen, hebben hem en hun broeders lief (4:7-21)

VI. Liefde tot God betekent zijn geboden te onderhouden (5:1-21)

A. Gods geboden zijn geen last; wie ze volbrengt, zal de wereld overwinnen (5:1-4)

B. Geloof in Jezus Christus leidt tot de overwinning (5:5-12)

1. Drie dingen die getuigenis afleggen dat Jezus Christus de Zoon van God is: de geest, het water en het bloed (5:5-8)

2. Het getuigenis dat God geeft, behelst dat het eeuwige leven dat hij zijn gezalfden schenkt, in zijn Zoon is; geloof in de Zoon is derhalve onontbeerlijk (5:9-13)

C. Wij moeten geloven dat God ons alles wat wij overeenkomstig zijn wil vragen, zal geven (5:14, 15)

D. Voor een broeder die een zonde begaat, kunnen wij bidden, behalve als het een zonde is die de dood met zich brengt (5:16, 17)

E. Wie uit God geboren is, beoefent geen zonde; de wereld ligt echter in de macht van de goddeloze (5:18, 19)

F. De Zoon van God heeft getrouwen het verstandelijke vermogen gegeven om de kennis van God te verwerven (5:20)

G. Wie in eendracht met God zijn („kindertjes”), dienen zich te hoeden voor afgoderij (5:21)

TWEE JOHANNES

De tweede brief van Johannes begint met de woorden: „De oudere man aan de uitverkoren edele vrouw en aan haar kinderen.” Johannes geeft hiermee tactvol te kennen dat hij de schrijver is. Hij was inderdaad een „oudere man”, want hij was toen ongeveer 100 jaar. Ook wat christelijke rijpheid betreft was hij ouder, en hij gold als een ’pilaar’ van de gemeente (Gal. 2:9). Petrus noemde zichzelf in 1 Petrus 5:1 eveneens een „oudere man”.

Sommigen zijn van mening dat deze brief aan „de uitverkoren edele vrouw” aan een van de christelijke gemeenten is gericht en dat met de kinderen geestelijke kinderen worden bedoeld en met de kinderen van de „zuster” (vs. 13) de leden van een andere gemeente. Anderen denken daarentegen dat de brief werkelijk aan iemand persoonlijk was gericht, misschien aan een vrouw die Kyria (Grieks voor „edele vrouw”) heette.

Veel punten die Johannes in zijn tweede brief vermeldt, zijn verkort weergegeven gedachten uit zijn eerste brief. Hij spreekt over de waarheid die in degenen blijft die haar werkelijk kennen, en over de onverdiende goedheid en de vrede van God. Hij verheugt zich erover dat sommigen ’in de waarheid blijven wandelen’. Zij tonen liefde voor elkaar en onderhouden Gods geboden. Er zijn echter bedriegers tot de wereld uitgegaan, de antichrist, die ontkent dat Gods Zoon in het vlees gekomen is. (Vergelijk 2 Johannes 7 en 1 Johannes 4:3.) In vers 10 en 11 voegt hij iets aan de in zijn eerste brief gegeven instructies toe door aan te geven welke stappen de leden van de gemeente moeten ondernemen tegen degenen die op de leer van de Christus vooruitlopen en met hun eigen leer of die van andere mensen komen. Johannes gebiedt dat christenen zulke personen niet mogen groeten noch hen in hun huis mogen ontvangen.

OVERZICHT VAN DE INHOUD

I. Inleiding: De „oudere man” brengt de liefde van alle gelovigen voor de „uitverkoren edele vrouw” en haar kinderen over (1-3)

II. Wandel in de waarheid en toon liefde door Gods geboden te gehoorzamen (4-11)

A. Johannes verheugt zich dat enige kinderen van de „uitverkoren edele vrouw” in de waarheid wandelen en moedigt hen aan liefde voor elkaar te tonen (4-6)

B. Pas op voor bedriegers, voor degenen die vooruitdringen en niet in de leer van de Christus blijven (7-9)

C. Zo’n bedrieger dient men niet in zijn huis te ontvangen noch te groeten, zodat men geen deel heeft aan zijn goddeloze werken (10, 11)

III. Besluit: De schrijver hoopt hen persoonlijk te bezoeken en zendt groeten van de kinderen van een „zuster” van de „edele vrouw” (12, 13)

DRIE JOHANNES

De derde brief was van de „oudere man” aan Gajus, met groeten aan anderen in de gemeente. Hij was in de gebruikelijke briefstijl geschreven en vertoont qua schrijfwijze en stof zo veel overeenkomst met de eerste en de tweede brief, dat hij ongetwijfeld door dezelfde persoon geschreven is, namelijk de apostel Johannes. Wie deze Gajus precies was, is niet zeker. Hoewel er in de bijbel van verscheidene personen met deze naam sprake is, kan dit nog een andere Gajus zijn geweest, aangezien de brief minstens 30 jaar na de brieven van Paulus, Petrus, Jakobus en Judas geschreven is.

Johannes spoort tot christelijke gastvrijheid aan en zegt dat een zekere Diotrefes, die graag de eerste plaats in de gemeente wilde innemen, datgene wat Johannes of andere verantwoordelijke mannen zeiden niet met achting ontving en evenmin respect toonde voor andere reizende vertegenwoordigers van de vroege christelijke gemeente. Hij wilde zelfs degenen die deze broeders wel gastvrij ontvingen uit de gemeente werpen. Daarom schreef Johannes dat wanneer hij, zoals hij hoopte, persoonlijk zou komen, hij deze kwestie recht zou zetten (vs. 9, 10). Hij beveelt Gajus een getrouwe broeder aan, Demetrius genaamd (vermoedelijk de bezorger van de brief), en spoort hem aan degenen die eropuit zijn gegaan om de christelijke gemeenten op te bouwen, gastvrij te ontvangen.

OVERZICHT VAN DE INHOUD

I. Inleiding: De oudere man aan Gajus, die in de waarheid wandelt (1-4)

II. Gajus wordt geprezen vanwege de gastvrijheid die hij heeft betoond aan broeders die de gemeente op een christelijke missie bezochten (5-8)

A. Aangeraden hen met dezelfde gastvrijheid op weg te zenden (6, 7)

B. Zulke gastvrijheid is een christelijke plicht (8)

III. Diotrefes, die naar een positie streeft, toont minachting voor theocratische autoriteit en tracht degenen die de reizende broeders met achting ontvangen uit de gemeente te werpen; de schrijver wil door een persoonlijk bezoek de zaak rechtzetten (9, 10)

IV. Gajus krijgt de raad het goede na te volgen; over Demetrius wordt gezegd dat aangaande hem getuigenis is afgelegd (11, 12)

V. Als besluit een vredewens en groeten (13, 14)

In de drie brieven wordt steeds weer de nadruk gelegd op christelijke eenheid, de liefde tot God, zoals die tot uiting komt in het onderhouden van zijn geboden, de noodzaak om de duisternis te mijden en in het licht te wandelen, het betonen van liefde jegens de broeders en het blijven wandelen in de waarheid. Zelfs nog op hoge leeftijd was deze „oudere man”, Johannes, derhalve een geweldige bron van aanmoediging en kracht voor de gemeenten in Klein-Azië en voor alle christenen die zijn brieven lazen. — Zie het boek „De gehele Schrift is door God geïnspireerd en nuttig”, blz. 256-261.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen