Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • ad blz. 1085-1086
  • Moord

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Moord
  • Hulp tot begrip van de bijbel
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • VROEGE GESCHIEDENIS
  • ONDER DE WET
  • HAAT GELIJKGESTELD MET MOORD
  • Moord
    Inzicht in de Schrift, Deel 2
  • Doodslager
    Inzicht in de Schrift, Deel 1
  • Doodslager
    Hulp tot begrip van de bijbel
  • „Gij moogt niet moorden”
    Ontwaakt! 1971
Meer weergeven
Hulp tot begrip van de bijbel
ad blz. 1085-1086

MOORD.

De uitdrukkingen in de oorspronkelijke taal die afwisselend met „doden”, „moorden” en „doodslaan” worden weergegeven, hebben betrekking op het nemen van een leven, waarbij het verband of andere schriftplaatsen duidelijk maken of er sprake is van een opzettelijk, onbevoegd of onrechtmatig nemen van het leven van iemand anders. Bij het gebod: „Gij moogt niet moorden” (Ex. 20:13), heeft het Hebreeuwse woord voor „moorden” (ra·tsachʹ, wat letterlijk „breken” of „verpletteren” betekent) bijvoorbeeld duidelijk betrekking op opzettelijke en onrechtmatige doodslag. Maar in Numeri 35:27 duidt dezelfde uitdrukking op een handeling waartoe een bloedwreker gerechtigd was. Derhalve moet het gebod: „Gij moogt niet moorden”, worden begrepen binnen het raamwerk van de gehele Mozaïsche wet, waarin onder bepaalde omstandigheden werd toegestaan menselijk leven te nemen, zoals bij de terechtstelling van misdadigers.

VROEGE GESCHIEDENIS

Vrijwel vanaf het begin van de geschiedenis der mensheid is moord een bekend verschijnsel geweest. De eerste mens Adam gaf als gevolg van zijn ongehoorzaamheid zonde en dood aan zijn nageslacht door, hetgeen er in feite op neerkomt dat hij een moordenaar was (Rom. 5:12; 6:23). Aangezien het de Duivel was die opzettelijk tot deze ontwikkeling had bijgedragen door Adams vrouw Eva tot zonde aan te zetten, wordt de Griekse uitdrukking an·thro·pokʹto·nos, „moordenaar” of „doodslager”, terecht op Satan toegepast. — Gen. 3:13; Joh. 8:44.

Nog geen 130 jaar later werd de eerste gruwzame moord, een broedermoord, begaan. Kaïn, Adams eerstgeboren zoon, vermoordde uit haat en nijd zijn rechtvaardige broer Abel (Gen. 4:1-8, 25; 5:3). Wegens deze daad werd over Kaïn de banvloek uitgesproken, zodat hij een zwerveling en vluchteling op de aarde werd (Gen. 4:11, 12). Pas na de vloed van Noachs dagen machtigde God mensen om aan moordenaars de doodstraf te voltrekken. — Gen. 9:6.

ONDER DE WET

Eeuwen later kregen de Israëlieten de Mozaïsche wet, waarin uitgebreid behandeld werd wat er gedaan moest worden ingeval er menselijk leven genomen was. Er werd onderscheid gemaakt tussen opzettelijke en onopzettelijke doodslag. De volgende factoren getuigden tegen iemand die beweerde een onopzettelijke doodslager te zijn: Als hij (1) de omgebrachte persoon voordien had gehaat (Deut. 19:11, 12; vergelijk Jozua 20:5), (2) op de loer had gelegen om het slachtoffer te doden (Num. 35:20, 21) of (3) een voorwerp of werktuig had gebruikt waarmee een dodelijke wond kon worden toegebracht (Num. 35:16-18). Zelfs slaven die om het leven kwamen tengevolge van de slagen die zij van hun meesters ontvingen, moesten gewroken worden (Ex. 21:20). Terwijl opzettelijke moordenaars niet aan de doodstraf konden ontkomen en er geen sprake was van een losprijs in hun geval, konden onopzettelijke doodslagers hun leven redden door de gelegenheid aan te grijpen die hun werd geboden om zich binnen een toevluchtsstad van veiligheid te verzekeren. — Ex. 21:12, 13; Num. 35:30, 31; Joz. 20:2, 3; zie TOEVLUCHTSSTEDEN.

Bepaalde opzettelijke daden die indirect de dood van een ander tot gevolg hadden of konden hebben, werden gelijkgesteld met opzettelijke moord. Als bijvoorbeeld de eigenaar van een stotige stier eerdere waarschuwingen om het dier onder bewaking te stellen in de wind had geslagen, kon hij ter dood worden gebracht indien zijn stier iemand doodde. In sommige gevallen kon er echter een losprijs worden aangenomen die in de plaats kwam van het leven van de eigenaar. Ongetwijfeld zullen de rechters in zo’n geval de omstandigheden in aanmerking hebben genomen (Ex. 21:29, 30). Ook moest iemand die beraamde een ander ter dood te laten brengen door een vals getuigenis af te leggen, zelf ter dood worden gebracht. — Deut. 19:18-21.

De Wet stond zelfverdediging toe, maar iemands recht om voor zijn bezit te vechten, was beperkt. Wie een dief overdag doodde, laadde bloedschuld op zich, ook al had hij de wetsovertreder bij het inbreken in zijn huis op heterdaad betrapt. Dit was klaarblijkelijk zo omdat op diefstal niet de doodstraf stond en de dief geïdentificeerd en voor het gerecht gebracht had kunnen worden. Maar ’s nachts zou het moeilijk zijn te zien wat iemand aan het doen was en wat een indringer beoogde. Derhalve werd iemand die in het donker een indringer doodde, als onschuldig beschouwd. — Ex. 22:2, 3.

HAAT GELIJKGESTELD MET MOORD

Moord komt uit het hart voort (Matth. 15:19; Mark. 7:21; vergelijk Romeinen 1:28-32). Derhalve zou een ieder die zijn broeder haatte, een moordenaar of doodslager zijn (1 Joh. 3:15). Christus Jezus bracht moord ook in verband met een verkeerde instelling, zoals wanneer iemand toornig bleef op zijn broeder, schimpend tegen hem sprak of hem ten onrechte veroordeelde en een „verachtelijke dwaas” noemde. — Matth. 5:21, 22; vergelijk Jakobus 2:1-11; 5:6; Mattheüs 25:40, 45; Handelingen 3:14, 15.

Hoewel volgelingen van Christus ter wille van de rechtvaardigheid vervolgd en zelfs vermoord konden worden, mocht het lijden dat zij ondergingen, niet toe te schrijven zijn aan het feit dat zij een moord of andere misdaden hadden begaan. — Matth. 10:16, 17, 28; 1 Petr. 4:12-16; Openb. 21:8; 22:15.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen