SERGIUS PAULUS
(Sergius Paulus).
De proconsul van Cyprus toen Paulus dit eiland omstreeks 47 G.T. op zijn eerste zendingsreis bezocht. Lukas noemt hem terecht „proconsul”, want Cyprus stond destijds niet onder het bestuur van de keizer maar van de Romeinse senaat. Cyprus was voorheen een keizerlijke provincie geweest, maar werd in 22 v.G.T. door Augustus onder beheer van de senaat geplaatst. Op dit eiland ontdekte men een inscriptie die dateert van omstreeks 55 G.T. en de woorden bevat: „tijdens het proconsulschap van Paulus”.
De naam is ook elders in de Romeinse wereld aangetroffen, bijv. als naam van de procurator van de Tiber onder Claudius Caesar, maar het is niet zeker of er enig verband bestaat tussen deze andere namen en de in de bijbel genoemde Sergius Paulus.
Sergius Paulus woonde in Pafos, aan de westkust van het eiland. Hij was „een intelligent man” die er ernstig naar zocht het woord van God te horen, en daarom riep hij Barnabas en Paulus bij zich. Terwijl zij met hem spraken, ging Elymas (Bar-Jezus), een joodse tovenaar, „hen tegenwerken en probeerde de proconsul van het geloof af te keren”. Maar Paulus, vervuld met heilige geest, zei tot deze tegenstander van het goede nieuws dat hij tijdelijk met blindheid geslagen zou worden, en dat gebeurde ook. Toen de proconsul deze machtige daad van Gods geest zag, werd hij een gelovige, „daar hij versteld stond van het onderwijs van Jehovah”. — Hand. 13:6-12.