TADMOR
(Tadmor) [kennelijk afgeleid van ta·marʹ, palmboom].
Een in de wildernis gelegen plaats waar Salomo enige tijd na 1017 v.G.T. bouwwerkzaamheden verrichtte (2 Kron. 8:1, 4). Tadmor wordt gewoonlijk geïdentificeerd met de stad die bij zowel de Grieken als de Romeinen als Palmyra bekend was. Haar ruïnes liggen in een oase aan de noordelijke rand van de Syrische Woestijn, ruim 200 km ten N.O. van Damaskus. Een dichtbij gelegen dorp wordt door de Arabieren nog steeds Tudmur genoemd. Indien de identificatie met Palmyra juist is, zou Tadmor als garnizoensstad ter verdediging van de verafgelegen noordelijke grens van Salomo’s koninkrijk en tevens als belangrijke karavanserai gediend kunnen hebben.
Het Tamar („Tadmor” volgens de randlezing van de masoretische tekst) waarover in 1 Koningen 9:18 wordt gezegd dat het „in het land” ligt, is misschien identiek met Tadmor. De uitdrukking „in het land” kan eenvoudig betekenen dat Tamar deel uitmaakte van Salomo’s rijk (1 Kon. 9:19) en Tamar zou derhalve Palmyra geweest kunnen zijn. Indien de zinsnede „in het land” echter een engere betekenis heeft, kunnen met de namen „Tamar” en „Tadmor” twee verschillende plaatsen bedoeld zijn, namelijk Palmyra (Tadmor) in het N. en een Judese stad (Tamar) in het Z.; of beide namen zouden betrekking kunnen hebben op een in Juda gelegen plaats Tamar. — Vergelijk Ezechiël 47:19; 48:28.