WIJNRUIT.
Een plant die alleen in Lukas 11:42 vermeld wordt in verband met het pijnlijk nauwgezette geven van tienden door de Farizeeën. Deze veel voorkomende variëteit van de wijnruitfamilie (Ruta graveolens) is een sterk geurende, heesterachtige, overblijvende plant met harige stengels die een hoogte van ca. 90 cm bereikt. Ze heeft grijsgroene bladeren en gele bloemen, die in bijschermen staan. Wijnruit wordt wel medicinaal toegepast als opwekkend en krampwerend middel. Het is mogelijk dat wijnruit in de dagen van Jezus’ aardse bediening in Palestina werd geteeld voor medicinaal gebruik en als keukenkruid.
In plaats van „wijnruit” staat in het parallelle verslag in Mattheüs 23:23 „dille”. In het uit de 3de eeuw daterende handschrift Chester Beatty-papyrus nr. 1 staat ook in Lukas 11:42 „dille”.