Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • ad blz. 1060-1063
  • Messias

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Messias
  • Hulp tot begrip van de bijbel
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • MESSIAS IN DE HEBREEUWSE GESCHRIFTEN
  • Profetieën waarin het woord „Messias” niet specifiek voorkomt
  • HET BEGRIP VAN MESSIAANSE PROFETIEËN IN DE EERSTE EEUW G.T.
  • Koning en zoon van David
  • In Bethlehem geboren
  • Een profeet die tekenen zou verrichten
  • VERWACHTINGEN DIE ERTOE LEIDDEN DAT DE JOODSE NATIE DE MESSIAS VERWIERP
  • Valse messiassen
  • JEZUS MAAKTE ER AANSPRAAK OP DAT HIJ DE MESSIAS WAS EN WERD ALS ZODANIG AANVAARD
  • Messias
    Inzicht in de Schrift, Deel 2
  • Ze keken uit naar de Messias
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2011
  • De identiteit van de Messias
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1958
  • De Messias! Gods middel tot redding
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2009
Meer weergeven
Hulp tot begrip van de bijbel
ad blz. 1060-1063

MESSIAS

(Messi̱as). Van het Hebreeuwse grondwoord ma·sjachʹ, een werkwoord dat „bestrijken”, en vandaar „zalven” betekent. Messias (ma·sjiʹach) betekent „gezalfd” of „gezalfde”. Het Griekse equivalent is Chrisʹtos, ofte wel Christus.

In de Hebreeuwse Geschriften wordt het bijvoeglijk naamwoord ma·sjiʹach op veel mannen toegepast. David werd officieel als koning aangesteld doordat hij met olie werd gezalfd, en daarom wordt hij „gezalfde” of, letterlijk, „messias” genoemd (2 Sam. 19:21; 22:51; 23:1; Ps. 18:50). Andere koningen, onder wie Saul en Salomo, worden als de „gezalfde” of „de gezalfde van Jehovah” aangeduid (1 Sam. 2:10, 35; 12:3, 5; 24:6, 10; 2 Sam. 1:14, 16; 2 Kron. 6:42; Klaagl. 4:20). De uitdrukking wordt ook op de hogepriester toegepast (Lev. 4:3, 5, 16; 6:22). De patriarchen Abraham, Isaäk en Jakob worden Jehovah’s „gezalfden” of mesji·chimʹ (LXX: chriʹstoi) genoemd (1 Kron. 16:16, 22). Aangezien de Perzische koning Cyrus door God was aangesteld om zich van een bepaalde taak te kwijten, wordt hij als een „gezalfde” aangeduid. — Jes. 45:1.

In de christelijke Griekse Geschriften komt de getranscribeerde vorm Mesʹsi·as in de Griekse tekst in Johannes 1:41 voor, met de toelichting: „hetgeen vertaald betekent: Christus”. (Zie ook Johannes 4:25.) Soms wordt het woord Chrisʹtos op zichzelf staand gebruikt met betrekking tot degene die de Messias of de Gezalfde is of beweert te zijn (Matth. 2:4; 22:42; Mark. 13:21). Maar in de meeste gevallen waarin het woord Chrisʹtos voorkomt, gaat het vergezeld van de persoonlijke naam Jezus, zoals „Jezus Christus” of „Christus Jezus”, om hem als de Messias aan te duiden. Soms wordt het woord op zichzelf staand gebruikt terwijl het toch specifiek betrekking heeft op Jezus, waarbij dan als vanzelfsprekend wordt aangenomen dat Jezus dé Christus is, zoals in de uitspraak dat „Christus voor ons is gestorven”. — Rom. 5:8; Joh. 17:3; 1 Kor. 1:1, 2; 16:24.

MESSIAS IN DE HEBREEUWSE GESCHRIFTEN

In Daniël 9:25, 26 is het woord ma·sjiʹach exclusief van toepassing op de komende Messias. (Zie ZEVENTIG WEKEN.) Veel andere teksten van de Hebreeuwse Geschriften wijzen echter eveneens, zij het dan niet exclusief, op deze Komende. Psalm 2:2 bijvoorbeeld had klaarblijkelijk een eerste vervulling toen Filistijnse koningen de gezalfde koning David ten val trachtten te brengen. Maar dat dit schriftgedeelte nog een tweede vervulling heeft, namelijk in de voorzegde Messias, blijkt uit Handelingen 4:25-27, waar de tekst op Jezus Christus wordt toegepast. Ook waren veel van de mannen die „gezalfde” werden genoemd, op verschillende manieren een voorafschaduwing of voorafbeelding van Jezus Christus en het werk dat hij zou doen; tot deze mannen behoorden David, de hogepriester van Israël en Mozes (die in Hebreeën 11:23-26 als Christus wordt aangeduid).

Profetieën waarin het woord „Messias” niet specifiek voorkomt

Tal van andere teksten in de Hebreeuwse Geschriften waar het woord „Messias” niet specifiek wordt genoemd, werden door de joden beschouwd als profetieën die op hem betrekking hadden. Dr. A. Edersheim heeft 456 passages opgespoord die „de oude Synagoge als Messiaans opvatte”, en in de alleroudste rabbijnse geschriften werden 558 plaatsen aangetroffen die deze opvattingen ondersteunden (Life and Times of Jesus the Messiah, Deel 1, blz. 163; Deel 2, blz. 710-737). In Genesis 49:10 werd bijvoorbeeld geprofeteerd dat de scepter aan de stam Juda zou behoren en dat Silo uit die geslachtslijn zou komen. De Targoem Onkelos, de Targoem Jeroesjalmi en de Midrasj erkennen alle dat de uitdrukking „Silo” betrekking heeft op de Messias.

In de Hebreeuwse Geschriften staan veel profetieën die bijzonderheden omtrent de Messias verschaffen, en wel betreffende zijn achtergrond, zijn activiteiten, het tijdstip van zijn verschijnen, de behandeling die hij van de zijde van anderen zou ondergaan en zijn plaats in Gods regeling. Wanneer men de verschillende aanwijzingen omtrent de Messias derhalve met elkaar combineert, verkrijgt men een duidelijk beeld waardoor ware aanbidders geholpen worden hem te identificeren. Dit verschaft een basis voor geloof in hem als de ware, door Jehovah gezonden Leider. Hoewel de joden niet van tevoren alle profetieën onderkenden die op de Gezalfde betrekking hadden, toont het bewijsmateriaal in de Evangeliën dat zij voldoende kennis bezaten om de Messias te kunnen herkennen als hij verscheen.

HET BEGRIP VAN MESSIAANSE PROFETIEËN IN DE EERSTE EEUW G.T.

De beschikbare historische inlichtingen verschaffen een globaal beeld waaruit blijkt in hoeverre de joden in de 1ste eeuw van de gewone tijdrekening een begrip van de profetieën omtrent de Messias hadden. Deze inlichtingen worden hoofdzakelijk uit de Evangeliën geput.

Koning en zoon van David

Onder de joden werd algemeen aanvaard dat de Messias een koning in de geslachtslijn van David zou zijn. Toen de astrologen vroegen naar „degene die als koning der joden geboren is”, wist Herodes de Grote dat zij naar „de Christus” informeerden (Matth. 2:2-4). Jezus vroeg de Farizeeën wiens nakomeling de Christus of Messias zou zijn. Hoewel die religieuze leiders niet in Jezus geloofden, wisten zij dat de Messias Davids zoon zou zijn. — Matth. 22:41-45.

In Bethlehem geboren

Micha 5:2, 4 had te kennen gegeven dat uit Bethlehem iemand zou komen die „heerser in Israël” zou worden en die „groot [zou] zijn tot aan de einden der aarde”. Men was van mening dat dit op de Messias betrekking had. Toen Herodes de Grote aan de overpriesters en schriftgeleerden vroeg waar de Messias geboren zou worden, antwoordden zij: „Te Bethlehem in Judea”, en haalden daarbij Micha 5:2 aan (Matth. 2:3-6). En zelfs sommigen uit het gewone volk wisten dit. — Joh. 7:41, 42.

Een profeet die tekenen zou verrichten

Bij monde van Mozes had Jehovah God de komst van een groot profeet voorzegd (Deut. 18:18). In Jezus’ dagen verwachtten de joden die profeet (Joh. 6:14). De wijze waarop de apostel Petrus in Handelingen 3:22, 23 Mozes’ woorden toepaste, geeft te kennen dat hij wist dat zelfs religieuze tegenstanders het Messiaanse karakter ervan zouden aanvaarden, en bewijst hoe wijdverbreid het begrip van Deuteronomium 18:18 was. Ook de Samaritaanse vrouw bij de bron dacht dat de Messias een profeet zou zijn (Joh. 4:19, 25, 29). Het volk verwachtte dat de Messias tekenen zou verrichten. — Joh. 7:31.

VERWACHTINGEN DIE ERTOE LEIDDEN DAT DE JOODSE NATIE DE MESSIAS VERWIERP

Het verslag van Lukas geeft te kennen dat juist in de tijd dat Jezus op aarde was, veel joden vol verwachting naar de verschijning van de Messias uitzagen. Simeon en andere joden ’verwachtten Israëls vertroosting’ en „Jeruzalems bevrijding” toen het kleine kind Jezus naar de tempel werd gebracht (Luk. 2:25, 38). Tijdens de bediening van Johannes de Doper was het volk „vol verwachting” dat de Christus of Messias zou komen (Luk. 3:15). Velen verwachtten echter dat de Messias aan hun vooropgezette ideeën zou beantwoorden. De profetieën in de Hebreeuwse Geschriften toonden dat er twee verschillende aspecten zouden zijn aan de komst van de Messias. Het ene aspect zou zijn dat hij „nederig en rijdend op een ezel” zou verschijnen, terwijl hij in het andere geval „met de wolken des hemels” zou komen om tegenstanders te verdelgen en alle heerschappijen aan zich te onderwerpen (Zach. 9:9; Dan. 7:13). De joden onderscheidden niet dat deze profetieën betrekking hadden op twee verschillende verschijningen van de Messias, die qua tijd ver uit elkaar zouden liggen.

Joodse bronnen stemmen overeen met het gegeven in Lukas 2:38 dat het volk in die tijd Jeruzalems bevrijding verwachtte. The Jewish Encyclopedia merkt op: „Zij zagen reikhalzend uit naar de komst van de beloofde bevrijder uit het huis van David, die hen van het juk van de gehate buitenlandse overweldiger zou bevrijden, die een eind zou maken aan de goddeloze Romeinse heerschappij en die in plaats daarvan Zijn eigen regering van vrede zou stichten” (Deel 8, blz. 508). Zij trachtten hem tot een aardse koning te maken (Joh. 6:15). Toen hij niet aan hun verwachtingen voldeed, verwierpen zij hem.

Valse messiassen

Na Jezus’ dood volgden de joden vele valse messiassen na, zoals Jezus had voorzegd (Matth. 24:5). „Uit de woorden van Josephus blijkt dat in de eerste eeuw voor de verwoesting van de tempel [in 70 G.T.] een aantal messiassen opstonden die bevrijding van het Romeinse juk beloofden en gretige volgelingen vonden” (The Jewish Encyclopedia, Deel 10, blz. 251). Vervolgens werd in 132 G.T. Bar Kochba (Bar Kosiba), een van de voornaamste pseudo-messiassen, als messias-koning bejubeld. Bij het neerslaan van de opstand die hij aanvoerde, werden duizenden joden door Romeinse soldaten gedood. Terwijl zulke valse messiassen aan het licht brengen dat veel joden voornamelijk geïnteresseerd waren in een politieke messias, laten ze tevens zien dat zij terecht een persoon als Messias verwachtten, en niet slechts een Messiaans tijdperk of een Messiaanse natie. Sommigen geloven dat Bar Kochba een nakomeling van David was, wat aan zijn Messiaanse aanspraak kracht zou hebben bijgezet. Deze aanspraak legt echter geen enkel gewicht in de schaal, want in 70 G.T. werden de geslachtsregisters vernietigd. Latere pretendenten voor het ambt van messias zouden dus nooit bewijzen kunnen overleggen dat zij uit het geslacht van David stamden. (De Messias moest daarom wel vóór 70 G.T. verschijnen, zoals met Jezus het geval was, om zijn aanspraak als erfgenaam van David te kunnen staven. Dit toont aan dat personen die nog steeds verwachten dat de Messias op aarde zal verschijnen, het bij het verkeerde eind hebben.) Tot degenen die in latere tijden ten onrechte beweerden de Messias te zijn, behoorden Mozes van Kreta, die beweerde dat hij de zee tussen Kreta en Palestina zou splijten, en Serenus, die veel joden in Spanje misleidde. The Jewish Encyclopedia maakt gewag van 28 valse messiassen tussen 132 G.T. en 1744 G.T.

JEZUS MAAKTE ER AANSPRAAK OP DAT HIJ DE MESSIAS WAS EN WERD ALS ZODANIG AANVAARD

Uit het historische bewijsmateriaal dat in de Evangeliën wordt aangetroffen, blijkt dat Jezus inderdaad de Messias was. Personen in de 1ste eeuw die in de gelegenheid waren de ooggetuigen te ondervragen en het bewijsmateriaal te onderzoeken, aanvaardden de historische inlichtingen als authentiek. Zij waren zo overtuigd van de juistheid ervan dat zij bereid waren vervolging te verduren en voor hun geloof, dat op die waarheidsgetrouwe inlichtingen gebaseerd was, te sterven. De historische evangelieverslagen tonen dat diverse personen openlijk erkenden dat Jezus de Christus of Messias was (Matth. 16:16; Joh. 1:41, 45, 49; 11:27). Jezus sprak hen niet tegen, en bij gelegenheid gaf hij toe dat hij de Christus was (Matth. 16:17; Joh. 4:25, 26). Soms zei Jezus niet uitdrukkelijk dat hij de Messias was; af en toe gebood hij anderen er geen ruchtbaarheid aan te geven (Mark. 8:29, 30; 9:9; Joh. 10:24, 25). Aangezien Jezus zich ophield op plaatsen waar de mensen hem konden horen en zijn werken konden zien, wilde hij dat zij op grond van dit deugdelijke bewijsmateriaal geloofden, aangezien zij met eigen ogen zagen dat de Hebreeuwse Geschriften in vervulling gingen (Joh. 5:36; 10:24, 25; vergelijk 4:41, 42). Tegenwoordig hebben wij de beschikking over het verslag in de Evangeliën, waarin getoond wordt wie Jezus was en wat hij deed, te zamen met de Hebreeuwse Geschriften, die overvloedige inlichtingen verschaften over wat hij in de toekomst zou doen, zodat afzonderlijke personen kunnen weten en geloven dat Jezus inderdaad de Messias is. — Joh. 20:31; zie JEZUS CHRISTUS.

[Tabel op blz. 1062]

(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)

VOORNAAMSTE PROFETIEËN BETREFFENDE JEZUS EN DE VERVULLING ERVAN

Gen. 49:10 Geboren uit de Matth. 1:2-16;

stam Juda Luk. 3:23-33; Hebr. 7:14

Ps. 132:11; Uit het geslacht Matth. 1:1, 6-16; 9:27;

Jes. 9:7 (6); van David, de Hand. 13:22, 23;

Jes 11:1, 10 zoon van Isaï Rom. 1:3; 15:8, 12

Micha 5:2 Geboren in Bethlehem Luk. 2:4-11; Joh. 7:42

Jes. 7:14 Geboren uit een Matth. 1:18-23;

maagd Luk. 1:30-35

Jer. 31:15 Kleine kinderen na Matth. 2:16-18

zijn geboorte gedood

Mal. 3:1; Weg van tevoren Matth. 3:1-3; 11:10-14;

Mal 4:5; bereid Mt 17:10-13;

Jes. 40:3 Luk. 1:17, 76; 3:3-6; 7:27;

Joh. 1:20-23; 3:25-28;

Hand. 13:24; 19:4

Hos. 11:1 Uit Egypte geroepen Matth. 2:15

Jes. 61:1, 2 Gevolmachtigd Luk. 4:18-21

Jes. 9:1, 2 Bediening deed mensen Matth. 4:13-16

in Naftali en Zebulon

groot licht zien

Ps. 78:2 Sprak door middel Matth. 13:11-13, 31-35

van illustraties

Jes. 53:4 Droeg onze ziekten Matth. 8:16, 17

Jes. 53:1 Men geloofde niet Joh. 12:37, 38;

in hem Rom. 10:11, 16

Ps. 69:9 IJverig voor Matth. 21:12, 13; Joh. 2:13-17

Jehovah’s huis

Jes. 42:1-4 Zou als Jehovah’s Matth. 12:14-21

dienstknecht niet op

de straten twisten

Ps. 69:4 Zonder reden gehaat Luk. 23:13-25; Joh. 15:24, 25

Zach. 9:9; Intocht in Jeruzalem Matth. 21:1-9;

Ps. 118:26 op ezelsveulen; Mark. 11:7-11;

begroet als koning Luk. 19:28-38;

en als degene die in Joh. 12:12-15

Jehovah’s naam komt

Jes. 28:16; Verworpen, maar wordt Matth. 21:42, 45, 46;

Jes 53:3; hoofdhoeksteen Hand. 3:14; 4:11; 1 Petr. 2:7

Ps. 69:8; 118:22, 23

Jes. 8:14, 15 Wordt steen Luk. 20:17, 18; Rom. 9:31-33

der struikeling

Ps. 41:9; Eén apostel ontrouw, Matth. 26:47-50;

Ps 109:8 verraadt hem Joh. 13:18, 26-30; Hand. 1:16-20

Zach. 11:12 Verraden voor 30 Matth. 26:15; 27:3-10;

zilverstukken Mark. 14:10, 11

Zach. 13:7 Discipelen verstrooid Matth. 26:31, 56;

Joh. 16:32

Ps. 2:1, 2 Romeinse gezagdragers Matth. 27:1, 2;

en leiders van Israël Mark. 15:1, 15;

spannen samen tegen Luk. 23:10-12;

gezalfde van Jehovah Hand. 4:25-28

Jes. 53:8 Verhoord en Matth. 26:57-68; 27:1, 2, 11-26;

veroordeeld Joh. 18:12-14, 19-24, 28-40;

Jo 19:1-16

Ps. 27:12 Valse getuigen Matth. 26:59-61;

treden op Mark. 14:56-59

Jes. 53:7 Zwijgt ten overstaan Matth. 27:12-14;

van beschuldigers Mark. 14:61; 15:4, 5;

Luk. 23:9

Jes. 50:6; Geslagen, bespuwd Matth. 26:67; 27:26, 30;

Micha 5:1 Joh. 19:3

Ps. 22:16 Aan een paal gehangen Matth. 27:35;

(NW, Stud., Mark. 15:24, 25;

voetn.) Luk. 23:33;

Joh. 19:18, 23; 20:25, 27

Ps. 22:18 Loten geworpen Matth. 27:35;

om kleding Joh. 19:23, 24

Jes. 53:12 Gerekend onder Matth. 26:55, 56; 27:38;

zondaars Luk. 22:37

Ps. 22:7, 8 Beschimpt toen hij Matth. 27:39-43;

aan paal hing Mark. 15:29-32

Ps. 69:21 Azijn en gal gegeven Matth. 27:34, 48;

Mark. 15:23, 36

Ps. 22:1 Door God verlaten Matth. 27:46;

en aan vijanden Mark. 15:34

overgegeven

Ps. 34:20; Geen beenderen Joh. 19:33, 36

Ex. 12:46 gebroken

Jes. 53:5; Doorstoken Matth. 27:49;

Zach. 12:10 Joh. 19:34, 37; Openb. 1:7

Jes. 53:5, 8, Sterft offerandelijke Matth. 20:28; Joh. 1:29;

Jes 11, 12 dood om zonden weg te Rom. 3:24; 4:25;

nemen en weg te openen 1 Kor. 15:3;

tot rechtvaardige Hebr. 9:12-15;

positie in Gods ogen 1 Petr. 2:24; 1 Joh. 2:2

Jes. 53:9 Bij de rijken begraven Matth. 27:57-60;

Joh. 19:38-42

Jona 1:17; 2:10 Gedeelten van drie Matth. 12:39, 40; 16:21;

dagen in graf, daarna Mt 17:23; 27:64; 28:1-7;

uit doden opgewekt Hand. 10:40;

1 Kor. 15:3-8

Ps. 16:8-11 Uit de doden opgewekt Hand. 2:25-31; 13:34-37

(NW, Stud., vóór verderf

voetn.)

Ps. 2:7 Zowel door Matth. 3:16, 17;

geestverwekking als Mark. 1:9-11;

door opstanding Luk. 3:21, 22;

verklaart Jehovah hem Hand. 13:33; Rom. 1:4;

tot zijn Zoon Hebr. 1:5; 5:5

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen