Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • ad blz. 1033
  • Martha

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Martha
  • Hulp tot begrip van de bijbel
  • Vergelijkbare artikelen
  • Martha
    Inzicht in de Schrift, Deel 2
  • „Ik heb geloofd”
    Volg hun geloof na
  • „Ik heb geloofd”
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2011
  • Maria kiest „het goede deel”
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1999
Meer weergeven
Hulp tot begrip van de bijbel
ad blz. 1033

MARTHA

(Ma̱rtha) [Grieks: translitteratie van een Aramese eigennaam die dame, meesteres, vrouw des huizes betekent].

Een jodin en de zuster van Lazarus en Maria van Bethanië (Joh. 11:1, 2). Klaarblijkelijk was Christus vaak bij hen te gast als hij zich in de buurt van Jeruzalem bevond. Er bestonden banden van genegenheid tussen hem en deze drie, want er wordt specifiek gezegd: „Jezus nu had Martha en haar zuster en Lazarus lief.” — Joh. 11:5.

Toen Jezus op een keer Lazarus, Maria en Martha thuis bezocht, ’ging Maria aan de voeten van de Heer zitten en bleef naar zijn woord luisteren’, terwijl Martha „werd afgeleid door het zorg dragen voor vele bezigheden”. Martha wilde dat Maria haar hielp en zei daarom: „Heer, laat het u onverschillig dat mijn zuster mij alleen voor alles laat zorgen? Zeg haar daarom dat zij mij komt helpen.” Kennelijk bekommerde Martha zich erom in Jezus’ materiële behoeften te voorzien. Maar Christus legde toen de nadruk op de uitnemende waarde van geestelijke dingen en wees haar vriendelijk terecht met de woorden: „Martha, Martha, gij zijt bezorgd en verontrust over veel dingen. Toch zijn maar weinig dingen nodig, of maar één. Wat Maria aangaat, zij heeft het goede deel gekozen, en het zal haar niet worden ontnomen” (Luk. 10:38-42). Christus zou al met een eenvoudig maal tevreden zijn geweest, zodat ook Martha profijt van zijn onderwijs had kunnen trekken.

Hoewel het er misschien de schijn van heeft dat Martha overmatig bezorgd was voor materiële dingen, dient niet de conclusie te worden getrokken dat zij niet zoveel belangstelling voor geestelijke zaken had. Na de dood van Lazarus was het Martha die Jezus tegemoet ging toen hij op weg was naar Bethanië, terwijl Maria aanvankelijk thuis zat (mogelijk omdat zij verdrietig was of vanwege de vele vrienden die op bezoek kwamen). Martha toonde geloof in Christus toen zij zei dat Lazarus niet gestorven zou zijn als Jezus aanwezig was geweest. Zij erkende ook: „Ik weet dat hij zal opstaan in de opstanding op de laatste dag”, waarmee zij blijk gaf van geloof in de opstanding. In de loop van dat gesprek legde Jezus uit dat hij „de opstanding en het leven” was en wees hij erop dat al zou iemand die geloof in hem oefende sterven, hij tot leven zou komen. Toen Christus aan Martha vroeg: „Gelooft gij dit?”, gaf zij door haar antwoord duidelijk blijk van haar geloof: „Ja, Heer; ik heb geloofd dat gij de Christus zijt, de Zoon van God, Degene die in de wereld komt” (Joh. 11:19-27). Dit sluit natuurlijk niet de mogelijkheid uit dat zij enige gevoelens van twijfel had met betrekking tot datgene wat Jezus in het geval van haar overleden broer nu kon of zou doen. (Vergelijk de houding van de apostelen zoals die in Lukas 24:5-11 wordt beschreven.) Toen Christus bij het graf van Lazarus beval de steen weg te nemen, zei Martha: „Heer, hij moet nu al rieken, want het is reeds vier dagen geleden.” Maar Jezus reageerde daarop met de vraag: „Heb ik u niet gezegd dat gij de heerlijkheid van God zoudt zien indien gij zoudt geloven?” Die kreeg zij inderdaad te zien toen haar broer uit de doden werd opgewekt. — Joh. 11:39-44.

Na de opstanding van Lazarus vertrok Christus. Later keerde hij naar Bethanië terug en kwam met anderen, onder wie Martha, Maria en Lazarus, samen in het huis van Simon de melaatse. Er was een avondmaaltijd bereid en weer was het „Martha [die] bediende”. Lazarus lag aan tafel aan en bij die gelegenheid zalfde Maria Jezus met kostbare welriekende olie (Joh. 12:1-8; Matth. 26:6-13; Mark. 14:3-9). De Schrift bewaart het stilzwijgen over daaropvolgende gebeurtenissen in Martha’s leven en over het tijdstip en de wijze waarop zij gestorven is.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen