THESSALONIKA
(Thessalonika).
De belangrijkste havenstad van Macedonië, waar Paulus omstreeks 50 G.T. een christelijke gemeente oprichtte; de naam van de huidige stad is Saloniki (of Thessaloniki). Een nabijgelegen stad genaamd Therme („hete bronnen”) was oorspronkelijk een van de ongeveer 26 steden die werden verwoest door Cassander, die vervolgens in 316 of 315 v.G.T. Thessalonika bouwde. Hij noemde de stad naar zijn vrouw, de zuster van Alexander de Grote. Deze nieuwe stad lag aan de westzijde van het schiereiland Chalcidice aan de Thermaïsche Golf (thans Golf van Saloniki genoemd), op het knooppunt van de weg die noordwaarts naar de Donau liep en de hoofdweg (de verharde en door de Romeinen aangelegde Via Egnatia) die over een traject van honderden kilometers dwars door Macedonië naar de Adriatische Zee voerde.
Macedonië werd vóór het midden van de 2de eeuw v.G.T. in vier districten verdeeld, en Thessalonika was de hoofdstad van het tweede district. Enkele jaren later werd Macedonië een Romeinse provincie, en Thessalonika werd de bestuurszetel van de provinciale regering. Toen dus de apostel Paulus met Silas in deze ca. 120 km ten W. van Filippi gelegen stad kwam, was ze een bloeiende metropool van niet geringe betekenis.
Drie sabbatten achtereen predikte Paulus in de synagoge van Thessalonika, als gevolg waarvan enkele joden en een grote menigte Griekse proselieten gelovigen werden en zich bij Paulus en Silas aansloten, en onder hen bevonden zich „niet weinigen van de voornaamste vrouwen” (Hand. 17:1-4). Hoe lang Paulus in Thessalonika bleef, is niet bekend, maar het was in elk geval zo lang dat hij en zijn metgezel werk aannamen om in hun levensonderhoud te voorzien. Hoewel Paulus als apostel het recht had om materiële hulp te ontvangen van degenen die hij in geestelijk opzicht diende, gaf hij door zijn voorbeeld te kennen dat christenen „voedsel moeten eten dat zij zelf verdienen” (1 Kor. 9:4-18; 1 Thess. 2:9; 2 Thess. 3:7-12). Misschien deed hij dit ten dele omdat sommige Thessalonicenzen tot ledigheid neigden. Tijdens zijn verblijf aldaar ontving hij van de broeders in Filippi tweemaal iets om in zijn behoeften te voorzien. — Fil. 4:16.
Na verloop van tijd namen de Thessalonische joden die de boodschap van Paulus verwierpen, van de marktplaats enkele leeglopers met zich mee, vormden een samenscholing en bestormden het huis van Jason, waar Paulus verbleef. Maar toen zij bemerkten dat hij daar niet was, sleepten zij Jason en andere gelovigen naar de stadsbestuurders (volgens het Grieks letterlijk: „politarchen”) (Hand. 17:5-9, NW, Stud., voetn.). Het is bijzonder interessant dat men in en rond Thessalonika inscripties uit die tijd heeft gevonden waarin bepaalde plaatselijke beambten als politarchen worden aangeduid.
Uit veiligheidsoverwegingen zonden de broeders in Thessalonika Paulus en Silas ’s nachts naar Berea. Daar bemerkte Paulus dat de Bereeërs ’edeler van geest waren dan die in Thessalonika, aangezien zij het woord niet alleen met de grootste bereidwilligheid des geestes aannamen, maar ook dagelijks zorgvuldig de Schriften onderzochten om te zien of dat wat de apostel zei, wel zo was’. Spoedig rezen er echter moeilijkheden toen vijandige joden uit Thessalonika kwamen en een volksoproer verwekten, zodat Paulus zich opnieuw heimelijk uit de voeten moest maken. — Hand. 17:10-15.
Bijna een jaar nadat Paulus uit Thessalonika was vertrokken, bevond hij zich in Korinthe, van waar uit hij zijn eerste brief aan de Thessalonicenzen schreef. Hij had Timotheüs naar hen toe gezonden om hen te troosten en op te bouwen en had een goed bericht van Timotheüs ontvangen. In de brief prees hij de Thessalonicenzen omdat zij een goed voorbeeld waren geworden „voor alle gelovigen in Macedonië en in Achaje”, en spoorde hen aan zich niet door de vervolging te laten ontmoedigen (1 Thess. 1:1-8; 3:1-13; 4:1). Deze brief onderscheidt zich doordat hij waarschijnlijk de eerste van Paulus’ canonieke brieven is en — afgezien van het Evangelie van Mattheüs — vermoedelijk vóór alle andere boeken van de christelijke Griekse Geschriften werd geschreven. Kort daarop schreef Paulus een tweede brief aan de Thessalonicenzen, waarin hij hen vermaande zich niet door valse leraren tot afval te laten brengen. — 2 Thess. 1:1; 2:1-3.
Ongetwijfeld heeft Paulus in de loop der jaren, wanneer hij door Macedonië reisde, af en toe ook Thessalonika weer bezocht (Hand. 20:1-3; 1 Tim. 1:3). Sommige met name genoemde Thessalonicenzen, Aristarchus en Secundus, waren reisgezellen van Paulus (Hand. 20:4; 27:2). Demas, die Paulus in Rome verliet, ging naar Thessalonika, mogelijk de stad waar hij vandaan kwam. — 2 Tim. 4:10.