Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • ad blz. 1299-1301
  • Rechters, het boek

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Rechters, het boek
  • Hulp tot begrip van de bijbel
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • RANGSCHIKKING
  • SCHRIJVER EN WANNEER HET BOEK GESCHREVEN IS
  • AUTHENTICITEIT
  • OVERZICHT VAN DE INHOUD
  • Rechters, Het boek
    Inzicht in de Schrift, Deel 2
  • Bijbelboek nummer 7 — Rechters
    „De gehele Schrift is door God geïnspireerd en nuttig”
  • Ons door het boek Rechters laten helpen in ons geloof en onze levenswijze
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1985
  • Inhoud Rechters
    Nieuwewereldvertaling van de Bijbel
Meer weergeven
Hulp tot begrip van de bijbel
ad blz. 1299-1301

RECHTERS, HET BOEK.

Dit bijbelboek handelt hoofdzakelijk over een periode van ongeveer 330 jaar tussen de tijd van Israëls verovering van Kanaän en het begin van de monarchie. (Zie CHRONOLOGIE, blz. 228, 229.) Reeds eerder waren de Israëlieten gewaarschuwd dat als zij de bewoners van het land niet zouden verdrijven, zoals God hun had geboden, dit ertoe zou leiden dat zij de verdorven religieuze praktijken van de Kanaänieten zouden overnemen. Dit zou uiteindelijk tot gevolg hebben dat zij zich Jehovah’s misnoegen op de hals zouden halen en hij hen aan hun vijanden zou prijsgeven (Ex. 23:32, 33; 34:11-17; Num. 33:55; Deut. 7:2-5). Uit het historische bericht in het boek Rechters blijkt dat datgene waarvoor zij gewaarschuwd waren, ook werkelijk gebeurde. Het boek houdt zich echter niet uitgebreid bezig met Israëls ontrouw en de daaruit voortvloeiende onderdrukking door andere volken, maar verhaalt hoofdzakelijk de heldendaden van de rechters en de wonderbaarlijke bevrijdingen die Jehovah door bemiddeling van hen teweegbracht. Aldus wordt de nadruk gelegd op Jehovah’s macht om te redden en zijn lankmoedigheid, barmhartigheid, onverdiende goedheid en gerechtigheid. De rechters zelf waren schitterende voorbeelden van geloof. — Hebr. 11:32-34, 39, 40.

RANGSCHIKKING

Het boek Rechters wordt door zijn inleidende woorden: „Na de dood van Jozua nu . . .” met het voorgaande bijbelboek verbonden. Toch vonden enkele van de erin verhaalde gebeurtenissen klaarblijkelijk plaats voordat Jozua stierf. Rechters 2:6 luidt bijvoorbeeld: „Toen Jozua het volk wegzond, gingen de zonen van Israël heen, ieder naar zijn erfdeel, om het land in bezit te nemen.” Derhalve schijnt Rechters 1:1–3:6 als inleiding te dienen, waarin de schrijver teruggrijpt op gebeurtenissen die zich vóór en na Jozua’s dood hadden voorgedaan om aldus de historische achtergrond te verschaffen voor het bericht dat erop volgt. Het gedeelte dat vanaf hoofdstuk 3 vers 7 tot aan het einde van hoofdstuk 16 loopt, is over het algemeen in chronologische volgorde opgesteld en verhaalt de activiteiten van 12 rechters (Debora niet meegerekend), te beginnen met Othniël en eindigend met Simson. Het laatste gedeelte van het boek zou een appendix genoemd kunnen worden en handelt over een periode lang voordat Simson rechter werd. De inname van Laïs door de Danieten zou zonder meer vóór Jozua’s dood hebben kunnen plaatsvinden. (Vergelijk Jozua 19:47; Rechters 18:27-29.) Het schandelijke seksmisdrijf van de mannen van Gibea en de daaropvolgende gebeurtenissen die tot gevolg hadden dat de stam Benjamin bijna uitgeroeid werd, speelden zich vermoedelijk niet veel jaren na Jozua’s dood af (Recht. 19:1–21:25; Joz. 24:31). In dit geval zou er voldoende tijd over zijn geweest waarin de Benjaminieten in aantal hadden kunnen toenemen van ongeveer 600 man (Recht. 20:47) tot bijna 60.000 krijgslieden tegen de tijd van Davids regering. — 1 Kron. 7:6-12.

SCHRIJVER EN WANNEER HET BOEK GESCHREVEN IS

Aanwijzingen in het boek zelf verschaffen de basis op grond waarvan kan worden vastgesteld wanneer het boek Rechters geschreven werd. Het werd samengesteld toen er een koning over Israël regeerde. Anders zou de schrijver, toen hij naar het verleden verwees, niet hebben gezegd: „In die dagen was er geen koning in Israël” (Recht. 17:6; 18:1; 19:1; 21:25). Het verslag werd echter opgetekend in een tijd dat de Jebusieten nog in Jeruzalem woonden (Recht. 1:21). Aangezien David in 1070 v.G.T. de „vesting Sion” (een deel van Jeruzalem) op de Jebusieten veroverde en zijn hoofdstad daarheen verplaatste (2 Sam. 5:6-9), moet het boek Rechters vóór die datum — waarschijnlijk tijdens Sauls regering — op schrift zijn gesteld. Samuël was destijds de voornaamste voorvechter van de ware aanbidding en de logische gevolgtrekking is dat hij, als Jehovah’s profeet, dit boek heeft opgetekend.

AUTHENTICITEIT

Er kan geen enkele twijfel over bestaan dat het boek Rechters in de canon van de bijbel thuishoort. Het is openhartig en eerlijk en verdoezelt Israëls grove zonden niet. Door het hele boek heen wordt niet aan de menselijke rechters, maar aan Jehovah God heerlijkheid en eer toegekend als Israëls werkelijke Bevrijder. Het laat zien dat Gods geest de rechters kracht verleende (Recht. 3:9, 10; 6:34; 11:29; 13:24, 25; 14:6, 19; 15:14, 18; 16:20, 28-30) en dat zij op hun beurt Jehovah als Rechter (11:27) en Koning (8:23) erkenden. Andere geïnspireerde bijbelboeken verwijzen naar gebeurtenissen die in het boek Rechters opgetekend zijn. — 1 Sam. 12:9-11; 2 Sam. 11:21; Ps. 83:9-12; Jes. 9:4; 10:26; Hebr. 11:32-34.

OVERZICHT VAN DE INHOUD

I. Geschiedkundige achtergrond voor en toestanden gedurende de tijd van de rechters (1:1–3:6)

A. Hoewel de Israëlieten door eigen krachtsinspanningen of met behulp van andere stammen hun erfdelen in bezit nemen, verzuimen zij het goddelijke gebod te gehoorzamen de Kanaänieten te verdrijven en cultusvoorwerpen te vernietigen (1:1–2:5)

B. Na de dood van Jozua en de oudere generatie worden de Israëlieten door de valse aanbidding van de overgebleven Kanaänieten verstrikt; Jehovah geeft zijn volk in de hand van vijanden, maar verwekt rechters om hen te bevrijden als zij berouwvol zijn (2:6–3:6)

II. Bericht over specifieke onderdrukkingen door vijanden en daaropvolgende heldendaden van rechters (3:7–16:31)

A. Israël acht jaar onder de heerschappij van koning Kuschan-Rischataïm; door Othniël, de zoon van Kenaz, bevrijd (3:7-11)

B. Achttien jaar onderworpen aan koning Eglon van Moab; de Benjaminiet Ehud doodt Eglon, verzamelt de Israëlieten daarna tot de oorlog en verslaat Moab (3:12-30)

C. Samgar slaat met een veedrijversstok 600 Filistijnen neer en redt Israël (3:31)

D. Twintig jaar onderdrukking door Jabin, de koning van Hazor; de profetes Debora spreekt recht in Israël; Barak wordt opgedragen de leiding te nemen in de strijd tegen de vijand (4:1–5:31)

1. Barak verzamelt de Israëlitische strijdkrachten op de berg Tabor en lokt zo de met strijdwagens toegeruste vijand naar het stroomdal van de Kison (4:11-13)

2. Jehovah schenkt Barak de overwinning, wat Debora en Barak ertoe brengt een lied aan te heffen (4:14–5:31)

E. De Israëlieten worden zeven jaar door de Midianieten, de Amalekieten en de oosterlingen bestookt; Gideon door God tot bevrijder aangesteld (6:1-24)

1. Gideon vervult de hem gegeven opdracht: met de hulp van tien mannen haalt hij ’s nachts het altaar van Baäl omver, hakt de heilige paal om, bouwt een altaar voor Jehovah en offert daarop een stier; wanneer vijandelijke strijdkrachten zich in de laagvlakte van Jizreël legeren, roept Gideon een leger bijeen en vergewist zich er door middel van twee proeven van dat Jehovah aan zijn zijde staat (6:25-40)

2. De 32.000 man tellende troepenmacht van Israël legert zich bij de bron Harod; 22.000 bevreesden worden weggestuurd en door de overigen aan een toets te onderwerpen, wordt het leger uiteindelijk gereduceerd tot 300 man (7:1-8)

3. Gideon verkent het vijandelijke kamp en daarna blazen hij en zijn mannen op horens, verbrijzelen kruiken, houden toortsen omhoog en heffen een strijdkreet aan; Jehovah richt verwarring in de vijandelijke gelederen aan, wat tot gevolg heeft dat de Amalekieten, de Midianieten en de oosterlingen zich tegen elkaar keren (7:9-22)

4. Andere stammen van Israël worden tot deelname aan de strijd opgeroepen; de Efraïmieten nemen de Midianitische vorsten Oreb en Zeëb gevangen, maar zoeken later ruzie met Gideon omdat zij niet eerder opgeroepen zijn; Gideon voorkomt op tactvolle wijze een conflict (7:23–8:3)

5. Gideon zet de achtervolging van de vijand voort; tijdens zijn zegevierende terugtocht straft hij de mannen van Sukkoth en doodt de mannen van Pnuël, omdat zij geen hulp hebben geboden; hij doodt ook de twee koningen van Midian, Zebah en Zalmuna (8:4-21)

6. Hij weigert het koningschap, doch maakt van de oorlogsbuit een efod, die later een voorwerp van afgodische verering wordt (8:22-28)

F. Gideon wordt vader van een groot gezin, maar na zijn dood worden bijna al zijn zonen gedood en Abimelech wordt koning (8:30–9:5)

1. Abimelech, Gideons zoon bij zijn bijvrouw uit Sichem, vermoordt al zijn halfbroers, met uitzondering van Jotham, de jongste, en wordt koning van Sichem (8:31; 9:1-21)

2. Het komt tot spanningen tussen de Sichemieten en Abimelech; ten slotte verwoest Abimelech Sichem en later wordt, terwijl hij Tebez belegert, zijn schedel verbrijzeld en geeft hij zijn bediende derhalve de opdracht hem te doden (9:22-57)

G. Tola en Jaïr zijn respectievelijk 23 en 22 jaar rechter over Israël (10:1-5)

H. Israël keert zich wederom tot valse aanbidding en komt onder de onderdrukkende heerschappij van de Filistijnen en de Ammonieten; rechter Jefta wordt als bevrijder gebruikt (10:6–12:7)

1. Jefta voert de strijd aan tegen de Ammonieten, wordt met een overwinning gezegend en lost derhalve zijn gelofte betreffende zijn dochter in (11:1-40)

2. De Efraïmieten voelen zich gekrenkt en beschuldigen Jefta er ten onrechte van dat hij hun hulp niet heeft ingeroepen; het komt daardoor tot een strijd en de Efraïmieten worden verslagen (12:1-6)

3. Jefta is zes jaar rechter over Israël (12:7)

I. Ebzan, Elon en Abdon dienen gezamenlijk 25 jaar als rechter (12:8-15)

J. Israël wordt 40 jaar door de Filistijnen overheerst; Simson is de redder (13:1–16:31)

1. Jehovah bestemt Simson, een toekomstige zoon van de vrouw van de Daniet Manoah, tot redder (13:2-25)

2. Onder de kracht van Jehovah’s geest verricht Simson gedurende zijn 20-jarige rechterschap vele heldendaden; hij wordt door Delila, de vrouw die hij liefheeft, verraden en door de Filistijnen gevangengenomen, maar brengt uiteindelijk bij zijn sterven meer Filistijnen ter dood dan gedurende zijn hele leven (14:1–16:31)

III. Verdere historische inlichtingen die een beeld geven van de toestanden gedurende de tijd der rechters (17:1–21:25)

A. De Efraïmiet Micha beoefent afgoderij en verzekert zich van de diensten van een jonge leviet, „Jonathan, de zoon van Gersom” (17:1-13; 18:30)

B. Bepaalde Danieten stelen Micha’s afgoden en nemen ook de leviet mee naar Laïs; zij nemen Laïs in en de leviet gaat als priester voor hen optreden (18:1-31)

C. Een schandelijk seksmisdrijf van de mannen van Gibea in Benjamin leidt tot een burgeroorlog omdat de Benjaminieten weigeren de schuldigen uit te leveren; de stam Benjamin wordt bijna uitgeroeid (19:1–21:25)

Zie het boek „De gehele Schrift is door God geïnspireerd en nuttig”, blz. 46-50.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen