VERTALINGEN VAN DE BIJBEL.
Er zijn talrijke vertalingen van de bijbel uit het Hebreeuws, Aramees en Grieks in andere talen. Door vertaling is het Woord van God ter beschikking gekomen van honderden miljoenen mensen die de oorspronkelijke talen van de bijbel niet begrijpen. De vroege vertalingen van de Schrift werden met de hand geschreven en hadden dus de vorm van manuscripten of handschriften. Sinds de komst van de drukpers zijn er echter veel meer vertalingen verschenen, en deze zijn over het algemeen in grote oplagen uitgegeven. Soms vertaalde men de bijbeltekst rechtstreeks uit het Hebreeuws of het Grieks, terwijl in andere gevallen vroegere vertalingen als basis dienden.
De Schrift is geheel of gedeeltelijk in meer dan 1900 talen vertaald. Dit betekent dat 97 procent van de wereldbevolking toegang kan hebben tot op zijn minst een deel van de bijbel. Daarom zal een historisch overzicht van vertalingen van de Schrift verhelderend zijn en reden tot dankbaarheid geven jegens Jehovah God, omdat hij zijn Woord op wonderbare wijze ten behoeve van de miljarden leden der mensheid heeft bewaard.
OUDE VERTALINGEN VAN DE HEBREEUWSE GESCHRIFTEN
Er bestaan thans van de Hebreeuwse Geschriften meer dan 1700 oude handschriften die (met uitzondering van enkele Aramese gedeelten) in het Hebreeuws geschreven zijn. Tevens zijn er veel handschriften van oude vertalingen van de Hebreeuwse Geschriften in diverse talen. Sommige vertalingen waren vervaardigd op basis van eerdere vertalingen uit het Hebreeuws. De Oudlatijnse vertaling van de Hebreeuwse Geschriften bijvoorbeeld was gebaseerd op de Septuaginta, een Griekse vertaling van de Hebreeuwse Geschriften. Sommige oude vertalingen van de voorchristelijke geschriften van de bijbel (de Septuaginta, de Aramese targoems, de Syrische Pesjitta en de Latijnse Vulgaat) werden echter rechtstreeks uit het Hebreeuws vertaald en niet via een vertaling in het Grieks of een andere taal.
De Samaritaanse „Pentateuch”
Na de deportatie van inwoners van Samaria en het tienstammenrijk Israël door Assyrië in 740 v.G.T. werden die gebieden door Assyrië bevolkt met heidenen uit andere gewesten van het Assyrische Rijk (2 Kon. 17:22-33). Mettertijd werden zij „Samaritanen” genoemd. Zij aanvaardden de eerste vijf boeken van de Hebreeuwse Geschriften en omstreeks de 4de eeuw v.G.T. vervaardigden zij de Samaritaanse Pentateuch, niet echt een vertaling van de oorspronkelijke Hebreeuwse Pentateuch, maar een translitteratie van de tekst in Samaritaanse lettertekens, vermengd met wat Samaritaans idioom. Weinige van de bestaande handschriften van de Samaritaanse Pentateuch zijn ouder dan de 13de eeuw G.T. Van de ongeveer 6000 verschillen tussen de Samaritaanse en de Hebreeuwse tekst zijn verreweg de meeste onbeduidend. Een interessante variant staat in Exodus 12:40, waar de Samaritaanse Pentateuch overeenstemt met de Septuaginta. — Zie CHRONOLOGIE, blz. 229.
Targoems
De „targoems” waren vrije vertalingen of parafrasen van de Hebreeuwse Geschriften in het Aramees. Vermoedelijk kregen ze hun huidige definitieve vorm pas omstreeks de 5de eeuw G.T. Een van de voornaamste targoems, de „Targoem Onkelos”, die gebaseerd is op de Pentateuch, is tamelijk letterlijk. Een andere, de zogenoemde „Targoem Jonathan”, die op de Profeten is gebaseerd, is minder letterlijk en bevat een parafrase van de boeken Jozua, Rechters, Samuël, Koningen, Jesaja, Jeremia, Ezechiël en de 12 zogenoemde „kleine profeten”. Er bestaan thans targoems gebaseerd op de Pentateuch, de Profeten en, van latere datum, de Hagiografen.
De „Septuaginta”
De Septuaginta (dikwijls aangeduid met LXX), werd door Griekssprekende joden en christenen in Egypte en elders gebruikt. Naar verluidt is men in Egypte met het werk eraan begonnen in de dagen van Ptolemaeus Philadelphus (285–246 v.G.T.), toen, volgens de overlevering, de Pentateuch door 72 joodse geleerden in het Grieks werd vertaald. Later raakte om de een of andere reden het getal 70 in gebruik, en men ging de vertaling van de Pentateuch de Septuaginta noemen, wat „zeventig” betekent. De overige boeken van de Hebreeuwse Geschriften (door verschillende vertalers die in stijl varieerden van een zeer letterlijke tot een tamelijk vrije weergave) werden geleidelijk toegevoegd, totdat ten slotte de vertaling van de complete Hebreeuwse Geschriften in de loop van de 2de eeuw v.G.T., misschien omstreeks 150 v.G.T., was voltooid. Sedertdien kwam het gehele werk bekend te staan als de Septuaginta. Deze vertaling wordt door schrijvers van de christelijke Griekse Geschriften veelvuldig aangehaald. Klaarblijkelijk werden er enige tijd na de oorspronkelijke voltooiing van de Septuaginta apocriefe geschriften in opgenomen. — Zie APOCRIEFEN.
Een van de oudste bewaard gebleven handschriften van de Septuaginta is de Papyrus 957, de Papyrus Rylands Grieks 458, die wordt bewaard in de John Rylands-bibliotheek in Manchester (Engeland). Hij dateert uit de 2de eeuw v.G.T. en bestaat uit fragmenten van Deuteronomium (23:24–24:3; 25:1-3; 26:12, 17-19; 28:31-33). Een ander handschrift uit de 2de of 1ste eeuw v.G.T. is de Papyrus Foead 266 (in het bezit van de Société Royale de Papyrologie du Caire), die gedeelten van de tweede helft van Deuteronomium volgens de Septuaginta bevat. Op verscheidene plaatsen wordt daarin midden tussen de Griekse tekst het Tetragrammaton van de goddelijke naam (JHWH in het Nederlands) aangetroffen in een vorm van Oudhebreeuwse lettertekens.
De Septuaginta is aldus bewaard gebleven in talrijke handschriften, waarvan vele fragmentarisch en andere redelijk compleet zijn. De Septuaginta-teksten zijn vooral goed bewaard gebleven in de drie vermaarde, op velijn geschreven unciaalhandschriften: het Vaticaanse handschrift nr. 1209 en het Sinaïtische handschrift, beide uit de 4de eeuw G.T., en het Alexandrijnse handschrift uit de 5de eeuw G.T. De Septuaginta zoals die wordt aangetroffen in het Vaticaanse handschrift nr. 1209 is nagenoeg compleet; een groot deel van de tekst in het Sinaïtische handschrift is verloren gegaan, en die in het Alexandrijnse handschrift is tamelijk compleet, alhoewel er gedeelten van Genesis, Eén Samuël en de Psalmen ontbreken.
Latere Griekse vertalingen
Al vroeg in de 2de eeuw (misschien ca. 130 G.T.) maakte Aquila, een joodse proseliet uit Pontus, een nieuwe en uiterst letterlijke Griekse vertaling van de Hebreeuwse Geschriften. Met uitzondering van enkele fragmenten en citaten eruit door vroege schrijvers is deze vertaling verloren gegaan. Een andere Griekse vertaling uit dezelfde eeuw is van de hand van Theodotion. Waarschijnlijk was dit een herziening van de Septuaginta of een andere Griekse vertaling van de Hebreeuwse Geschriften, alhoewel hij de Hebreeuwse tekst wel in aanmerking heeft genomen. Van Theodotions vertaling is geen compleet exemplaar bewaard gebleven. Nog een Griekse vertaling van de Hebreeuwse Geschriften waarvan geen compleet exemplaar meer bestaat, was die van Symmachus. In zijn vertaling, vermoedelijk laat in de 2de eeuw G.T. ontstaan, streefde hij meer naar het overdragen van de juiste betekenis dan naar een letterlijke weergave.
Omstreeks 245 G.T. voltooide Origenes, de vermaarde geleerde uit Alexandrië (Egypte), een kolossale meervoudige vertaling van de Hebreeuwse Geschriften, de Hexapla genaamd (wat „zesvoudig” betekent). Er bestaan wel fragmenten van, maar er is geen volledig exemplaar van het handschrift bewaard gebleven. Origenes ordende de tekst in zes parallelle kolommen met (1) de Hebreeuwse medeklinkertekst; (2) een Griekse translitteratie van de Hebreeuwse tekst; (3) de Griekse vertaling van Aquila; (4) de Griekse vertaling van Symmachus; (5) de Septuaginta, door Origenes herzien om grotere overeenstemming met de Hebreeuwse tekst te bereiken; en (6) Theodotions Griekse vertaling. In de Psalmen gebruikte Origenes anonieme vertalingen die hij Quinta, Sexta en Septima noemde. De Quinta en Sexta werden ook in andere boeken gebruikt.
OUDE VERTALINGEN VAN DE CHRISTELIJKE GRIEKSE GESCHRIFTEN
Vanaf de 2de eeuw zijn er vertalingen van de christelijke Griekse Geschriften in het Syrisch (een Aramees dialect) vervaardigd. Een Syrische vertaling die in het bijzonder de aandacht verdient, is het Diatessaron van Tatianus, een evangeliënharmonie uit de 2de eeuw G.T. Het is mogelijk dat deze oorspronkelijk te Rome in het Grieks is geschreven en later in Syrië door Tatianus zelf in het Syrisch is vertaald, maar dat staat niet vast. Het Diatessaron bestaat thans nog in een Arabische vertaling, en bovendien is er een klein 3de-eeuws velijnfragment in het Grieks, alsook een Armeense vertaling van een 4de-eeuws commentaar erop dat uitvoerige citaten uit de tekst ervan bevat.
Van een vertaling van de Evangeliën in het OudSyrisch (een andere dan het Diatessaron) bestaan slechts onvolledige handschriften: de CuretonsSyrische en de Sinaïtisch-Syrische Evangeliën. Hoewel deze handschriften waarschijnlijk in de 5de eeuw werden afgeschreven, stoelen ze vermoedelijk op een oudere Syrische tekst. De oorspronkelijke vertaling uit het Grieks is wellicht omstreeks 200 G.T. vervaardigd. Zeer waarschijnlijk hebben er eens Oudsyrische vertalingen van andere boeken van de christelijke Griekse Geschriften bestaan, maar daarvan zijn geen handschriften bewaard gebleven. Alle boeken van de christelijke Griekse Geschriften met uitzondering van Twee Petrus, Twee en Drie Johannes, Judas en Openbaring waren opgenomen in de Syrische Pesjitta uit de 5de eeuw. Omstreeks 508 G.T. gaf Philoxenus, bisschop van Mahboech (Hiërapolis), Polycarpus opdracht de Pesjitta-tekst van de christelijke Geschriften te herzien, en dit was de eerste keer dat Twee Petrus, Twee en Drie Johannes, Judas en Openbaring in een Syrische vertaling werden opgenomen.
De christelijke Griekse Geschriften waren tegen het einde van de 2de eeuw G.T. al in het Latijn vertaald. Tegen het midden van de 3de eeuw waren ze ook in het Egyptisch beschikbaar.
OUDE VERTALINGEN VAN DE GEHELE BIJBEL
Vanaf de 5de eeuw G.T. was de Syrische Pesjitta onder Syrisch-sprekende mensen die het christendom beleden, algemeen in gebruik. De naam „Pesjitta” betekent de „eenvoudige”. Het gedeelte met de Hebreeuwse Geschriften was in wezen een vertaling uit het Hebreeuws, vermoedelijk in de 2de of 3de eeuw G.T. gemaakt, hoewel er bij een latere herziening een vergelijking met de Septuaginta heeft plaatsgevonden. Er bestaan talrijke Pesjitta-handschriften, waarvan de waardevolste een 6de- of 7de-eeuwse codex is die bewaard wordt in de Biblioteca Ambrosiana in Milaan (Italië). Eén Pesjitta-handschrift van de Pentateuch (waaraan Leviticus ontbreekt) draagt een datum die overeenkomt met 464 G.T., en is derhalve het oudste gedateerde bijbelhandschrift in welke taal maar ook.
Oudlatijnse vertalingen
Deze zijn waarschijnlijk vanaf het laatste gedeelte van de 2de eeuw G.T. verschenen. De gehele bijbel in het Latijn schijnt op zijn laatst omstreeks 250 G.T. in Carthago (Noord-Afrika) in gebruik te zijn geweest. De Hebreeuwse Geschriften werden uit de (nog niet door Origenes herziene) Septuaginta in het Oudlatijn vertaald, maar de christelijke Geschriften werden uit het Grieks overgezet. Wellicht zijn er verschillende vertalingen gemaakt, of in elk geval heeft een aantal vertalers aan de Oudlatijnse vertaling gewerkt. Geleerden verwijzen soms naar drie typen van Oudlatijnse teksten: de Afrikaanse, de Europese en de Italiaanse. Er zijn geen complete handschriften voorhanden, doch slechts ongeveer 30 fragmenten.
De Latijnse „Vulgaat”
De Latijnse Vulgaat (Vulgata Latina) is een vertaling van de gehele bijbel door de meest vooraanstaande bijbelgeleerde van zijn tijd, Eusebius Hiëronymus. Eerst ondernam hij een herziening van de Oudlatijnse vertaling van de christelijke Geschriften door ze te vergelijken met de Griekse tekst, te beginnen met de Evangeliën, die in 383 G.T. werden gepubliceerd. Tussen ca. 384 en 390 maakte hij op grond van een vergelijking met de Septuaginta twee herzieningen van de Oudlatijnse Psalmen, waarvan de eerste het Romeinse Psalter en de tweede het Gallische Psalter heet, omdat ze het eerst in Rome en Gallië werden aanvaard. Hiëronymus vertaalde de Psalmen ook rechtstreeks uit het Hebreeuws, en dit werk wordt het Hebreeuwse Psalter genoemd. Wanneer hij precies zijn herziening van de christelijke Geschriften in het Oudlatijn heeft voltooid, staat niet vast. Hij is begonnen aan een herziening van het gedeelte met de Hebreeuwse Geschriften, maar heeft die naar het schijnt nooit voltooid, omdat hij er de voorkeur aan gaf rechtstreeks uit het Hebreeuws te vertalen (hoewel hij ook Griekse vertalingen raadpleegde). Hiëronymus heeft van ca. 390 tot 405 aan zijn Latijnse vertaling van het Hebreeuws gewerkt.
De vertaling van Hiëronymus stuitte aanvankelijk overal op weerstand en verwierf slechts geleidelijk goedkeuring in brede kring. Toen ze later in West-Europa algemeen aanvaard werd, kreeg ze de benaming Vulgaat, om aan te geven dat het om een algemeen aanvaarde vertaling ging (het Latijnse woord vulgatus betekent „gewoon, algemeen bekend, verbreid”). De oorspronkelijke vertaling van Hiëronymus heeft herzieningen ondergaan, waarvan die van 1592 door de Rooms-Katholieke Kerk als standaarduitgave is aangewezen. Er bestaan thans nog duizenden Vulgaat-handschriften.
Andere oude vertalingen
Naarmate het christendom zich verbreidde, waren er andere oude vertalingen nodig. Op zijn laatst tegen de 3de eeuw G.T. was de eerste vertaling van de christelijke Griekse Geschriften voor de inheemse Koptische bevolking van Egypte tot stand gekomen. In verschillende streken van Egypte waren verschillende Koptische dialecten in gebruik, en mettertijd verschenen er diverse Koptische vertalingen. De belangrijkste zijn de Thebaanse of Sahidische vertaling uit Opper-Egypte (in het Z.) en de Bohairische vertaling uit Neder-Egypte (in het N.) Deze vertalingen, die zowel de Hebreeuwse als de christelijke Griekse Geschriften bevatten, zijn vermoedelijk in de 3de en 4de eeuw G.T. vervaardigd.
De Gotische vertaling werd tijdens de 4de eeuw vervaardigd voor de Goten, die toen in Moesia (Servië en Bulgarije) waren gevestigd. De boeken Samuël en Koningen ontbreken, naar verluidt weggelaten door bisschop Wulfila, die de vertaling heeft gemaakt, omdat hij het gevaarlijk achtte deze boeken, die over oorlog handelen en waarin afgoderij wordt veroordeeld, voor gebruik door de Goten op te nemen.
De Armeense vertaling van de bijbel dateert uit de 4de en 5de eeuw G.T. en werd vermoedelijk gemaakt op grond van zowel Griekse als Syrische teksten. De Georgische vertaling, bestemd voor de Georgiërs in de Kaukasus, werd tegen het einde van de 6de eeuw G.T. voltooid en heeft, hoewel ze een Griekse invloed verraadt, een Armeense en Syrische basis. De Ethiopische vertaling, die door de Abessijnen werd gebruikt, is wellicht omstreeks de 4de of 5de eeuw G.T. vervaardigd. Er bestaan verscheidene oude Arabische vertalingen van de Schrift. Vertalingen van gedeelten van de bijbel in het Arabisch dateren wellicht al uit de 7de eeuw G.T., maar het oudste bericht betreft een vertaling die in 724 G.T. in Spanje is vervaardigd. De Slavische vertaling werd in de 9de eeuw G.T. gemaakt en wordt toegeschreven aan twee broers, Cyrillus en Methodius.
Zie voor verdere bijzonderheden HANDSCHRIFTEN VAN DE BIJBEL en het boek „De gehele Schrift is door God geïnspireerd en nuttig”, blz. 299-331.