Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w50 15/5 blz. 159-163
  • Hoe aan het werk te blijven

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Hoe aan het werk te blijven
  • De Wachttoren en Aankondiger van Jehova’s Koninkrijk 1950
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • VRIJ DOOR EEN ZUIVER GEWETEN
  • EEN VERSTANDIG GEBRUIK VAN UW KRACHTEN
  • „Blijf aan uw werk”
    De Wachttoren en Aankondiger van Jehova’s Koninkrijk 1950
  • Wat doet gij met uw tijd?
    De Wachttoren en Aankondiger van Jehova’s Koninkrijk 1950
  • Wie zal aan het laatste getuigenis deelnemen?
    De Wachttoren en Aankondiger van Jehova’s Koninkrijk 1950
  • Zich de resterende tijd ten nutte maken
    De Wachttoren en Aankondiger van Jehova’s Koninkrijk 1950
Meer weergeven
De Wachttoren en Aankondiger van Jehova’s Koninkrijk 1950
w50 15/5 blz. 159-163

Hoe aan het werk te blijven

1. Hoe leiden zaken en wereldse goederen er licht toe dat wij minder gaan werken?

TEN einde in leven te blijven, moeten wij een bepaalde hoeveelheid van de goederen dezer wereld hebben. Zullen wereldse goederen voor ons bij ons Christelijke werk een hindernis worden? Zullen wij in de strik van de vijand vallen doordat wij bevreesd worden een vast inkomen van ons wereldse werk te zullen verliezen? Op hen die met de dienst voor God zijn begonnen, wordt vaak druk uitgeoefend. Hun zaken worden geboycot, vooral in plaatsen als Quebec, waar de valse religie de macht in handen heeft. Ook kunnen er slechts financiële of zakelijke verliezen dreigen. Wij weten dat indien er in ons enige zelfzucht of trots is, onze tegenstander hierop zal inwerken om ons er toe te brengen minder te gaan werken. Ook dit is een grote beproeving van het geloof van een Christen. De Heer heeft beloofd in alle behoeften van zijn dienaren te zullen voorzien (Matth. 6:33). Zal hun geloof sterk genoeg zijn? Zullen zij de Heer aan zijn Woord houden? De apostel Paulus heeft, op grond van zijn kennis en geloof, over het standpunt dat een verstandige Christen zal innemen, het volgende verklaard: „Hebben we dus voedsel en kleding, dan moeten we daarmee ook tevreden zijn. Zij, die echter rijk willen worden, vallen in bekoring en strik, en in vele dwaze en schandelijke begeerten, welke de mensen neerstorten in ondergang en verderf. Want de wortel van alle kwaad is de geldzucht. Door hieraan toe te geven [en door hun verlangen om rijk te worden], zijn sommigen afgedwaald van het geloof, en hebben zich veel stekende pijnen bereid.” — 1 Tim. 6:8-10, Petr. Can. Vert., Een Amer. Vert.

2. Welke invloed zullen wereldse aantrekkelijkheden en onze begeerten licht uitoefenen?

2 Satan tracht de dingen dezer wereld in de ogen van hen die Gods werk verrichten, aanlokkelijk te doen schijnen. Er zijn vele begeerten des vleses die strijden tegen de geestelijke dingen (1 Kor. 10:6-11; Jak. 1:14, 15; 1 Petr. 2:11). Ook kunnen wij toelaten dat de genoegens des levens al onze gewijde tijd in beslag nemen. Wanneer wij voldoende van de goederen dezer wereld hebben, kunnen wij bevreesd worden, ter wille van het werk een gemakkelijke levenswijze te moeten opgeven. De aantrekkelijkheden der oude wereld kunnen een oorzaak zijn, te zien naar hetgeen achter is. Dit geschiedde reeds in de dagen der eerste Christenen en tegenwoordig geschiedt het nog steeds. Zoals de apostel Paulus in zijn schrijven (2 Tim. 4:9, 10) getuigde: „Benaarstig u haastelijk tot mij te komen. Want Demas heeft mij verlaten, hebbende de tegenwoordige wereld liefgekregen, en is naar Thessalonica gereisd.” Demas had een prachtige gelegenheid, God in gezelschap van de apostel Paulus te dienen, doch hij schoot hierin te kort, doordat hij niet aan zijn werk bleef. Door in zijn leven de weg in te slaan die hij verkoos, kon hij alleen maar zijn kansen om het eeuwige leven te verkrijgen, verliezen, wat klaarblijkelijk ook geschiedde.

3. Welke uitwerking zullen tweedracht en kwaadsprekerij licht hebben?

3 Onze sluwe vijand volgt nog meer methoden om Gods dienaren er toe te brengen minder te gaan werken. Hij zaait tweedracht onder de broeders en zusters. Dikwijls spreekt de wereld kwaad van ons; doch wanneer zoiets uit de mond van hen komt die met ons in het werk zijn verbonden, wordt het niet gemakkelijk genomen. Het kwetst diep. Indien ons geloof niet sterk is, kunnen wij ons beledigd gaan gevoelen en ons van andere Christenen gaan afzonderen. Dat is verkeerd; het kan ons er toe brengen met werken op te houden. Daarom moeten wij niet toelaten dat er tweedracht in onze gelederen binnendringt. Alle geschillen die ontstaan, moeten wij snel tot een oplossing brengen en in het werk moeten wij volhardend voorwaarts blijven gaan. — Spr. 6:14, 16, 19; Ef. 4:3, 12, 13, 31, 32; Kol. 3:12, 13.

4. Waarom moeten wij waakzaam zijn en ten aanzien van ons werk een positief standpunt innemen?

4 Omdat wij door de boze van zovele zijden worden aangevallen, moeten wij waakzaam blijven en hard strijden om voorwaarts te gaan. Wij kunnen het ons niet veroorloven ons leven op het spel te zetten, en daarom moeten wij altijd een positief standpunt innemen. Er schuilt een gevaar in, besluiteloos te zijn en op de levensweg stil te staan. Wij zijn verstandig wanneer wij inzien, dat nadat wij ons eenmaal hebben gewijd om God te dienen, er nooit meer enige twijfel over bestaat welke beslissing wij moeten nemen. Wij volgen de veilige weg wanneer wij onze beslissingen altijd ten gunste van het werk des Heren en in overeenstemming met zijn Woord nemen. Jezus gaf ons een goed voorbeeld over de wijze waarop men te werk dient te gaan, toen hij in de woestijn door de Duivel werd verzocht. Jezus wist wat de Schriften zeiden en daarom gebruikte hij die voor zijn antwoorden. De Duivel kon hem er niet toe brengen, van zijn positieve geestesgesteldheid af te wijken (Matth. 4:1-11). Wij moeten er eveneens voor waken, dat wij niet toelaten dat onze vleselijke verlangens of andere schepselen ons op onredelijke wijze beïnvloeden ten einde ons van onze Theocratische werkzaamheden af te houden. Om veilig te zijn, is het noodzakelijk, in nauw contact te blijven met de Heer en zijn organisatie.

5. Waarom moet onze geest worden geoefend? Door waarvan voordeel te trekken?

5 Indien wij aan ons werk willen blijven, moet onze geest worden geoefend door een studie van de Schrift. Het is goed voor u over God en zijn voornemens te denken en te spreken. Denk aan de beperkingen die u zijn opgelegd. Gij hebt slechts een beperkte hoeveelheid tijd die gij aan de oefening van uw geest kunt geven. Wanneer gij al die tijd verbruikt met het lezen van wereldse lectuur, met de radio, de televisie, enz., en met het denken over aardse dingen, verkwist gij tijd die kan worden gebruikt om een beschermend bolwerk tegen de pijlen van de vijand op te bouwen. Gij kunt uw geest met belangrijke gedachten vullen. Elke dag kunt gij een tekst bestuderen die is gepubliceerd in het Jaarboek van Jehova’s getuigen (Engels) of achterin De Wachttoren. Gij zult geschikte tijden vinden om Theocratische aangelegenheden te bespreken, wanneer gij met anderen tezamen zijt bij het openbare getuigeniswerk, of wanneer gij met vrienden onderweg of thuis zijt. Een verstandige Christen houdt geregeld bepaalde tijden vrij voor de opbouwing van zijn geest, om zich voor het werk dat moet geschieden, te sterken. — Fil. 4:8, 9.

6. Hoe kunnen wij onze broeders en zusters helpen geloof en goede gewoonten te verkrijgen?

6 Deze handelwijze zal anderen ook helpen. Gij hebt het voorrecht anderen in het geloof op te bouwen. Dikwijls zult gij iemand ontmoeten die niet positief in zijn handelen is, die in zijn werkwijze laksheid aan de dag legt. Gij bewijst zulk een twijfelaar beslist een dienst wanneer gij hem aanmoedigt, met anderen van hetzelfde kostbare geloof Bijbelstudiën bij te wonen, en wanneer gij hem voorstelt aan Gods dienst deel te nemen. Wellicht beseft hij niet in welk gevaar hij is gebracht wanneer hij zwakke verontschuldigingen aanvoert voor het feit dat hij niet handelt zoals God van zijn gewijde dienaren eist. Als Christen hebt gij het voorrecht een ander te helpen de goede gewoonten die gij u eigen hebt gemaakt, te vormen en de slechte gewoonten die iemand achteruit leiden, te bestrijden. Kweek de gewoonte aan, geregeld met het volk des Heren bijeen te komen. Doe deze dingen uit gewoonte.

7. Hoe worden wij door een juiste waardebepaling van ons werk geholpen aan dit werk te blijven?

7 Gij zult gemakkelijker aan uw werk blijven wanneer gij op de juiste wijze de waarde bepaalt van het buitengewone werk dat een Christen ten deel valt. In deze vergankelijke wereld is beslist niets wat een hogere waarde heeft. Het is niet iets algemeens of gewoons. Iemand die trots is, heeft misschien het gevoel dat hij te belangrijk of te bekwaam is om in de dienst voor God van huis tot huis te gaan. Doch Jezus en zijn discipelen hadden dat gevoel niet. Zij hadden niet verkozen God te dienen omdat zij geen ander werk konden vinden of omdat zij voor welk ander werk dan ook ongeschikt waren. Zij zagen in Gods dienst de hoogste eer die een schepsel op deze aarde te beurt kan vallen. Tegenwoordig zijn er onder Jehova’s getuigen vele mensen die, volgens de opvatting der wereld, ongewone natuurlijke bekwaamheden of talenten bezitten. Zij kunnen een verstand bezitten dat verre boven het gemiddelde uitgaat. Zij kunnen zeer vlug van begrip zijn. Indien zij hun krachten daarvoor zouden inspannen, zouden zij in deze wereld hoge posities kunnen verwerven, evenals rijkdom en al die dingen waarnaar de wereld jaagt. Doch verkiezen zij tijdelijke dingen, gepaard gaande met het verlies van de schat die in Gods werk en zegeningen bestaat? Stellig niet. Zij gebruiken veeleer al hun natuurlijke bekwaamheden voor de bevordering van het werk des Heren. Wij dienen onze natuurlijke bekwaamheden als gaven van Jehova te beschouwen en ze in zijn dienst aan te kweken (1 Kor. 12:31; 13:8; 14:1, 39; Ef. 4:7-13, Nw. Vert.). Wat voor bekwaamheden wij daarom ook hebben, of het er veel of weinig zijn, ze dienen voor Gods werk te worden gebruikt en ons te helpen aan dat werk te blijven.

8, 9. Van welke hoedanigheid dient het werk te zijn dat wij aan deze bediening geven? Waarom?

8 Het is niet genoeg dat wij een aandeel hebben aan Gods werk. Neen, wij moeten het allerbeste van ons geven, wanneer wij hem willen behagen. Wij dienen de hoedanigheid van het werk zo goed mogelijk te houden. Zoals Paulus het zeide: „Gelijk een deskundig bouwmeester heb ik een fundament gelegd, zoals God mij heeft bevolen, en nu bouwt iemand anders er op.” „Een ieder moet toezien, hoe hij daarop bouwt. Want niemand kan een ander fundament leggen dan dat eenmaal gelegd is: namelijk Jezus Christus. Of men op dat fundament bouwt met goud, zilver, kostbare steenen, hout, hooi of stoppelen, — de hoedanigheid van ieders werk zal blijken. Want de [groote] dag zal het uitwijzen, omdat deze zich met vuur openbaart; en hoedanig ieders werk is, het vuur zal het op de proef stellen. Indien het bouwwerk dat iemand optrok, de vuurproef zal doorstaan, zal hij loon ontvangen.” — 1 Kor. 3:10, Een Amer. Vert.; vers 11-14, Brouwer.

9 Het is verkeerd de wonderbaarlijke dienst voor God te onderschatten. Die dienst is een schat van een niet te taxeren waarde. „Maar wij hebben dezen schat in aarden vaten [onze vleselijke lichamen], zodat de kracht, die alles te boven gaat, van God is en niet van ons” (2 Kor. 4:7, Nw. Vert.). Wij ontvangen onze bekwaamheden in het werk van God en wij dienen ze scheppend, gewetensvol en ijverig te gebruiken. Wij zullen ons verheugen over het verrichten van Gods werk, wanneer wij het goed doen, wanneer wij het beste geven dat wij hebben. Dan zal er een goed opbouwwerk zijn gedaan, dan zal ons werk vruchten afwerpen. Op grond van de hoedanigheid van ons werk zal God ons ons loon geven. Jehova betaalt ons goed voor de dienst die wij in gerechtigheid verrichten: hij geeft ons eeuwig leven. „De goddelooze verwerft bedriegelijk loon, maar wie gerechtigheid zaait, heeft blijvend [waarachtig] gewin.” — Spr. 11:18, Obbink, Petr. Can. Vert.

10. Welke beloningen ontvangen wij thans reeds wanneer wij aldus handelen?

10 Zelfs nu ontvangen wij reeds beloningen. Wij hebben de voldoening en tevredenheid des geestes die slechts voortvloeit uit de zegen des Heren. Wij hebben de vreugde des Heren, een hart vol hoop en verwachting. Dit valt ons ten deel als een bolwerk tegen de tegenstand van de Duivel. Wij zien in dat wij nu het voorrecht hebben ons door de vele ervaringen die wij opdoen en door de vele beproevingen die over ons komen, te ontwikkelen. Wij volmaken ons werk als het ware, wij polijsten het totdat de gebreken zijn verdwenen. Wanneer wij zien dat ons werk vooruitgaat, dan schenkt dit ons grote vreugde. Wij verheugen ons in het doen van de wil des Heren, gelijk er geschreven staat: „Gij moet de grootste vreugde vinden, mijn broeders, in het betrokken worden in verscheidene beproevingen, want gij weet dat de beproeving van uw geloof tot standvastigheid leidt, en de standvastigheid moet zich volledig kunnen tonen, zodat gij volledig en volmaakt, zonder enige gebreken, kunt worden ontwikkeld.” — Jak. 1:2-4, Een Amer. Vert.

VRIJ DOOR EEN ZUIVER GEWETEN

11. Een zuiver geweten helpt ons waarvan vrij te zijn?

11 Terwijl wij onze dienst aldus volmaken, komt de wetenschap dat wij doen wat juist is. Wij gevoelen ons dus vrij en met dit gevoel, dat alleen ontstaat wanneer men een zuiver geweten heeft, beloont de Heer ons. Wij, als Christenen, hebben ons gewijd onze Vader te dienen, en hij helpt ons onze onkreukbaarheid te handhaven. Wanneer wij de loopbaan der gerechtigheid volgen, ontvangen wij vele zegeningen en het voorrecht, door onze goede levenswijze te tonen dat zij die ons belasteren, zelf alle schande verdienen. „En wie zal u kwaad doen, als gij vol ijver zijt voor het goede? Maar ook al zoudt gij iets moeten lijden om de gerechtigheid, gelukkig zijt ge! Weest niet bang voor hun vreesaanjaging en laat u niet in verwarring brengen. Eert den Heer, Christus, in uw harten, staat steeds klaar tot verdediging voor allen, die u rekenschap vragen van de hoop, die in u leeft. Doet het echter in eenvoud en met schroom in het bezit van een goed geweten. Dan zullen zij die uw goede levenswijze in Christus belasteren juist in datgene, waarin zij kwaadspreken, beschaamd worden.” Wat een wonderbaarlijk gevoel is het vrij te zijn van angst, voldaan te zijn, te vertrouwen op de veiligheid van de beschermende hand van de Allerhoogste. Er schuilt een bepaalde vreugde in het lijden dat men ondergaat omdat men in Gods werk het goede doet; hoe groot is daarentegen echter de geestelijke smart van hen die kwaad doen. „Het is in ieder geval beter, zo God het wil, te lijden, omdat men goed deed, dan omdat men kwaad deed.” — 1 Petr. 3:13-17, De Kath. Bijbel.

12. Tot welk een jammerlijke toestand leidt het wanneer wij nalaten aan het werk te blijven?

12 Wanneer wij aan het werk van de dienst voor God blijven en wanneer wij nauw met zijn organisatie verbonden blijven, kunnen wij worden vervolgd, maar God schenkt ons de kracht en het vermogen het te dragen. Wanneer wij echter zorgeloos terugdrijven naar de wegen der oude wereld en verstrikt geraken in een van Satans vele valkuilen of valstrikken, dan lijden wij onder de onnoemelijke ellenden die wij over ons zelf brengen. De aandacht van het Wachttoren Genootschap wordt dikwijls op dergelijke dingen gevestigd, doordat de mensen hulp zoeken wanneer zij in moeilijkheden verkeren. Eén recent voorbeeld dat een zeer ongelukkige toestand onthult, vindt men in de volgende brief:

Geliefde Broeders,

Ik schrijf opdat jullie mij raad kunnen geven over uit elkander gaan en echtscheiding. Mijn man en ik zijn getuigen voor Jehova, maar in de laatste twee jaren zijn wij in onze ijver voor de dienst verslapt. Ik zie de fout in die wij hebben gemaakt en ik heb getracht mijn man weer in de dienst te krijgen. Sedert het begin van dit jaar heb ik hem er niet toe kunnen brengen de vergaderingen bij te wonen. Hij denkt dat hij zijn recht op de zegeningen van het Koninkrijk heeft verloren, omdat hij eens groepsdienaar is geweest en zijn handen heeft laten verslappen. Natuurlijk denk ik dat hij door de Duivel in een valstrik is gelokt en zijn handelingen thans tracht te rechtvaardigen.

Hij is in aanraking gekomen met een vrouw en wenst te scheiden zodat hij met haar kan trouwen. Ik heb hem verteld dat hij stellig alle hoop zou wegwerpen wanneer hij zo zou voortgaan. Wij hebben twee kinderen, en ik ben van mening dat iedereen die Gods wetten kent, in staat moet zijn te bedenken dat men zulke verzoekingen moet mijden, ook al kunnen wij niet met elkaar opschieten, wat volgens mij wel zou kunnen, als hij die andere vrouw zou opgeven. Schrijf ons alsjeblieft zo spoedig mogelijk hoe het nu met ons staat. Ik besef dat wij door onze nalatigheid vele zegeningen hebben verloren, maar is alle hoop nu vervlogen? Ik weet dat hij de Heer en het volk des Heren liefheeft. Maar ik weet niet wat ik moet doen.

Met jullie verbonden voor de Theocratie,

Dat is een zeer jammerlijke toestand waarin sommige personen zijn geraakt doordat zij niet aan het werk zijn gebleven en geen contact hebben gehouden met de organisatie des Heren. Dat brengt Satan over hen die voor hem de deur openen doordat zij met werken ophouden om zich wederom met de oude wereld te verbinden: geestelijk lijden, ellende, ongeluk.

13. Hoe kunnen wij door voordeel te trekken van Gods barmhartigheid, worden geholpen aan het werk te blijven?

13 Het is voor ons een troost te weten dat onze God in de hemel een barmhartige God is en dat hij een altijd aanwezige bron van hulp en troost is. Wanneer wij onder de voortdurende aanvallen van onze tegenstander aan het struikelen zijn gebracht en het veld ruimen, lijden wij daardoor onder onnoemelijk veel ellende. Doch indien wij God waarlijk liefhebben, zullen wij ons tot hem keren en zijn hulp zoeken, net als een kind naar zijn vader gaat. Door zijn onverdiende goedheid kunnen wij deze hulp ontvangen, indien wij oprecht trachten voortaan de juiste weg te volgen. Wij weten dat wij onze zonden niet opzettelijk kunnen blijven herhalen en dan steeds weer kunnen komen om vergiffenis te vragen, zoals dit door enkelen in moderne religieuze kringen wordt gedaan, want de Schrift staat dat niet toe (Hebr. 10:26-30). Doch wanneer wij oprecht berouw hebben en de juiste weg trachten te volgen, doordat wij terugkeren tot het werk des Heren en het besluit nemen aan dit werk te blijven, zal de Heer ons helpen ons te herstellen. Op zijn minst is de periode van het lijden stellig een hoogst moeilijke tijd — er zijn velen die zich nooit herstellen — en daarom zal een verstandige dienstknecht van Jehova de strijdvraag duidelijk in het oog houden en aan zijn werk blijven, en zijn leven in geen enkel opzicht in de waagschaal stellen.

14. Door welke handelwijze kunnen wij al ons loon voor de werken die wij in het verleden hebben gedaan, verliezen?

14 Ten slotte zal onze Vader onze werken in aanmerking nemen, en dan zal worden vastgesteld of wij wel of niet het eeuwige leven zullen ontvangen. Waarom zouden wij zo dwaas zijn het verlies van die buitengewone beloning van Jehova te riskeren door terug te keren en de bedriegelijke beloningen dezer stervende oude wereld na te jagen? Het is beter de woorden van de apostel Petrus in overweging te nemen en daarop acht te slaan: „En indien gij hem als Vader aanspreekt die een iegelijk onpartijdig oordeelt naar hetgeen hij doet, moet gij al de tijd dat gij hier vertoeft, eerbiedig leven, want gij weet dat gij niet met iets vergankelijks, gelijk zilver of goud, zijt vrijgekocht van de nutteloze levenswijze waarin gij werd grootgebracht, maar met kostbaar bloed” (1 Petr. 1:17-19, Een Amer. Vert.). Van Christenen wordt geëist dat zij al de tijd dat zij in deze oude wereld vertoeven, eerbiedig leven en zorgvuldig Gods Woord navolgen, wanneer zij ten slotte de goedkeuring van de Levengever in de hemel willen ontvangen. Het rantsoen dat door Christus Jezus is verschaft, dient niet als iets gewoons te worden beschouwd, want het is een kostbare schat die veel waardevoller is dan zilver en goud. Wanneer wij terugkeren naar de nutteloze levenswijze waarin wij werden grootgebracht voordat wij de waarheid kenden en ons wijdden, kunnen wij alle zegeningen des Heren verliezen.

15, 16. Waar en hoe verkrijgen wij kracht voor ons werk?

15 De beloning die wij nu van Jehova ontvangen, omvat ook de Goddelijke bescherming. Wij bevinden ons in een boze wereld die alles wat tot eer van Jehova’s naam strekt, tracht te vernietigen. Zouden wij niet de onovertroffen beschermende dienst van boven ontvangen, dan zouden onze kansen in deze oude wereld te blijven leven, nihil zijn. Wij verkrijgen ook iedere redelijke hulp. De Heer heeft zijn dienaren zijn geest in overvloed gegeven en met die geest kunnen wij zoveel geestelijk voedsel en kennis van zijn voornemens ontvangen, dat wij niet alles kunnen bevatten. Er is voedsel in overvloed. Wanneer wij hard werken, gebruiken wij meer van dit voedsel en waarderen wij het ook meer. Het schenkt ons nog meer kracht om aan ons werk te blijven.

16 De kracht die God ons geeft om het in deze oude wereld vol te houden, gaat het begrip van deze wereld te boven. De wereld ziet dat Jehova’s getuigen als organisatie onder alle omstandigheden en ondanks de gewelddadigheid van vervolging en oorlog, aan hun werk blijven. De pogingen die zijn gedaan om het werk stil te leggen, zouden onder gewone omstandigheden aan de werkzaamheden van elke groep een einde hebben gemaakt. Wij weten dat alleen Jehova’s hulp het voor ons mogelijk maakt te volharden, en daarom roemen wij niet in ons zelf. „Wij . . . roemen in de hoop op de heerlijkheid Gods. En niet alleen hierin, maar wij roemen ook in de verdrukkingen, daar wij weten, dat de verdrukking volharding uitwerkt, en de volharding beproefdheid [goedkeuring], en de beproefdheid [goedkeuring] hoop; en de hoop maakt niet beschaamd, omdat de liefde Gods in onze harten uitgestort is door den heiligen geest, die ons gegeven is.” — Rom. 5:1-5, Nw. Vert., Diaglott.

17. Wat is, wat ons werk betreft, het enige verstandige dat wij nu kunnen doen? Op welke wijze?

17 Met de hulp van Gods geest en de wonderbaarlijke hoop, kunnen wij volharden, bemerken wij dat wij kunnen volhouden, kunnen wij voortgaan, kunnen wij aan ons werk blijven. Dit is het enige verstandige dat wij thans kunnen doen. Wij hebben het vooruitzicht op het leven en de tijd is zo nabij. Paulus zeide: „Gij moet de moed niet verliezen, want hij zal rijkelijk worden beloond, maar gij zult volharding nodig hebben indien gij Gods wil wilt volbrengen en de zegen die hij heeft beloofd, wilt ontvangen.” — Hebr. 10:35, 36, Een Amer. Vert.

EEN VERSTANDIG GEBRUIK VAN UW KRACHTEN

18. Waaraan dienen wij niet al onze energie te besteden? Waarom niet?

18 Wij moeten ons inspannen in het belang van de blijvende dingen. Dat zijn alleen de Theocratische dingen, Gods werk. Ons wordt aangeraden niet al onze energie in wereldse ondernemingen te steken daar deze dingen tot de vernietiging in de nabije krijg van Armageddon zijn gedoemd. Wanneer wij al onze tijd aan dergelijke dingen geven, dan zal die tijd verloren zijn, want deze dingen zijn tezamen met deze wereld tot de vernietiging in de thans nabij zijnde krijg van Armageddon gedoemd. Wanneer wij al onze tijd aan dergelijke dingen geven, zal dit verloren tijd zijn, daar deze dingen verloren zullen gaan; erger dan dat, wij zouden in Armageddon tezamen daarmede verpletterd kunnen worden, omdat wij niet aan Gods werk zijn gebleven en dit werk in ons leven niet de eerste plaats hebben toegekend. „Gij moet niet werken voor voedsel dat vergaat, maar voor hetgeen blijft ten eeuwigen leven, dat de Zoon des Mensen u zal geven, want God, de Vader, heeft hem hiertoe gemachtigd” (Joh. 6:27, Een Amer. Vert.). Wij moeten er aan denken dat het verkrijgen van redding werk betekent, een door dik en dun aan het werk blijven. „Dus, mijn geliefden, zooals gij altijd gehoorzaam zijt geweest, niet alleen in mijn tegenwoordigheid, maar nu nog veeleer in mijn afwezigheid, werkt aan uw eigen redding met vrees en beving.” — Fil. 2:12, Leidse Vert.

19. Op welke nuttige wijzen kunnen wij ons werk verrichten?

19 Al het werk dat wij doen, is nuttig. Een paar woorden op zijn pas gesproken, zullen menig mens helpen meer begrip te verkrijgen van Gods voornemens en zijn grote barmhartigheid. Wij zijn in de gelegenheid via de telefoon tot andere mensen te spreken. Wij schrijven brieven over het evangelie. Wij kunnen lectuur over het Koninkrijk naar vrienden en mensen van goede wil zenden. Wanneer wij thuis bezoekers ontvangen, kunnen wij met hen over Jehova God spreken. Dit zijn allemaal onderdelen van het goede werk, welke dikwijls nog bij het belangrijke werk komen dat bestaat in het opzoeken van de mensen in hun huizen en werkplaatsen. Of wij nu veel in dit werk verrichten of wegens beperkte kracht of bekwaamheid slechts weinig, het is altijd goed aan het werk te blijven. Daar dit werken redding betekent, is het nooit verspild of vergeefs. „Daarom, mijn geliefde broeders, weest standvastig, onwankelbaar, te allen tijde overvloedig in het werk des Heren [en wijdt u altijd aan het werk des Heren], wetende, dat uw arbeid niet vergeefs is in den Here.” — 1 Kor. 15:58, Nw. Vert., Een Amer. Vert.

20. Waarom is de aanhaling uit 1 Timotheüs 4:16 thans nog meer van kracht?

20 Christenen hebben weliswaar altijd moeten werken, want dat is in overeenstemming met de beginselen van de Allerhoogste God. De raad van Paulus die staat opgetekend in 1 Timotheüs 4:16 was voor de gewijde Christenen uit vroegere tijden vol betekenis. Doch thans zijn de tijden gevaarlijker, de dagen zijn bozer. De tijd voor de definitieve oplossing van de grote strijdvraag over de universele heerschappij is aangebroken en de verbolgenheid van de bozen heeft haar hoogtepunt bereikt. Dit betekent dat de aanvallen tegen hen die Gods werk trachten te verrichten, intensiever en gewelddadiger zijn dan in enige andere tijd in de geschiedenis. Met het oog op dit alles moeten wij zelf vaststaan in onze onkreukbaarheid, en de Duivel nooit ook maar de kleinste opening geven waar doorheen hij ons een verwondende slag kan toebrengen die ons ongeschikt zou maken voor de Christelijke dienst. Nooit dienen wij toe te laten dat wij door zijn legerscharen worden gevangengenomen en worden teruggesleept naar de duisternis van deze wereld en haar ondergang.

21. In welk opzicht is ons werk thans een zegen die ons helpt de overwinning te behalen?

21 Het werk dat ons is gegeven, is een grote zegen. Het houdt ons verre van de gevaarlijke dingen der oude wereld, zodat het als een beschermer werkt. Het werk dat wij thans hebben te verrichten, is onderwijzen en prediken. Alle tijd en kracht die wij ook maar enigszins bij elkaar kunnen brengen, dient aan dit werk te worden besteed. Wij zijn met dit werk begonnen met het vaste besluit er tot aan het einde mede bezig te zijn. De naam van Jehova is er bij betrokken, evenals onze eeuwige redding. Wij wensen de overwinning te behalen en wij kunnen de overwinning behalen, wanneer wij goede werken doen. Ja, wij moeten aan ons werk blijven, getrouw vooruitziend naar de tijd waarin de in Openbaring 22:12 (Leidse Vert.) opgetekende verklaring des Heren in vervulling gaat: „Zie, ik kom weldra; het loon dat ik geef heb ik bij mij, ten einde aan ieder te vergelden wat hij gedaan heeft.” Thans is het die tijd. Aangezien de definitieve oplossing van de grote strijdvraag tijdens dit geslacht zal komen, is onze redding veel dichterbij dan toen Christenen voor het eerst begonnen God te dienen. Zij is zelfs nog veel dichterbij dan toen wij zelf voor het eerst met Gods werk begonnen. Wij moeten geen risico’s lopen door voor iets achterom te zien naar de oude wereld. Wij kunnen thans zelfs niet de kleinste vertraging van ons tempo riskeren. Daarom betekent de vermaning in 1 Timotheüs 4:16 (Moffatt) voor ons in deze laatste dagen zo veel: „Let op u zelf en let op uw onderricht; blijf aan uw werk.”

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen