VIJVER.
Een groot open verzamelbekken voor water. Kunstmatige vijvers werden uitgegraven of in rotsen uitgehakt. Soms bevonden ze zich binnen een stad en waren door kanalen met bronnen verbonden. Hierdoor waren de inwoners zelfs in tijden van beleg van water verzekerd. Sommige vijvers waren niets anders dan natuurlijke holten die vergroot of uitgebouwd waren.
Tot de verschillende in de Schrift genoemde vijvers behoren die van Gibeon (2 Sam. 2:13), Hebron (2 Sam. 4:12), Hesbon (Hoogl. 7:4), Samaria (1 Kon. 22:38) en Jeruzalem. Men heeft wel geopperd dat de vijvers die door de bijeenbrenger (koning Salomo) voor irrigatiedoeleinden werden aangelegd, misschien te vereenzelvigen zijn met de waterreservoirs die men ten Z. van Bethlehem heeft aangetroffen (Pred. 2:6). In deze reservoirs werd water uit nabijgelegen bronnen opgeslagen en via een ca. 65 km lang aquaduct naar de stad Jeruzalem geleid.
DE VIJVERS VAN JERUZALEM
Men denkt dat het vroegere waterbekken van Siloam (Joh. 9:7) ongeveer bij het huidige Birket Silwan, even ten Z.W. van de Stad van David, heeft gelegen. Waarschijnlijk is dit ook ongeveer de ligging geweest van de vijver van koning Hizkia, die verbonden was met de waterleiding die hij had aangelegd om het water van de Gihonbron naar Jeruzalem te leiden (2 Kon. 20:20; 2 Kron. 32:30). De bijbelse aanduidingen „oude vijver” (Jes. 22:11), „bovenvijver” (2 Kon. 18:17; Jes. 7:3; 36:2) en „benedenvijver” (Jes. 22:9) verschaffen geen aanwijzing omtrent hun precieze ligging ten opzichte van de stad Jeruzalem. (Zie KANAALVIJVER.) De „Koningsvijver” lag blijkbaar tussen de Aspoort en de Bronpoort (Neh. 2:13-15). Wellicht is het dezelfde vijver als die welke in Nehemia 3:16 wordt genoemd.
Zie BETHZATHA voor inlichtingen over het waterbekken van Bethzatha.
RIETPOELEN
Terwijl het Hebreeuwse woord bere·khahʹ „vijver” betekent (een kunstmatige vijver), duidt het woord ’aghamʹ op een „rietpoel” of „poel vol riet”, waarschijnlijk een natuurlijke verzamelplaats van water in een bodeminzinking (Ex. 7:19; 8:5; Ps. 107:35; 114:8; Jes. 35:7; 41:18). De profetie dat God Babylon tot „rietpoelen van water” zou maken, gaf aanschouwelijk te kennen wat een verlaten oord het zou worden. — Jes. 14:23.