Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w53 1/6 blz. 169-173
  • Een zangles

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Een zangles
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1953
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • WAARDEVOLLE LESSEN
  • TRAINING EN UITRUSTING
  • Zingende strijders
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1953
  • Zing met vreugde!
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk (studie-uitgave) 2017
  • De waarde van zingen in de ware aanbidding
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1987
  • Zing lofzangen voor Jehovah
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1994
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1953
w53 1/6 blz. 169-173

Een zangles

1. Welke verantwoordelijkheid rust er hoofdzakelijk op ons, en hoe dient ze te worden beschouwd?

VAAK genoeg, maar niet één keer te vaak, is het overheersende thema van De Wachttoren een oproep geweest tot het schenken van lof aan Jehovah. In onze voorgaande studie hebben wij, in verband met strijden, van het algemene of gemeenschappelijke gezichtspunt uit de redenen hiervoor beschouwd. Het gezichtspunt wordt nu minder algemeen en het middelpunt van onze bespreking wordt nu het individuele gezichtspunt met betrekking tot datgene wat gij persoonlijk ter aanmoediging en leiding uit deze zangles kunt leren.

2. Welke aanhaling heeft Paulus gedaan waardoor hij Gods voornemen betreffende Farao onthulde?

2 Laten wij voor onze grondtoon vrijwel hetzelfde beginpunt nemen als voordien, namelijk, Gods bekendgemaakte voornemen zoals dit door bemiddeling van zijn dienstknecht Mozes tot Farao werd uitgedrukt en zoals dit door Paulus werd aangehaald: „Juist voor dit doel heb ik u laten bestaan, opdat ik in verband met u mijn kracht kan aantonen en opdat mijn naam over de gehele aarde zal worden verkondigd” (Rom. 9:17, NW). Maar laten wij deze uitdrukking deze keer van het gezichtspunt van de apostel beschouwen en zien waarom hij deze aanhaling heeft gedaan, en eveneens zien waarom zijn argument uitstekend materiaal bevat voor onze zangles.

3. Hoe ontwikkelde Paulus zijn inleidende argument betreffende het vleselijke Israël?

3 In de eerste vijf verzen van Romeinen hoofdstuk 9 geeft Paulus uitdrukking aan zijn grote droefheid met betrekking tot zijn vleselijke bloedverwanten, de Israëlieten, die zich in het bezit van zulke schitterende voordelen en gelegenheden onder de Wet verheugden, maar deze voorbij hadden laten gaan, zoals eerder in zijn brief was vermeld. Het vleselijke Israël dacht dat zij alleen, vanwege hun vleselijke afstamming van Abraham en vanwege hun werken onder de Wet, het recht bezaten Gods gunst te beërven. Maar in de verzen 6 tot en met 8 van dit hoofdstuk verklaart Paulus dat „niet allen die uit [het vleselijke] Israël zijn voortgesproten, werkelijk, ’Israël’ zijn,” dat wil zeggen, het ware Israël, of het uitverkoren volk Gods, de uitverkiezing waarvan Jehovah zich heeft voorgenomen en in zijn Woord heeft voorzegd. Daarna, nadat de apostel indachtig heeft gemaakt dat het zaad van Abraham via Izaks geslachtslijn zou komen, wiens geboorte geschiedde als een vervulling van Gods belofte en die menselijk gesproken onmogelijk anders geboren had kunnen worden, zegt hij vervolgens dat „de kinderen in het vlees niet werkelijk de kinderen van God zijn, maar de kinderen door de belofte worden als het zaad gerekend”. Met de laatsten verwijst hij naar hen die leden worden van het geestelijke Israël, de ware gemeente onder Christus het Hoofd, en die alleen wegens Gods onverdiende goedgunstigheid en belofte, en niet wegens iets wat zij hebben gedaan of wat zij hebben geërfd, Gods kinderen worden. — Vergelijk Galaten 3:16, 29; 4:28, NW.

4. Tot welke conclusie komt de apostel, en welk beginsel is daarbij betrokken?

4 En welke logische conclusie trekt de apostel uit dit argument? Ah, hier komen wij aan het eerste Bijbelse beginsel, of fundamentele waarheid, die onze nauwlettende aandacht vereist, zodat wij onze les op de juiste wijze kunnen beginnen te leren. Om het met Paulus’ eigen woorden te zeggen. God regelde de aangelegenheden op deze wijze „opdat het voornemen van God met betrekking tot de verkiezing niet van de werken afhankelijk zou kunnen blijven maar van Degene die roept [dat is, God], . . . Het hangt daarom niet af van degene die wenst, noch van degene die hard loopt, maar van God die barmhartigheid heeft” (Rom. 9:11, 16, NW). Het beginsel dat hier wordt uiteengezet, is, dat God het absolute en onbetwiste recht heeft een ieder zijn gunst te doen genieten die hij daartoe wil uitverkiezen.

5. (a) Welke les moet worden geleerd, en waarom is ze belangrijk? (b) Wat zijn de noodzakelijke voorwaarden waaraan men moet voldoen wil men Gods gunst genieten?

5 De les die wij hieruit moeten leren, is, dat wij volledig afhankelijk zijn van God. Het is natuurlijk niet verkeerd om te wensen Gods gunst en barmhartigheid te genieten en evenmin is het verkeerd de weg te bewandelen die door God voor zijn volk is afgebakend. Het gaat hierom, iemand kan niet tot Gods volk gaan behoren enkel omdat hij dit wenst of daartoe besluit. Noch hangt het van hardlopen af, of het volgen van een weg die iemand als het ware het recht zal geven Gods goedkeuring te verwachten. Israël maakte die fout: „Israël, hoewel het een wet van rechtvaardigheid nastreefde, is niet tot de wet geraakt. Om welke reden? Omdat hij ze niet door geloof, maar als door werken nastreefde” (Rom. 9:31, 32, NW). Laten wij de dingen niet volgens ons eigen goeddunken beslissen of vaststellen. Laten wij er te allen tijde nauwkeurig op toezien er voor te zorgen dat wij een waarachtige, van het hart uitgaande waardering handhaven voor de voorwaarden die God zelf heeft bepaald en in zijn Woord heeft neergelegd met betrekking tot de noodzakelijke vereisten om zijn gunst te bezitten. Dit is niet alleen noodzakelijk om onze Christelijke loopbaan op de juiste wijze te beginnen, maar wij hebben deze waardering nodig gedurende al de tijd dat wij die weg bewandelen, want het is mogelijk dat iemand bepaalde dingen uit zijn geest laat glippen of dat hij verstrikt raakt (Gal. 5:7, NW). Het is interessant op te merken dat zowel het voorgaande beginsel dat God de uitverkiezing doet, als de noodzakelijke vereisten voor degene die wordt uitverkozen, heel in het begin van het heilige Bericht duidelijk worden uiteengezet. Want terwijl Jehovah tot Mozes zeide: „Ik zal genadig zijn, wien Ik zal genadig zijn, en Ik zal Mij ontfermen, over wien Ik Mij ontfermen zal,” bracht hij iets eerder de voorwaarden onder woorden die noodzakelijk zijn wil men zich in zulk een genade en ontferming verheugen: „Doe barmhartigheid aan duizenden dergenen, die Mij liefhebben, en Mijn geboden onderhouden.” — Ex. 33:19; 20:6.

6. Welke twee verdere beginselen worden onthuld in Paulus’ aanhaling van Exodus 9:16?

6 Nadat Paulus Exodus 33:19 heeft aangehaald en het beginsel er van in zijn eigen woorden tot uitdrukking heeft gebracht, voegt hij er ter ondersteuning van dat beginsel aan toe: „Want de Schrift zegt tot Farao: ’Juist voor dit doel heb ik u laten bestaan, opdat ik in verband met u mijn kracht kan aantonen en opdat mijn naam over de gehele aarde zal worden verkondigd’” (Rom. 9:17, NW). Hierdoor worden twee verdere fundamentele beginselen ingevoerd. Het ene is dat niemand Gods voornemen kan wederstaan of verijdelen, noch de trotse en machtige Farao noch degene die hij vertegenwoordigde, Satan, „de god van dit samenstel van dingen” (2 Kor. 4:4, NW). Het andere beginsel is dat God oneindig groot is. God is alles. Dat is het grootste beginsel en zo zal het in de definitieve verwezenlijking van zijn glorierijke voornemen zijn, want „dan zal de Zoon zelf zich ook onderwerpen aan degene die alles aan hem onderwierp, opdat God voor iedereen alles moge zijn.” — 1 Kor. 15:28, NW.

WAARDEVOLLE LESSEN

7. Hoe wordt door de eerste van deze beginselen een belangrijke les voor tegenwoordig geleerd?

7 Merk wederom de waardevolle lessen op waardoor wij worden onderwezen op juiste wijze Gods lof te zingen. De eerste is dat een werkelijke waardering van het eerste beginsel vertrouwen en godvruchtige vrees inboezemt. In de wereld van tegenwoordig zijn zeer krachtige machten ten kwade, machten van wrede onderdrukking, welke een derde wereldoorlog zouden kunnen ontketenen. Vrees ze niet. God kan en zal er voor zorgen dat deze machten in een stevige greep zullen worden gehouden en zo zullen worden gemanoeuvreerd dat er niet zal worden toegelaten dat er ook maar één Koninkrijksbelang werkelijk nadeel zal worden berokkend of dat er ook maar één Koninkrijkszanger en -strijder werkelijk letsel zal worden berokkend. Wij kunnen het ons zeer goed veroorloven zowel vrijmoedig als lieflijk te zingen. — Openb. 7:1, NW.

8. Welke andere les kan er worden geleerd, en hoe dienen wij persoonlijk te worden beïnvloed?

8 De tweede les is die van dankbaarheid. Hoe dankbaar dienen wij te zijn indien wij Gods barmhartigheid ontvangen, in plaats dat wij verhard worden, zoals Farao. Dit is een krachtige persoonlijke reden waarom wij Jehovah’s lof dienen te zingen voor de redding waarin door middel van barmhartigheid goedgunstig is voorzien. „De goedgunstigheid en de liefde voor de mens aan de zijde van onze Redder, God, werd geopenbaard, niet ten gevolge van werkzaamheden in rechtvaardigheid die wij hadden verricht, maar overeenkomstig zijn barmhartigheid heeft hij ons gered.” — Titus 3:4, 5, NW.

9. Welke waardevolle les wordt ons geleerd door Gods oneindige grootheid?

9 De derde les, die voornamelijk op het laatstgenoemde beginsel is gebaseerd, is, dat wij dienen te beseffen dat alle eer, derhalve alle lof, aan God toekomt, van wie alles afhangt en op wie wij ons geheel en al kunnen verlaten. Met andere woorden, het is een les in nederigheid. Zoals Paulus van hem zelf en van een andere broeder zeide: „Ik heb geplant, Apollos heeft water gegeven, maar God bleef het wasdom geven; zodat noch hij die plant iets is noch hij die water geeft, maar God die het wasdom geeft” (1 Kor. 3:6, 7, NW). Laten wij die visie en dat gezichtspunt in gedachten houden. Het geeft Jehovah zijn rechtmatige plaats en houdt ons op onze juiste plaats. Het houdt ons in overeenstemming met de Schepper zodat wij op de juiste wijze zijn lof kunnen zingen. Het houdt ons zeer nederig en dankbaar, en dat is de ene veilige en juiste houding waarin wij op aanvaardbare wijze Jehovah’s lof kunnen zingen.

10. Hoe kunnen wij ons zelf voelen in tegenstelling met Mozes en David, en hoe helpt Gods Woord ons in dit opzicht?

10 De omstandigheden waaronder Mozes, David en andere getrouwe dienstknechten Jehovah’s naam en voornemen verkondigden, waren vaak uiterst dramatisch, en zij stonden rechtstreeks in het middelpunt der belangstelling. Gij kunt u waarschijnlijk, in tegenstelling met hen, ten zeerste bewust gevoelen van uw beperkingen en uw alledaagse omstandigheden in het leven, als een gewone huisvrouw, of als iemand die op een fabriek werkt, enz. Gij kunt er misschien toe worden verleid tot u zelf te zeggen: ’Waar verschijn ik ten tonele? De enige zangles die ik krijg, wordt mij door de wekker geleerd die zo vroeg in de morgen afloopt. Ik voel mij te klein en onwaardig.’ En wij zijn het grotendeels met u eens. Het is waar, gij zijt klein en onwaardig. Maar dat is nu juist het mooie er van, dat God, die over het onbetwiste recht beschikt met betrekking tot de kwestie wie zijn gunst zal genieten, het voor u heeft verkozen mogelijk te maken mee te doen en met anderen, die eveneens klein en onwaardig zijn, in het grootse voorrecht van rechtstreekse Koninkrijksdienst onder leiding van zijn organisatie, Zion, te delen. Welk een sterkte en troost kan worden verkregen uit de wijze waarop Jehovah zelf deze twee tegengestelde beginselen van zijn grootheid en onze kleinheid samenbrengt! „Want alzo zegt de Hoge en Verhevene, Die in de eeuwigheid woont, en Wiens naam heilig is: Ik woon in de hoogte en in het heilige, en bij dien, die van een verbrijzelden en nederigen geest is, opdat Ik levend make den geest der nederigen, en opdat Ik levend make het hart der verbrijzelden.” — Jes. 57:15.

11. Hoe dienen wij, wanneer wij de juiste kijk hebben, ons aandeel in de Koninkrijksdienst te beschouwen?

11 Wat de praktische zijde van uw zangles betreft, betekent dit dat er niet de minste noodzaak is om uit te kijken naar dramatische omstandigheden of daarop te wachten ten einde onder die omstandigheden Jehovah’s lof te zingen. Veracht veeleer geen enkele gelegenheid om over het Koninkrijk te praten, noch zie zulk een gelegenheid over het hoofd, hoe klein en schijnbaar onbeduidend ze ook moge lijken. Gij behoeft uw huis niet te verlaten en onze Bijbelschool te Gilead niet te doorlopen voordat gij er een aandeel in kunt hebben Jehovah’s naam „over de gehele aarde” te verkondigen. Neen, gij kunt u in wat de „dagelijkse huis-, tuin- en keukentaak” moge schijnen en welke bestaat in het op de gewone wijze bezoeken van de mensen op de nabijgelegen boerderijen en hofsteden of in de met huurkazernes volgebouwde achterstraten van de stad waarin gij woont, in een even werkelijk aandeel verheugen, waaraan Jehovah’s zegen zal worden toegevoegd.

12. Waarom is het noodzakelijk om in Jehovah’s werk op onze uiterlijke verschijning acht te slaan?

12 Nog een praktisch punt. Vergeet niet dat er voor doeltreffend zingen niet alleen aandacht moet worden geschonken aan dat wat kan worden gehoord maar ook aan dat wat kan worden gezien. Met het laatste doelen wij op uw persoonlijke verschijning, met inbegrip van kleding, gedrag, en vooral de uitdrukking op uw gelaat en in uw ogen. Hoe bescheiden uw omstandigheden ook mogen zijn, gij kunt het u veroorloven rein en proper te zijn, maar in het bijzonder kunt gij het u zeer goed veroorloven uw gezicht en glimlach te doen stralen en de geest van de Koninkrijksboodschap met haar vreugde, vrede en hoop te doen weerkaatsen (2 Kor. 3:18, NW). Om een muziekterm te gebruiken, het dient een „lied zonder woorden” te zijn. Wij zien natuurlijk in dat onze boodschap veel belangrijker is dan onze verschijning, maar wij moeten in gedachten houden dat onze toehoorders dit niet inzien, in het begin ten minste niet.

13. Wat kan voor een doeltreffende dienst worden geleerd uit de illustratie van zingen?

13 Laten wij alles wat overdreven of onecht is, vermijden. Zoals bij de natuurlijke illustratie is de doeltreffendste zanger niet degene die met een voortdurende trilling in zijn stem zingt en die veel met zijn lichaam wiegelt en andere gewoonten heeft, alhoewel hij misschien kan worden beschouwd als iemand die een brilliante techniek heeft. Een goede zanger is veeleer hij die weet hoe hij op een eenvoudige, rechtstreekse manier de werkelijke boodschap van zijn lied weet over te brengen, en die zichzelf, om het nu zo maar eens uit te drukken, tot een deel van het lied maakt, die uit het hart zingt en op oprechte wijze uitdrukking geeft aan zijn gevoelens en stemmingen. Zo, op precies dezelfde wijze, dient het met een ieder van ons te zijn bij elke gelegenheid die wij hebben om de Koninkrijksboodschap uit te zingen die Jehovah in onze mond heeft gelegd als een getuigenis voor hem. — Deut. 31:19.

14. Hoe zijn nederigheid en dankbaarheid een hulp voor het handhaven van de harmonie en eenheid?

14 Er is nog een andere les waarop wij uw aandacht wensen te vestigen. Deze twee dingen, nederigheid en dankbaarheid, zijn noodzakelijk om met elkander in harmonie te blijven wanneer wij gezamelijk onze Koninkrijksdienst verrichten, welke een dienst der lofprijzing is. Nadat Paulus had gezegd dat hij besefte dat hij en Apollos niets waren in vergelijking met God, die de enige is die het zaad der waarheid dat in de geest van de toehoorder is geplant, levend kan maken en wasdom kan geven, voegde hij er aan toe: „Hij nu die plant en hij die water geeft, zijn één” (1 Kor. 3:8, NW). In de praktijk betekent dit dat wij, indien wij onze eigen kleinheid en onwaardigheid, zover het ons persoonlijk betreft, in gedachten houden, niet overgevoelig of al te zeer in de war zullen zijn zelfs al worden wij door iemand in de groep onheus behandeld of onvriendelijk toegesproken. Maar wanneer wij Jehovah dankbaar blijven en zijn grootheid in gedachten houden, kan het niet anders of wij willen zijn naam in onze gehele buurt blijven verkondigen. Wij zullen er van onze zijde natuurlijk zorgvuldig op toezien ons er niet schuldig aan te maken een van Jehovah’s kleinen verkeerd te behandelen, opdat er geen wanklank zij. Jezus heeft gezegd dat het in volmaakte harmonie en eenheid zingen en doen weerklinken van de Koninkrijksboodschap voor de wereld een van van de tekenen is waardoor allen zouden weten wie de ware discipelen zijn, die door God zijn uitverkoren om hem te vertegenwoordigen en zijn getuigen te zijn over de gehele aarde. — Joh. 17:23, NW.

15, 16. Welke verdere voordelen kunnen er uit deze twee hoedanigheden worden verworven, en tot welk resultaat leidt dit?

15 Bovendien zullen nederigheid en dankbaarheid u ook helpen de tegenspoeden en vervolgingen te dragen, hetzij geringe of tamelijk zware, die gij ondervindt van de zijde dergenen met wie gij gedwongen zijt in de wereld te verkeren, hetzij een lid van uw gezin, of uw werkgever of medearbeiders. Het zal u niet zo veel kunnen schelen daar gij in gedachten houdt dat het werkelijk een voorrecht is als een Christen te lijden en dat Jezus heeft gewaarschuwd dat al zijn volgelingen stellig vervolgd zouden worden, net zoals hij (Joh. 15:20; 1 Petr. 2:21, NW). Maar terwijl gij steeds dankbaar blijft, zult gij er op bedacht zijn Jehovah’s lof te zingen, zelfs onder de minst verwachte en ongunstigste omstandigheden, en aldus misschien in staat zijn Satans aanvallen ten voordele te keren.

16 Wij hebben er daarom vertrouwen in dat gij, door deze waardevolle lessen in de praktijk te brengen, evenals een goede zanger voortdurend praktijk moet hebben, in sublieme conditie kunt blijven en aan het einde van iedere dag dankbaar tot Jehovah kunt komen met een lied in uw hart.

TRAINING EN UITRUSTING

17. Op welke wijze worden wij voor heilige dienst getraind, en wat is onze uitrusting?

17 Jehovah, onze grote Zangleraar, heeft alle training en uitrusting verschaft om volledig in onze behoeften te voorzien. Hij geeft ons niet afzonderlijk onderricht, als individuele leerlingen, maar hij heeft zijn muziekschool, namelijk zijn organisatie, Zion. Deze school staat onder leiding van zijn geliefde Zoon, die de leiding neemt bij het zingen van de lof van zijn hemelse Vader, waardoor hij, zoals Paulus aantoont, de profetische woorden in Psalm 22:23 vervult: „Ik zal uw naam aan mijn broeders bekendmaken; in het midden van een gemeente zal ik u loven met een lied” (Hebr. 2:12, NW). De uitrusting die in deze dag van Jehovah voor allen in Zion wordt verschaft, wordt voor ons op mooie wijze samengevat in Jesaja 59:21: „Mijn Geest, Die op u is, en Mijn woorden, die Ik in uw mond gelegd heb, die zullen van uw mond niet wijken . . . tot in eeuwigheid.”

18. Hoe trainde Jezus zijn discipelen en hoe rustte hij hen uit, en met welk gevolg?

18 Laten wij, ten einde ons in staat te stellen meer in bijzonderheden te beseffen hoe God die profetie in vervulling doet gaan, in onze geest teruggaan naar die aangrijpende zangles die Christus zijn discipelen kort na zijn opstanding gaf. Twee van de discipelen wandelden naar Emmaüs, moedeloos en in verwarring, toen Jezus, die niet door hen werd herkend, zich bij hen voegde. Wat deed Jezus, zoals ons door het bericht wordt onthuld, nadat hij de conversatie tot het juiste punt had geleid? „En beginnend bij Mozes en alle Profeten legde hij hun uit wat in al de Geschriften op hem betrekking had.” En met welke uitwerking? Zoals zij naderhand tot elkander zeiden: „Brandde ons hart niet . . . toen hij de Schrift volledig voor ons opende?” Die zelfde avond werd de les voor de elf en voor anderen herhaald, toen hij, zoals het bericht zegt, „hun verstand volledig [opende] zodat zij de betekenis van de Schrift begrepen.” Toen zeide hij ten slotte dat zij zouden worden uitgezonden als getuigen van deze dingen die zij hadden gezien en gehoord, maar alleen nadat zij waren bekleed „met kracht van boven”. God plaatste dus in de vervulling in het klein zijn woorden in de mond van zijn getuigen, en begiftigde hen met de bezielende, verlichtende kracht van zijn geest. Tegenwoordig, bij de vervulling in het groot, geschiedt hetzelfde op een wereldomvattende schaal, terwijl het hoofdakkoord, van ons lied „dit goede nieuws van het koninkrijk” is. — Luk. 24:27, 32, 45, 49; Matth. 24:14, NW.

19. Op welke praktische wijze kunnen wij dit tegenwoordig op ons zelf toepassen?

19 Laten wij voordeel trekken uit dit volmaakte voorbeeld van Jezus en beseffen dat ons voornaamste werk er in bestaat degenen die gewillig zijn zingen te leren, te helpen door ’hun verstand volledig te openen zodat zij de betekenis van de Schrift begrijpen’. Ten slotte is het Woord onze Liederenbundel, en indien dit werk op de juiste wijze wordt gedaan, zal het hun hart doen branden in hen. Indien gij bijvoorbeeld het voorrecht hebt een openbare lezing uit te spreken, besteed dan niet te veel tijd aan het aanhalen van wat wereldleiders hebben gezegd en het geven van commentaar daarop. Ga veeleer vlug over tot uw Schriftuurlijke uiteenzetting, terwijl gij de betekenis van de Schriftuurplaatsen en hun vervulling duidelijk uitlegt. Dit was de methode die Paulus volgde. „Hij redeneerde met hen uit de Schrift, uitleggend en bewijzend door verwijzingen.” Merk ook op hoe Apollos voordeel trok uit de juiste training en uitrusting. „Want met intensiteit [’vurig van geest’] . . . toonde hij aan de hand van de Schrift in het openbaar aan dat Jezus de Christus was” (Hand. 17:2, 3; 18:25, 28, NW). Blijf ook niet in gebreke voordeel te trekken uit de hedendaagse training en uitrusting waarin wordt voorzien door de geregelde studie van De Wachttoren en andere publicaties van het Genootschap, ook de cursus van de school der theocratische bediening, met zijn praktische hulp.

20. Waarom is de juiste hartetoestand zo belangrijk, en welke speciale zegeningen brengt dit in deze tijd?

20 Maar zie bovenal nimmer de belangrijkheid van de juiste hartetoestand over het hoofd. Laat het niet zover komen dat de Here Jezus tot u hetzelfde moet zeggen als tot de twee die naar Emmaüs gingen: „O zinnelozen en tragen van hart om te geloven alle dingen die de profeten hebben gesproken!” (Luk. 24:25, NW) Pieker er niet over indien gij voelt dat gij enigzins traag zijt in het begrijpen van bepaalde dingen en in het uiting geven aan u zelf. Indien gij een bereidwillig hart hebt, kunt gij best een betrouwbaarder en doeltreffender zanger worden dan uw broeder, die zich er van bewust is dat hij vlug van begrip is. Houdt het volgende in gedachten: omdat zij die in Zion zijn „met geheel het hart” zingen, schenkt het Jehovah’s hart zulk een blijdschap dat ook hij zich ’verblijdt over u met gezang.’ Wat een wonderbaarlijke gunst om in deze glorierijke stad te wonen waar Jehovah zelf woont, een stad vervuld met zang dat lieflijker is dan de meest zoetvloeiende, zuivere tonen van een of andere lofzang die in een verheven kathedraal weerklinkt en gezongen wordt door een beroepskerkkoor. — Zef. 3:14, 17; Ps. 132:13, 14.

21, 22. Welk profetische drama brengt zingen en strijden nauw met elkaar in verband en op welke kenmerkende bijzonderheden legt het de nadruk en tot welk besluit leidt het?

21 Bij wijze van kort besluit nog het volgende: Laten wij ons zelf zien als degenen die bevoorrecht waren een aandeel te hebben in dat profetische drama waarin zingen en strijden zo nauw met elkaar in verband stonden, zoals wordt verhaald in 2 Kronieken, hoofdstuk 20. Toen trokken de gecombineerde strijdkrachten van Ammon, Moab en het gebergte Seïr op tegen Josafat, de koning van Juda, welke strijdkrachten een beeld zijn van de gecombineerde strijdkrachten van Satans wereld die in deze tijd Gods volk bedreigen en tegen hen optrekken. Passend genoeg behoefde Josafats leger in die strijd geen vleselijke wapens te gebruiken. Maar merk de orde op waarin zij, handelend volgens theocratische instructies, de vijand tegemoet trokken, voorafgegaan door hen die „Jehovah zouden toezingen en loven in heilige opstelling”, met het telkens terugkerende refrein „Dankt Jehovah; want zijn goedertierenheid duurt eeuwig”. Merk ook de woorden op die de koning tevoren had uitgesproken: „Gelooft in Jehovah uw God; zo zult gij bevestigd worden; gelooft zijn profeten, zo zult gij voorspoedig zijn” (2 Kron. 20:20, 21, AS; vergelijk Lukas 24:25, NW). Even voordien, zo gauw door bemiddeling van Jahaziël Jehovah’s bemoedigende boodschap was ontvangen, stonden de Levieten, als antwoord op het bezielende beroep dat de koning had gedaan „op om Jehovah, de God van Israël, met een uiterst luide stem te loven”. — 2 Kron. 20:19, AS.

22 Laten wij dus blijven zingen en laten wij blijven strijden totdat Jehovah zelf zich er als de „man van oorlog” mee gaat bemoeien en de strijd door bemiddeling van Christus Jezus, de sterke „arm van Jehovah”, tot een zegepralende overwinning wordt gevoerd, en hij ’het paard en zijn ruiter in de zee heeft geworpen’ (Ex. 15:1, 3; Jes. 51:9, AS). Blijft in formatie, blijft in overeenstemming met de instructies van de Almachtige, en aanbidt Jehovah aldus „in heilige opstelling”.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen