Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • ad blz. 1018-1019
  • Malta

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Malta
  • Hulp tot begrip van de bijbel
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • PAULUS’ SCHIPBREUK
  • Paulus’ ervaring op Malta
  • Malta
    Inzicht in de Schrift, Deel 2
  • Vragen van lezers
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2004
  • Malta — een eiland van gastvrijheid
    Ontwaakt! 1980
  • Paulus komt tegenslagen te boven
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1999
Meer weergeven
Hulp tot begrip van de bijbel
ad blz. 1018-1019

MALTA

(Ma̱lta) [toevluchtsoord (in de Fenicische taal)].

Een eiland in de Middellandse Zee, ca. 95 km ten Z. van Sicilië gelegen, met een oppervlakte van zo’n 245 km2. De apostel Paulus leed bij Malta schipbreuk en bleef daar drie maanden. Gedurende die tijd genas hij Publius’ vader en andere zieken. — Hand. 28:1, 7-9, 11.

In het verleden brachten sommigen het met „Malta” weergegeven Griekse woord (Meʹli·te) met het voor de Joegoslavische kust gelegen eiland Meleda (Mljet) in verband, omdat dit eiland in de oudheid eveneens Meʹli·te werd genoemd. Maar de overlevering en het bijbelse bewijsmateriaal wijzen op Malta als de plaats waar Paulus schipbreuk leed. De aanduiding „zee van Adria”, waar volgens het bericht de boot zich bevond toen deze Malta naderde, wordt ook gebruikt voor de wateren van de Middellandse Zee ten O. van Sicilië en ten W. van Kreta, zodat gezegd kon worden dat Malta door deze zee omgeven werd. — Hand. 27:27.

PAULUS’ SCHIPBREUK

Enige tijd na de Verzoendag (in september of oktober) verliet het schip waarop Paulus als gevangene reisde, Schone Havens (een aan de kust van Kreta gelegen haven) en werd toen door een waarschijnlijk uit het O.N.O. komende stormwind (Euraquilo) meegesleurd (Hand. 27:14, 15). Het schip kon de thans als de St.-Paulusbaai bekendstaande inham, bereiken zonder voordien enige andere plaats aan de kust van het eiland aan te doen. Misschien begonnen de zeelieden te vermoeden dat zij land naderden toen hun geoefende oren hoorden hoe de golven tegen het aan de oostzijde van de St.-Paulusbaai in de Middellandse Zee vooruitstekende rotsachtige Koura-voorgebergte sloegen. De door hen vastgestelde diepten van „twintig vademen” en „vijftien vademen” komen in grote lijnen overeen met peilingen die in het midden van de 19de eeuw in het gebied van de St.-Paulusbaai zijn gedaan. — Hand. 27:27, 28.

Mogelijk omdat de zeelieden met een andere haven van Malta bekend waren, herkenden zij het land zelfs bij daglicht niet als Malta. De grootste en bekendste haven van Malta ligt bij Valletta, ca. 15 km ten Z.O. van de St.-Paulusbaai. — Hand. 27:39.

Langs de westzijde van de St.-Paulusbaai bevinden zich twee inhammen. Thans heeft de meest zuidelijke een strand. In de oudheid was dit misschien ook met de andere inham het geval. Ongetwijfeld hoopten de zeelieden „de boot” op een van deze stranden „te laten lopen”, maar zij slaagden er niet in. De boeg kwam onbeweeglijk vast te zitten, misschien in de modder- en kleilaag die op bepaalde plaatsen van de St.-Paulusbaai minder dan drie vademen onder het wateroppervlak ligt, terwijl de achtersteven door de golven werd stukgeslagen. — Hand. 27:39-41.

Paulus’ ervaring op Malta

Op dit tijdstip besloten de soldaten Paulus en de andere gevangenen te doden. Misschien kwamen zij tot dit besluit vanwege de strikte Romeinse militaire tuchtmaatregel die bewakers verantwoordelijk stelde wanneer onder hun toezicht staande gevangenen ontsnapten. (Vergelijk Handelingen 12:19; 16:27.) Aangezien de legeraanvoerder (centurio) de soldaten omwille van Paulus daarvan weerhield, overleefden alle opvarenden, ongeveer 276 personen, de schipbreuk, hetzij door naar de kust te zwemmen of doordat zij op planken en andere drijvende voorwerpen van het scheepswrak veilig aan land kwamen. — Hand. 27:37, 42-44.

De niet-Griekssprekende bewoners van Malta betoonden de overlevenden buitengewone menslievendheid en legden zelfs een vuur voor hen aan, zodat zij zich konden warmen. Toen de apostel Paulus een bos dor hout op het vuur legde, kwam er een giftige adder uit te voorschijn, die zich vastbeet in zijn hand. Verbaasd te zien dat Paulus’ hand niet opzwol en hij ook niet stierf, begonnen de mensen van Malta te denken dat hij een god was. — Hand. 28:1-6.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen