Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • ad blz. 1294-1295
  • Rachel

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Rachel
  • Hulp tot begrip van de bijbel
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • „WEENT OM HAAR ZONEN”
  • Rachel
    Inzicht in de Schrift, Deel 2
  • Jakob gaat naar Haran
    Mijn boek met bijbelverhalen
  • Ongelukkige zussen die „het huis van Israël hebben gebouwd”
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2007
  • Lea
    Hulp tot begrip van de bijbel
Meer weergeven
Hulp tot begrip van de bijbel
ad blz. 1294-1295

RACHEL

(Ra̱chel) [ooi].

De dochter van Laban en de jongere zuster van Lea, en Jakobs volle nicht en lievelingsvrouw (Gen. 29:10, 16, 30). In 1781 v.G.T. vluchtte Jakob voor zijn moordzuchtige broer Esau en reisde naar Haran, in Paddan-Aram, in het „land der oosterlingen” (Gen. 28:5; 29:1). Rachel, een meisje „schoon van gestalte en schoon van gelaat”, diende haar vader als herderin, en zij ontmoette Jakob bij een bron in de buurt van Haran. Jakobs oom nam hem in zijn huisgezin op, en één maand later kwamen beiden overeen dat Jakob Laban zeven jaar zou dienen om met Rachel, op wie hij verliefd was geworden, te kunnen trouwen. Jakobs liefde verzwakte niet gedurende die zeven jaar, en zo „bleken ze in zijn ogen als slechts enkele dagen te zijn”. Maar in de huwelijksnacht gaf zijn oom hem in plaats van Rachel de oudere dochter Lea, die in dit bedrog kennelijk onder één hoedje had gespeeld met haar vader. Toen Jakob Laban de volgende morgen ervan beschuldigde dat hij hem had bedrogen, beriep Laban zich als verontschuldiging voor zijn handelwijze op een plaatselijk gebruik. Jakob verklaarde zich bereid een huwelijksweek met Lea te voleindigen voordat hem Rachel gegeven zou worden en daarna nog zeven jaar voor Laban te werken. — Gen. 29:4-28.

Jakob werd niet teleurgesteld door zijn vrouw Rachel, en hij had haar meer lief dan Lea. Jehovah begunstigde nu Lea in haar ongunstige positie door haar met vier zonen te zegenen, terwijl Rachel onvruchtbaar bleef (Gen. 29:29-35). Rachel gaf niet alleen blijk van jaloezie jegens haar zuster, maar omdat zijzelf onvruchtbaar was — iets wat destijds door vrouwen als een grote smaad werd beschouwd — was zij ook vertwijfeld. Haar kribbige ongeduld wekte zelfs de toorn op van haar liefdevolle echtgenoot. Ter compensatie van haar eigen onvruchtbaarheid gaf zij haar dienstmaagd aan Jakob, opdat hij bij haar kinderen zou verwekken (zoals Sara dit eerder met haar slavin Hagar had gedaan), en de twee kinderen die als gevolg hiervan werden geboren, werden als Rachels kinderen beschouwd. Lea’s dienstmaagd en Lea zelf brachten samen nog vier zonen voort voordat eindelijk Rachels hoop werd vervuld en zij haar eerste zoon, Jozef, baarde. — Gen. 30:1-24.

Jakob wilde nu uit Haran weggaan, maar zijn schoonvader overreedde hem om langer te blijven, en pas zes jaar later trok Jakob op aanwijzing van God weg. Vanwege Labans oneerlijke methoden lichtte Jakob hem niet in over zijn vertrek, en zowel Lea als Rachel waren het hierin met hun man eens. Vóór hun vertrek stal Rachel haar vaders „terafim”, klaarblijkelijk een soort afgodsbeeldjes. Toen Laban later het gezelschap inhaalde en over de diefstal sprak (blijkbaar was dit zijn voornaamste zorg), bracht Jakob, die niet wist dat Rachel ze gestolen had, zijn misnoegen daarover tot uitdrukking en zei dat de dief, indien die onder zijn reisgezelschap aangetroffen werd, moest sterven. Bij zijn onderzoek kwam Laban ook in de tent van Rachel, maar zij voorkwam dat zij ontdekt werd door te beweren dat zij zich onwel voelde wegens haar menstruatie, en zij bleef op de zadeltassen zitten waarin zich de terafim bevonden. — Gen. 30:25-30; 31:4-35, 38; zie LABAN.

Toen Jakob zijn broer Esau ontmoette, toonde hij dat hij nog steeds grotere liefde voor Rachel had door haar en haar enige zoon een plaats achteraan in de karavaan te geven; ongetwijfeld beschouwde hij dit als de veiligste plaats in geval van een aanval door Esau (Gen. 33:1-3, 7). Nadat Jakob enige tijd in Sukkoth, vervolgens in Sichem en ten slotte in Bethel had doorgebracht, trok hij verder zuidwaarts. Ergens tussen Bethel en Bethlehem baarde Rachel haar tweede kind, Benjamin, maar zij stierf tijdens de bevalling en werd daar begraven. Jakob richtte een zuil op om het graf te markeren. — Gen. 33:17, 18; 35:1, 16-20.

De weinige bijzonderheden die opgetekend werden, geven slechts een onvolledig beeld van Rachels persoonlijkheid. Zij was een aanbidster van Jehovah (Gen. 30:22-24), maar had menselijke tekortkomingen, zoals aan de dag trad toen zij de terafim stal en op listige wijze voorkwam ontdekt te worden, welke zwakheden misschien althans ten dele toe te schrijven waren aan haar familieachtergrond. Doch welke zwakheden zij ook gehad mag hebben, Jakob had haar innig lief, en zelfs op hoge leeftijd beschouwde hij haar als degene die zijn ware vrouw was geweest en had hij haar kinderen meer lief dan al zijn andere kinderen (Gen. 44:20, 27-29). Hoewel de woorden die Jakob kort voor zijn dood tot Jozef richtte, van eenvoud getuigen, brengen ze niettemin de diepte van Jakobs genegenheid voor Rachel tot uitdrukking (Gen. 48:1-7). Over haar en Lea wordt gezegd dat zij „het huis van Israël [Jakob] hebben gebouwd”. — Ruth 4:11.

„WEENT OM HAAR ZONEN”

In Jeremia 31:15 wordt Rachel voorgesteld als een vrouw die weent om haar zonen die naar het land van de vijand zijn weggevoerd, en haar weeklacht wordt in Rama (ten N. van Jeruzalem in het gebied van Benjamin) gehoord. Aangezien Efraïm, wiens nakomelingen vaak collectief als symbool van het noordelijke koninkrijk Israël worden gebruikt, in de omringende verzen (vs. 6, 9, 18, 20) meermalen wordt genoemd, geloven sommige bijbelgeleerden dat deze profetie betrekking heeft op de verbanning van de inwoners van het noordelijke koninkrijk door de Assyriërs (2 Kon. 17:1-6; 18:9-11). Ze kan daarentegen ook verband houden met de uiteindelijke verbanning van zowel Israël als Juda (laatstgenoemde door Babylon). In het eerste geval was Rachel een zeer passend symbool, want zij was (via Jozef) een voorouder van Efraïm, de belangrijkste stam van het noordelijke koninkrijk. In het tweede geval zou Rachel als moeder van zowel Jozef als Benjamin, wiens stam tot het zuidelijke koninkrijk Juda behoorde, een passend symbool zijn van de moeders van heel Israël, die schijnbaar voor niets zonen hadden voortgebracht. Jehovah’s vertroostende belofte kwam er echter op neer dat de bannelingen „stellig uit het land van de vijand [zouden] terugkeren”. — Jer. 31:16.

Mattheüs citeerde deze tekst in verband met de door Herodes verordende moord op de kinderen van Bethlehem (Matth. 2:16-18). Aangezien Rachels graf zich in elk geval betrekkelijk dicht bij Bethlehem bevond (hoewel blijkbaar niet op de traditionele plek), was de wenende Rachel een passend symbool van de treurende moeders wier kinderen vermoord waren. Maar deze aanhaling uit Jeremia’s profetie was nog passender wegens de overeenkomst van de situatie waarin de Israëlieten zich in dit geval bevonden. Zij waren onderworpen aan een groter Babylon, waarin zich het bloed bevindt van allen die op de aarde geslacht zijn (Openb. 17:5, 6; 18:24), en de kinderen werden door een vertegenwoordiger van een vreemde mogendheid die over de Israëlieten heerste, gedood. Het „land van de vijand” waarheen de kinderen waren gegaan, was kennelijk geen politiek gebied, zoals in het vroegere geval. Het heeft blijkbaar betrekking op het graf, het door ’koning Dood’ beheerste gebied (vergelijk Psalm 49:14; Openbaring 6:8), want de dood wordt aangeduid als de „laatste vijand” die tenietgedaan wordt (Rom. 5:14, 21; 1 Kor. 15:26). De terugkeer uit deze „verbanning” zou natuurlijk een opstanding uit de doden betekenen.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen