Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • ad blz. 950-951
  • Lachis

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Lachis
  • Hulp tot begrip van de bijbel
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • DOOR SANHERIB BELEGERD
  • DOOR BABYLONIËRS VEROVERD
  • IN DE PROFETIE VERMELD
  • Lachis
    Inzicht in de Schrift, Deel 2
  • De stad die vertrouwen stelde in vestingwerken
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1961
  • Azeka
    Hulp tot begrip van de bijbel
  • Azeka
    Inzicht in de Schrift, Deel 1
Meer weergeven
Hulp tot begrip van de bijbel
ad blz. 950-951

LACHIS

(La̱chis).

Een Judese stad in de Sjefela (Joz. 15:21, 33, 39). Lachis wordt gewoonlijk vereenzelvigd met Tell ed-Duweir, een door dalen omgeven ruïneheuvel, ca. 24 km ten W. van Hebron. In de oudheid was dit een strategisch belangrijke plaats aan de hoofdweg die Jeruzalem met Egypte verbond. Er is een tijd geweest dat de stad een oppervlakte van ca. 7 ha besloeg en misschien wel 6000 tot 7500 inwoners telde.

Ten tijde dat Israël Kanaän veroverde, ondernam Jafia, de koning van Lachis, samen met vier andere koningen een militair offensief tegen Gibeon, een stad die met Jozua vrede had gesloten (Joz. 10:1-5). Als antwoord op Gibeons smeekbede om hulp marcheerde het Israëlitische leger vanuit Gilgal een hele nacht door. Met Jehovah’s hulp versloegen zij de coalitie van Kanaänitische koningen, en de koningen zelf werden in een grot gevangen en vervolgens terechtgesteld (Joz. 10:6-27; 12:11). Later werd de stad Lachis in een nog geen twee dagen durende strijd ingenomen en werden haar inwoners gedood. Ook Horam, de koning van Gezer, die Lachis te hulp kwam, leed een nederlaag. — Joz. 10:31-35.

Sommige archeologen brengen de veldtocht van Israël tegen Lachis in verband met een dikke aslaag die in Tell ed-Duweir werd blootgelegd en waarin onder andere een scarabee van Ramses werd gevonden. Maar de bijbel zegt niet dat de stad werd verbrand, zoals dit van Jericho (Joz. 6:24, 25), Ai (Joz. 8:28) en Hazor (Joz. 11:11) wordt gezegd. Veeleer schijnt Jozua 11:13 erop te duiden dat de Israëlieten „steden die op hun eigen heuvels lagen” zelden verbrandden. Er is dus geen schriftuurlijke basis voorhanden om de verwoesting die de aslaag heeft veroorzaakt, in de tijd van Jozua te plaatsen en vervolgens de verovering van Kanaän door de Israëlieten dienovereenkomstig te dateren. Ook zij opgemerkt dat niet met zekerheid kan worden gezegd aan welke Ramses de scarabee moet worden toegeschreven. Minstens één archeoloog heeft de scarabee aan Ramses III toegekend en de gedachte geopperd dat Lachis in de 12de eeuw v.G.T. door de Filistijnen werd verwoest.

Tijdens de regering van Rehabeam (997–980 v.G.T.) werd Lachis in militair opzicht versterkt (2 Kron. 11:5-12). Later, in 829 v.G.T., vluchtte koning Amazia naar Lachis om aan samenzweerders te ontkomen, maar men zette hem na en bracht hem daar ter dood. — 2 Kon. 14:19; 2 Kron. 25:27.

DOOR SANHERIB BELEGERD

Lachis werd in 732 v.G.T. door de Assyrische koning Sanherib belegerd. Van daar uit zond hij Rabsake, Tartan en Rabsaris met een zware krijgsmacht naar Jeruzalem om, indien mogelijk, koning Hizkia tot overgave te bewegen. Door bemiddeling van zijn voornaamste woordvoerder Rabsake tartte Sanherib Jehovah en zond later boden naar Jeruzalem met brieven vol hoon en dreigementen om Hizkia’s overgave te bewerken. Deze uitdaging van Jehovah God leidde er uiteindelijk toe dat Gods engel in één nacht 185.000 Assyrische krijgslieden verdelgde. — 2 Kon. 18:14, 17-35; 19:8-13, 32-35; Jes. 36:1-20; 37:8-13, 33-36.

Uit een afbeelding van de belegering van Lachis in Sanheribs paleis te Nineve blijkt dat de stad was omgeven door een dubbele muur met torens op regelmatige afstanden en dat in het omliggende heuvellandschap palmen, druiven en vijgen gedijden. Het tafereel laat zien hoe Sanherib de buit uit Lachis in ontvangst neemt en bevat de volgende inscriptie: „Sanherib, koning der wereld, koning van Assyrië, was gezeten op een nimedu-troon en liet de buit (genomen) uit Lachis (La-ki-su) de revue passeren”.

DOOR BABYLONIËRS VEROVERD

Toen de Babyloniërs onder Nebukadnezar Juda onder de voet liepen (609–607 v.G.T.), waren Lachis en Azeka de laatste twee versterkte steden die vielen voordat Jeruzalem werd ingenomen (Jer. 34:6, 7). De zogenaamde „Lachisbrieven” (geschreven op potscherven waarvan er 18 in 1935 en nog eens 3 in 1938 in Tell ed-Duweir werden gevonden) schijnen op deze tijdsperiode betrekking te hebben. Een van deze brieven was kennelijk door een militaire buitenpost aan de militaire bevelhebber te Lachis gericht en luidt gedeeltelijk: „. . . wij letten op de seinposten van Lachis, volgens alle tekens die mijn heer geeft, omdat wij Azeka niet zien.” Deze boodschap geeft te kennen dat Azeka reeds ingenomen was, zodat vandaar geen signalen meer werden ontvangen. Bovendien is het interessant dat nagenoeg alle leesbare „Lachisbrieven” woorden bevatten als: „Moge JHWH [Jahweh of Jehovah] mijn heer zelfs nu goede tijdingen doen horen!” Dit laat zien dat de naam „Jehovah” destijds algemeen werd gebruikt.

Nadat Juda en Jeruzalem 70 jaar woest gelegen hadden, gingen uit de ballingschap teruggekeerde joden weer in Lachis wonen. — Neh. 11:25, 30.

IN DE PROFETIE VERMELD

In Micha 1:13 worden de volgende profetische woorden tot Lachis gericht: „Bind de wagen aan het span paarden, o inwoonster van Lachis. Het begin der zonde was zij voor de dochter van Sion, want in u zijn Israëls daden van opstandigheid gevonden.” Deze uitspraak vormt een deel van een tafereel van nederlagen en bevat voor Lachis blijkbaar de raad zich op een vlucht voor te bereiden. Over de „zonde” van Lachis wordt in de Schrift verder niets gezegd.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen