MIZRAÏM
(Mi̱zraïm).
De als tweede genoemde zoon van Cham (Gen. 10:6). Mizraïm was de stamvader van de Egyptische stammen (alsook van enkele niet-Egyptische stammen), en de naam werd een synoniem voor Egypte (Gen. 10:13, 14; 50:11). Met het woord „Egypte” wordt dus de Hebreeuwse aanduiding Mits·raʹjim (of in enkele gevallen Ma·tsōrʹ [2 Kon. 19:24; Jes. 19:6; 37:25; Micha 7:12]) weergegeven. In de tegen het einde van het 2de millennium v.G.T. geschreven Amarna-brieven wordt Egypte aangeduid als Misri, hetgeen overeenkomt met de huidige Arabische naam voor het land (Misr).
De namen van Mizraïms nakomelingen zijn blijkbaar meervoudsvormen: Ludim, Anamim, Lehabim, Naftuhim, Pathrusim, Kasluhim en Kaftorim (Gen. 10:13, 14; 1 Kron. 1:11, 12). Derhalve wordt gewoonlijk aangenomen dat het hierbij gaat om de namen van stammen, niet om de namen van afzonderlijke zonen. Hoewel dit mogelijk is, dient opgemerkt te worden dat er ook andere namen zijn die dualis- of pluralisvormen schijnen te zijn, zoals Efraïm, Appaïm, Diblaïm en Mesillemoth (Gen. 41:52; 1 Kron. 2:30, 31; Hos. 1:3; 2 Kron. 28:12), maar waarmee klaarblijkelijk slechts één persoon wordt aangeduid.