NABONIDUS
(Nabo̱nidus) [Akkadisch: Nabû-na’id; de god Naboe (Nebo) is verheven].
De laatste opperheerser van het Babylonische Rijk en de vader van Belsazar. Op grond van spijkerschriftteksten neemt men aan dat hij zo’n 17 jaar heeft geregeerd (556–539 v.G.T.). Hij had grote belangstelling voor literatuur, kunst en religie.
In zijn eigen inscripties beweert Nabonidus uit een adellijk geslacht te stammen en in een aantal spijkerschriftteksten noemt hij zijn vader „de wijze vorst”. Op grond van een iets beschadigd kleitablet dat in de nabijheid van het oude Haran is gevonden, vermoedt men dat de moeder van Nabonidus een priesteres van de maangod Sin was. Later, als koning, ging Nabonidus hartstochtelijk op in de aanbidding van de maangod en beoefende deze aanbidding zowel in Haran als in Ur, waar deze god een dominerende positie innam.
In een boek van de Yale Oriental Series getiteld Nabonidus and Belshazzar oppert professor R. P. Dougherty het vermoeden dat Nitocris de dochter van Nebukadnezar was en dat Nabonidus (Labynetus) derhalve Nebukadnezars schoonzoon was. En de door Herodotus genoemde „zoon” van Nitocris en Nabonidus (Labynetus) is waarschijnlijk Belsazar, tegen wie Cyrus streed. Hoewel dit argument grotendeels op gevolgtrekkingen berust, helpt het te verklaren waarom Nabonidus op de Babylonische troon kwam. Wat nog belangrijker is, het strookt met het bijbelse feit dat Nebukadnezar als de „vader” van Nabonidus’ zoon Belsazar wordt aangeduid (Dan. 5:11, 18, 22); het begrip „vader” heeft soms de betekenis van grootvader of voorvader. Zo bezien, was Belsazar een kleinzoon van Nebukadnezar. De tabel hieronder toont derhalve de dynastie van Nieuwbabylonische koningen volgens de zienswijze van professor Dougherty.
Nabonidus besteeg de troon nadat Labasji-Mardoek, de zoon van Neriglissar, vermoord was. Doch in een van zijn inscripties duidt Nabonidus zich als de „machtige afgevaardigde” van Nebukadnezar en Neriglissar aan, en op grond van deze omstandigheid alsook op grond van ander bewijsmateriaal meent men te kunnen concluderen dat hij op wettige wijze de troon besteeg en geen usurpator was.
In een aantal prisma’s maakt Nabonidus in gebeden die hij tot de maangod opzendt niet alleen melding van zichzelf, maar ook van zijn eerstgeboren zoon, Belsazar. In een inscriptie staat dat Nabonidus in zijn derde jaar — nog voor zijn veldtocht waarin hij Tema in Arabië veroverde — Belsazar in Babylon tot koning aanstelde. — Zie BELSAZAR.
Nabonidus schijnt zijn koninklijke residentie in Tema te hebben gevestigd, en uit andere teksten blijkt dat kameelkaravanen proviand uit Babylonië daarheen brachten. Hoewel Nabonidus zijn positie als koning van het rijk niet opgaf, vertrouwde hij het bestuur van Babylon aan Belsazar toe. Daar Tema op een knooppunt lag van de oude karavaanwegen waarlangs goud en specerijen door Arabië, van O. naar W. en van N. naar Z., getransporteerd werden, kunnen het economische redenen zijn geweest die de stad voor Nabonidus interessant maakten, of kunnen factoren van militaire aard een rol hebben gespeeld.
Men weet niet wat Nabonidus tussen zijn 12de en zijn laatste regeringsjaar heeft gedaan. Daar er een aanval van de Meden en de Perzen onder Cyrus de Grote te verwachten was, verbond Nabonidus zich met het Lydische Rijk en met Egypte. Uit de Naboniduskroniek blijkt dat Nabonidus zich in het jaar van de Medo-Perzische aanval weer in Babylon bevond; men vierde het Nieuwjaarsfeest en er werden diverse goden uit Babylonië in de stad gebracht. De kroniek zegt over de opmars van Cyrus dat hij na een overwinning te hebben behaald bij Opis, Sippar (ca. 55 km ten N. van Babylon) innam en dat „Nabonidus vluchtte”. Dan volgt het verslag over de verovering van Babylon door de Meden en de Perzen, en er wordt gezegd dat Nabonidus nadat hij daar was teruggekeerd, werd gevangengenomen. Berossos, een Babylonische priester uit de 3de eeuw v.G.T., bericht in zijn geschriften dat Nabonidus was uitgetrokken om tegen Cyrus’ leger te strijden, maar dat hij werd verslagen en toevlucht zocht in Borsippa (ten Z.Z.W. van Babylon) en dat hij zich na de val van Babylon aan Cyrus overgaf en toen naar Carmania (in Zuid-Perzië) werd verbannen. Dit verslag zou overeenstemmen met het bijbelse bericht in Daniël hoofdstuk 5, waaruit blijkt dat Belsazar ten tijde van de omverwerping van Babylon daar als koning fungeerde.
Dat Nabonidus in hoofdstuk 5 van het boek Daniël niet rechtstreeks wordt vermeld, daarover kan het volgende worden opgemerkt: Daniël beschrijft slechts zeer weinig gebeurtenissen voorafgaande aan de val van Babylon, en de eigenlijke ineenstorting van het rijk wordt in slechts weinig woorden vermeld. Schijnbaar wordt Nabonidus echter in Daniël 5:7, 16, 29 op indirecte wijze als heerser genoemd, want daar lezen wij het aanbod van Belsazar om Daniël tot de derde heerser in het koninkrijk te maken, waardoor te kennen wordt gegeven dat Nabonidus de eerste heerser was en Belsazar de tweede. Het commentaar van professor Dougherty luidt dan ook: „. . . hoofdstuk 5 van Daniël kan als strokend met de feiten beschouwd worden wanneer in het relaas geen plaats aan Nabonidus wordt toegekend, want hij schijnt niet betrokken te zijn geweest bij de gebeurtenissen die zich voordeden toen Gobryas [aan de spits van Cyrus’ leger] de stad binnendrong.”
NABONIDUSKRONIEK
Ze wordt ook de „Cyrus-Naboniduskroniek” genoemd en is een kleitabletfragment dat thans in het British Museum wordt bewaard. Deze kroniek schetst hoofdzakelijk de belangrijkste gebeurtenissen van de regering van Nabonidus, de laatste opperheerser van Babylon, met inbegrip van een kort verslag over de val van Babylon, die door de troepen van Cyrus werd teweeggebracht. Hoewel ze ongetwijfeld oorspronkelijk uit Babylon stamde en in Babylonisch spijkerschrift werd geschreven, zeggen geleerden die de schriftstijl hebben onderzocht, dat ze gedateerd zou kunnen worden in de Seleucidische tijd (312–65 v.G.T.) ofte wel twee eeuwen of langer na de dagen van Nabonidus. Het is bijna zeker dat het hierbij om een kopie van een ouder document gaat. Daar Cyrus in deze kroniek zo sterk wordt verheerlijkt, terwijl er geringschattend over Nabonidus wordt gesproken, is men van mening dat ze het werk is van een Perzische afschrijver en is ze in feite als „Perzische propaganda” bestempeld. Dit kan dan wel zo zijn, doch experts zijn van oordeel dat de „gedetailleerde gegevens” die ze bevat, niettemin betrouwbaar zijn.
Ondanks de kortheid van de Naboniduskroniek — het kleitablet is op de breedste plaats zo’n 14 cm en is ongeveer even lang — is ze het volledigste voorhanden zijnde spijkerschriftverslag over de val van Babylon. In de derde van haar vier kolommen, te beginnen bij regel vijf, luiden toepasselijke gedeelten: „[Zeventiende jaar:] . . . In de maand Tasjritu, toen Cyrus het leger van Akkad in Opis aan de Tigris aanviel, kwamen de bewoners van Akkad in opstand, maar hij (Nabonidus) richtte een slachting aan onder de in verwarring gebrachte bewoners. Op de 14de dag werd Sippar zonder strijd ingenomen. Nabonidus vluchtte. Op de 16de dag trokken Gobryas (Gubaru), de stadhouder van Gutium, en het leger van Cyrus zonder strijd Babylon binnen. Nadien werd Nabonidus in Babylon gearresteerd toen hij (daar) terugkeerde . . . Op de derde dag van de maand Arahsjamnu trok Cyrus Babylon binnen: groene twijgen werden voor hem uitgespreid — de status van ’Vrede’ (sulmu) werd over de stad afgeroepen.” — Ancient Near Eastern Texts Relating to the Old Testament (1955), James B. Pritchard, blz. 306.
Er zij opgemerkt dat de zinsnede „zeventiende jaar” niet op het kleitablet voorkomt, aangezien dit deel van de tekst beschadigd is. De vertalers hebben deze zinsnede ingevoegd omdat zij geen kleitablet hebben gevonden dat uit de tijd na het 17de jaar van Nabonidus stamt. Daarom nemen zij aan dat de val van Babylon zich in dat jaar van zijn regering heeft voorgedaan en dat, indien het kleitablet niet beschadigd zou zijn, die woorden in de nu beschadigde ruimte zouden hebben gestaan. Zelfs indien Nabonidus’ regering langer heeft geduurd dan algemeen wordt aangenomen, dan nog zou dit geen verandering brengen in de erkende datum 539 v.G.T. als het jaar voor de val van Babylon, want er zijn andere bronnen die op dit jaar duiden. (Zie CYRUS). Deze factor doet echter in zekere mate afbreuk aan de waarde van de Naboniduskroniek.
Hoewel het jaar ontbreekt, komen niettemin de maand en de dag van de val van Babylon in de nog behouden tekst voor. Aan de hand hiervan berekenen wereldlijke chronologen de 16de Tasjritu (Tisjri) als vallend op 11/12 oktober, volgens de Juliaanse kalender, en op 5/6 oktober, volgens de Gregoriaanse kalender, van het jaar 539 v.G.T. Daar deze datum erkend is, aangezien het tegendeel niet te bewijzen valt, kan men met behulp van het jaar 539 v.G.T. de wereldlijke en de bijbelse geschiedenis coördineren.
Het is interessant dat de kroniek over de nacht waarin Babylon viel, het volgende zegt: „Het leger van Cyrus [kwam] Babylon zonder strijd binnen.” Dit betekent waarschijnlijk zonder een algemeen treffen, hetgeen strookt met de profetie van Jeremia waarin werd gezegd dat ’de sterke mannen van Babylon zouden ophouden met strijden’. — Jer. 51:30.
[Diagram op blz. 1106]
(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)
NABOPOLASSAR
(Stichter van de dynastie)
NEBUKADNEZAR
(Zoon van Nabopolassar)
--------------------------------------------------------------
AMEL-MARDOEK NERIGLISSAR NABONIDUS
(Zoon van (Schoonzoon van (Schoonzoon van
Nebukadnezar) Nebukadnezar) Nebukadnezar?)
LABASJI-MARDOEK BELSAZAR
(Zoon van Neriglissar) (Zoon van Nabonidus)
[Illustratie op blz. 1107]
De Naboniduskroniek