SPONS.
Het absorberende, taaie, elastische skelet van bepaalde waterdieren die in grote aantallen in het oostelijke deel van de Middellandse Zee en in andere wateren voorkomen. Sponzen werden vroeger waarschijnlijk (net als nu) door duikers, die ze met de hand van onderwaterrotsen plukten, naar de oppervlakte gebracht. Nadat het levende dier gestorven was en het weke weefsel in het skelet was weggerot, werd de spons grondig gewassen tot alleen het skelet overbleef.
Het vermogen van de spons om vloeistoffen te absorberen en weer los te laten, maakte haar in de oudheid tot een belangrijk handelsartikel, omdat de spons zowel bij het baden als voor schoonmaakdoeleinden werd gebruikt. Toen Jezus Christus aan de martelpaal hing, kreeg hij een op een rietstok gestoken spons aangeboden die in zure wijn was gedrenkt. — Matth. 27:48; Mark. 15:36; Joh. 19:29.