SEMAJA
(Semaja) [Jehovah heeft gehoord].
1. Een profeet van Jehovah tijdens de regering van Rehabeam, de zoon van Salomo. Na de opstand van de tien noordelijke stammen in 997 v.G.T. maakte Semaja de woorden van Jehovah bekend, die luidden dat Rehabeam niet moest proberen deze stammen te heroveren (1 Kon. 12:21-24; 2 Kron. 11:1-4). In het vijfde jaar van Rehabeam (993 v.G.T.) deed de Egyptische koning Sisak een inval in Juda. Semaja deelde Rehabeam en zijn vorsten mee dat Jehovah hen verlaten had, omdat zij Hem hadden verlaten. Daar Rehabeam en zijn vorsten zich echter verootmoedigden, liet Jehovah niet toe dat er door de invasie een volkomen vernietiging werd bewerkstelligd (2 Kron. 12:1-12). Semaja heeft ook een van de geschreven berichten over Rehabeams regering opgesteld. — 2 Kron. 12:15.
2. Een valse profeet uit de stad Nechelam, die een tegenstander van Jeremia was. Hij werd in 617 v.G.T. met Jojachin gevankelijk naar Babylon gevoerd. Van daar uit schreef hij brieven aan de priester Zefanja en de andere priesters in Jeruzalem, waarin hij Jeremia veroordeelde omdat deze een langdurige gevangenschap voorzei en de gevangenen aanspoorde zich in Babylon te vestigen. Semaja betoogde dat Jeremia in het blok moest worden gesloten. Jehovah voorzei echter dat noch Semaja noch zijn nageslacht zich onder de terugkerende ballingen zouden bevinden, omdat hij had getracht de joden ertoe te brengen op een leugen te vertrouwen en omdat hij van openlijke opstand had gesproken. — Jer. 29:24-32.
3. De valse profeet die door Tobia en Sanballat was gehuurd om Nehemia omtrent een vermeende aanslag op zijn leven in te lichten. Zij wilden Nehemia daardoor vrees inboezemen en hem, die geen priester was, ertoe brengen zich in de tempel te verbergen en zo een zonde te begaan. Semaja was een zoon van Delaja. — Neh. 6:10-13.