SAFFIRA
(Saffira) [schoon].
De vrouw van Ananias, die samen met haar man heimelijk was overeengekomen iets te doen wat hun dood tot gevolg had. Om het hoofd te bieden aan de noodtoestand die na Pinksteren in 33 G.T. was ontstaan, verkochten zij een veld dat zij bezaten en deden het op huichelachtige wijze voorkomen alsof zij, net als andere christenen in Jeruzalem, de hele opbrengst aan de apostelen gaven. — Hand. 5:1-11; zie ANANIAS nr. 1.