Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • ad blz. 1520-1522
  • Transfiguratie

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Transfiguratie
  • Hulp tot begrip van de bijbel
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • PLAATS VAN DE TRANSFIGURATIE
  • BETEKENIS VAN HET GEBEUREN
  • Transfiguratie
    Inzicht in de Schrift, Deel 2
  • Hoe Christus’ transfiguratie op u van invloed is
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1991
  • Gods koninkrijk en Christus’ transfiguratie
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1965
  • Wanneer Jezus in Koninkrijksheerlijkheid komt
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1997
Meer weergeven
Hulp tot begrip van de bijbel
ad blz. 1520-1522

TRANSFIGURATIE.

Een bovennatuurlijke gebeurtenis in het aardse leven van Jezus Christus, waarvan Petrus, Jakobus en Johannes getuige waren (Matth. 17:1-9; Mark. 9:2-10; Luk. 9:28-36). Mattheüs en Markus zeggen dat bij die gelegenheid Jezus’ „aangezicht straalde als de zon en zijn bovenklederen werden glanzend als het licht”, „veel witter dan enige kledingreiniger op aarde ze wit zou kunnen maken”, en Lukas verklaart dat „het aanzien van zijn aangezicht anders [werd]”. De transfiguratie speelde zich enige tijd na het Pascha van 32 G.T. af op een berg, geruime tijd voor Jezus’ laatste reis naar Jeruzalem. Waarschijnlijk vond ze ’s nachts plaats, want de apostelen waren „door slaap overmand” (Luk. 9:32). ’s Nachts zou de gebeurtenis een diepere indruk maken, en zij hebben inderdaad de nacht op de berg doorgebracht, want pas de volgende ochtend daalden zij af (Luk. 9:37). Hoe lang de transfiguratie heeft geduurd, zegt de bijbel echter niet.

Voordat Christus de berg opging, had hij aan al zijn discipelen gevraagd: „Wie zeggen de mensen dat ik ben?”, waarop Petrus had geantwoord: „Gij zijt de Christus.” Daarop had Jezus hun gezegd dat hij zou sterven en uit de dood zou worden opgewekt (Mark. 8:27-31), hoewel hij tevens beloofde dat sommige van zijn discipelen „geenszins de dood [zouden] smaken voordat zij eerst de Zoon des mensen in zijn koninkrijk [hadden] zien komen” of „het reeds in kracht gekomen koninkrijk Gods” hadden gezien (Matth. 16:28; Mark. 9:1). „Zes dagen later” (of „acht”, volgens Lukas, die kennelijk de dag van de belofte en die van de vervulling meetelt) werd die belofte vervuld toen Petrus, Jakobus en Johannes met Jezus een „hoge berg” opgingen (Matth. 17:1; Mark. 9:2; Luk. 9:28), waar Jezus, terwijl hij bad, voor hun ogen een transfiguratie onderging.

PLAATS VAN DE TRANSFIGURATIE

Vlak voor de transfiguratie bevonden Jezus en zijn discipelen zich in de omgeving van Cesarea Filippi, het huidige dorp Banyas (Mark. 8:27). Het is onwaarschijnlijk dat Christus en de apostelen deze streek of omgeving verlieten toen zij zich naar de „hoge berg” begaven (Mark. 9:2). Vandaar dat de transfiguratie wellicht heeft plaatsgevonden op een uitloper van het nabijgelegen Hermongebergte.

BETEKENIS VAN HET GEBEUREN

Tijdens Jezus’ transfiguratie verschenen ook Mozes en Elia „met heerlijkheid” (Luk. 9:30, 31). Er was voorzegd dat Jehovah een profeet gelijk Mozes zou verwekken, en die belofte werd in Christus vervuld (Deut. 18:15-19; Hand. 3:19-23). Tussen Mozes en Jezus bestonden bijvoorbeeld de volgende overeenkomsten: Omstreeks de tijd van hun geboorte werden in beide gevallen kleine kinderen vermoord, hoewel zijzelf gespaard bleven (Ex. 1:20–2:10; Matth. 2:7-23); beiden vastten gedurende een periode van 40 dagen (Ex. 24:18; 34:28; Deut. 9:18, 25; Matth. 4:1, 2); beiden werden door God verwekt in het belang van de ware aanbidding en met het doel bevrijding te bewerkstelligen (Ex. 3:1-10; Hand. 7:30-37; 3:19-23); elk van hen kreeg van God het voorrecht als middelaar te dienen van een verbond met zijn volk (Ex. 24:3-8; Hebr. 8:3-6; 9:15); beiden werden door Jehovah gebruikt om zijn naam te verheerlijken. — Ex. 9:13-16; Joh. 12:28-30; 17:5, 6, 25, 26.

Bovendien was voorzegd dat Jehovah de profeet Elia zou zenden, wiens werk het onder andere was geweest Israëlieten tot waarachtig berouw te brengen. Terwijl Jezus op aarde was, deed Johannes de Doper een dergelijk werk en diende als voorloper van de Messias, waardoor Maleachi 4:5, 6 in vervulling ging (Matth. 11:11-15; Luk. 1:11-17). Maar aangezien de transfiguratie plaatsvond toen Johannes de Doper al gestorven was, duidt de verschijning van Elia bij de transfiguratie erop dat de oprichting van Gods koninkrijk in handen van Christus met een herstellingswerk gepaard zou gaan.

Tijdens de transfiguratie spraken Jezus, Mozes en Elia over Christus’ „heengaan [een vorm van het Griekse woord exʹo·dos], dat hij te Jeruzalem moest vervullen” (Luk. 9:31). Deze exʹo·dos, deze uittocht of dit „heengaan”, betrof klaarblijkelijk zowel Christus’ dood als zijn daaropvolgende opstanding tot geestelijk leven.

Enkele critici hebben geprobeerd de transfiguratie als eenvoudig een droom te beschouwen. Het zou echter niet logisch zijn dat Petrus, Jakobus en Johannes allen precies dezelfde droom hadden. Jezus zelf noemde wat er plaatsvond een „visioen” (Matth. 17:9); het was dus niet slechts een illusie. Christus was werkelijk daar ter plaatse, hoewel Mozes en Elia, die dood waren, niet letterlijk aanwezig waren. Zij werden zichtbaar voorgesteld. Het Griekse woord dat in Mattheüs 17:9 voor „visioen” wordt gebruikt, is hoʹra·ma, hetgeen betekent „dat wat gezien wordt — een gezicht; een schouwspel; een aanblik”. Het duidt niet op onwerkelijkheid, alsof de waarnemers aan een zinsbegoocheling leden. Noch waren zij onbewust van wat er gebeurde, want zij waren klaar wakker toen zij getuige waren van de transfiguratie. Met hun letterlijke ogen en oren zagen en hoorden zij werkelijk wat er op dat moment plaatsvond. — Luk. 9:32.

Toen Mozes en Elia van Jezus werden gescheiden, stelde Petrus voor, „zonder te weten wat hij zei”, drie tenten op te slaan, voor Jezus, Mozes en Elia ieder één (Luk. 9:33). Maar terwijl de apostel sprak, vormde er zich een wolk (Luk. 9:34), die klaarblijkelijk (net als bij de tent der samenkomst in de wildernis) Jehovah’s tegenwoordigheid daar op de berg van de transfiguratie symboliseerde (Ex. 40:34-38). Uit de wolk kwam Jehovah’s stem, die zei: „Dit is mijn Zoon, degene die is uitverkoren. Luistert naar hem” (Luk. 9:35). Toen Petrus jaren later de transfiguratie ter sprake bracht, identificeerde hij de hemelse stem als de stem van „God, de Vader” (2 Petr. 1:17, 18). In de transfiguratie beeldden Mozes en Elia klaarblijkelijk de Wet en de Profeten af, die beide naar Christus vooruitwezen en in hem vervuld werden. Terwijl God in het verleden door bemiddeling van profeten had gesproken, gaf hij nu te kennen dat hij dit door bemiddeling van zijn Zoon zou doen. — Gal. 3:24; Hebr. 1:1-3.

De apostel Petrus bezag de transfiguratie als een prachtige bevestiging van het profetische woord, en doordat hij een ooggetuige van Christus’ luister was geweest, kon hij zijn lezers bekend maken „met de kracht en tegenwoordigheid van onze Heer Jezus Christus” (2 Petr. 1:16, 19). De apostel had de vervulling meegemaakt van Christus’ belofte dat sommige van zijn volgelingen „geenszins de dood [zouden] smaken voordat zij eerst het reeds in kracht gekomen koninkrijk Gods [hadden gezien]” (Mark. 9:1). Het is mogelijk dat de apostel Johannes in Johannes 1:14 eveneens op de transfiguratie zinspeelde.

Jezus zei tot zijn drie apostelen: „Vertelt het visioen aan niemand voordat de Zoon des mensen uit de doden is opgewekt” (Matth. 17:9). Zij berichtten destijds ook inderdaad aan niemand, zelfs niet aan de andere apostelen, wat zij hadden gezien (Luk. 9:36). Onder het afdalen van de berg „bespraken [de drie apostelen] onder elkaar wat dit opstaan uit de doden betekende”, waarover Jezus had gesproken (Mark. 9:10). Een gangbare religieuze lering van de joden was dat vóór de opstanding van de doden, waarmee de regering van de Messias zou worden ingeluid, Elia moest verschijnen. Daarom informeerden de apostelen: „Waarom zeggen de schriftgeleerden toch dat Elia eerst moet komen?” Jezus verzekerde hun dat Elia al gekomen was, en zij bemerkten dat hij over Johannes de Doper sprak. — Matth. 17:10-13.

De transfiguratie diende naar het schijnt om Christus te sterken voor zijn lijden en dood, terwijl ook zijn volgelingen erdoor werden vertroost en hun geloof werd versterkt. Ze toonde aan dat Jezus Gods goedkeuring genoot, en ze vergunde een blik op zijn toekomstige heerlijkheid en Koninkrijksmacht. Ze voorzei de tegenwoordigheid van Christus, wanneer hij over volledige koninklijke autoriteit zou beschikken.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen