Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w54 15/5 blz. 147-153
  • Herbouwers en herstellers van de ware religie

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Herbouwers en herstellers van de ware religie
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1954
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • DE NAAM VAN JEHOVAH EN DE WARE RELIGIE
  • Het herstel van de ware religie in deze tijd
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1954
  • Zich van valse religie losmaken
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1991
  • Het „Goede Nieuws” van een wereld zonder valse religie
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1969
  • De laatste, zegevierende aanval op alle valse religie
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1969
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1954
w54 15/5 blz. 147-153

Herbouwers en herstellers van de ware religie

„En zij die van u zullen zijn, zullen de oude woeste plaatsen bouwen; gij zult de fundamenten van vele geslachten oprichten; en gij zult worden genoemd De hersteller van de breuk, De herbouwer van paden om in te wonen.” — Jes. 58:12, AS.

1. Wat is de ware religie en wat is de valse religie?

DE WARE religie is de onvervalste aanbidding van Jehovah. De valse religie omvat alles wat tegen de aanbidding van Jehovah is gekant. Het woord „religie” betekent in zijn eenvoudigste en meest voorkomende vorm „een vorm of stelsel van aanbidding.” Het woord op zichzelf betekent daarom niet „waarheid.” Wij spreken zowel van heidense religie als Christelijke religie, zodat elke vorm of elk stelsel van aanbidding, ongeacht het motief of doel, terecht een religie wordt genoemd. Ongeacht het bestaan van vele duizenden verschillende religiën is er slechts één ware religie, en het is de aanbidding van de Allerhoogste God, wiens naam Jehovah is. Deze ware religie is thans ten aanzien van de mensen hersteld.

2. Welke aanvallen zijn er op de ware religie gedaan, en waarom hebben ze gefaald?

2 De ware religie is eeuwig en kan nimmer worden vernietigd. Door de vele eeuwen heen hebben vijanden getracht ze te gronde te richten en te vernietigen, maar hun boosaardige werken zijn tevergeefs gebleken. Er zijn tijden geweest waarin de ware religie bijna volledig aan het gezicht was onttrokken. Ze is gelasterd en de mensen hebben de beoefening er van tot een verraderlijke overtreding gemaakt. Gedurende de bijna 6000 jaar van ’s mensen bestaan op deze aarde zijn er inderdaad vele voorvallen geweest dat de ware religie de verschrikkelijke aanvallen die op haar werden gedaan, nauwelijks heeft overleefd. Doch alhoewel ze soms bijna was verwoest, heeft Jehovah toch altijd getrouwe mensen verwekt die haar zaak hebben verdedigd en voor haar bestaan hebben gestreden, ongeacht persoonlijke verliezen en zelfs het gevaar van de dood. Deze mensen herstelden de breuken en herbouwden de paden, zodat de mensen Jehovah God wederom in geest en in waarheid konden aanbidden. Wij leven tegenwoordig in precies zulk een kritieke tijd.

3. Op welke wijze bestond de zuivere religie in Eden, en waarom is ze niet blijven bestaan?

3 De zuivere religie bestond in Eden voordat Adam ongehoorzaam werd, want in die tijd was er de aanbidding van slechts één God, Jehovah. Grote zegeningen vielen de mens ten deel terwijl hij zich in die zuivere staat bevond, daar hij zeer aangename diensten toegewezen kreeg in verband met de lagere schepping, waarover God hem, overeenkomstig zijn voornemen, heerschappij gaf. Er heerste vrede en rust en er was niets waardoor de rust van die hof van geneugte werd verstoord. De mens had geen middelaar bij God nodig, want aan het einde van de dag, waarschijnlijk in de avond, sprak Jehovah tot de mens. Deze paradijstoestand duurde echter niet lang, want Adam keerde de ware religie de rug toe en aanvaardde de valse. Door een opzettelijke daad van ongehoorzaamheid gingen deze zegeningen verloren, en de gelukkige verhouding welke hij genoot, kon alleen worden hersteld en aan zijn nakomelingen worden geschonken door iemand die de macht en autoriteit daartoe bezat. De mensheid heeft deze wonderbaarlijke zegeningen en het leven zelf verloren, en zij hebben zich zo ver van de ware religie verwijderd dat velen niet eens weten wat de ware religie is. Zulke onwetenden maken de gevolgtrekking dat hun religie, die bestaat in het aanbidden van afgoden, de juiste is, terwijl zij absoluut geen acht slaan op de verschrikkelijke vruchten welke door hun religie zijn voortgebracht en volkomen voorbijzien in welk een mate ze enige overeenkomst tussen de Schepper en schepselen heeft te niet gedaan.

4. Vermeld in het kort wat er gebeurt wanneer de ware religie uit het oog wordt verloren?

4 Dat de mens naar het „beeld van God” is gemaakt, houdt de zuivere aanbidding van Jehovah in. Hij moet overeenkomstig dezelfde beginselen en gedragsregels te werk gaan als zijn Schepper. Wanneer de mens er mede ophoudt Jehovah te aanbidden, verliest hij onmiddellijk zijn erkenning van verantwoordelijkheid tegenover God. Hij raakt zijn inzicht kwijt en stort zich onbezonnen in dwaasheid en geestelijke waanzinnigheid, want daarna gaat hij op zoek naar hout, steen of metaal, vormt het tot een beeld, schildert er een gezicht op en buigt zich er dan voor neder. Sommige schepselen geven zichzelf voldoening door andere scheppingen, bezielde of onbezielde, te aanbidden. De valse religie kweekt onwetendheid, vrees, bijgeloof, haat, fanatisme en waanzinnigheid. De ware religie brengt goedheid, vreugde, vrede, liefde en leven voort. De hoop en redding der mensheid zijn in de herstelling van de ware religie gelegen.

5. Wie is de schepper van de valse religie, en wat was zijn plan toen hij de breuk tussen God en de mens teweegbracht?

5 De schepper van de valse religie is Satan, want hij veroorzaakte opzettelijk de opstand van de mens in Eden met het doel een breuk teweeg te brengen tussen God en de mens, en hij slaagde hierin. Vervolgens begon Satan de mensheid in zijn wijze van aanbidding te organiseren. Hij heeft altijd zijn uiterste best gedaan te verhinderen dat de mensen kennis omtrent Jehovah verkregen. Ten einde dit tot stand te brengen, maakte hij dat de mensen de schepping van God, in plaats van de Schepper, gingen aanbidden, en aldus hebben de mensen gedurende de eeuwen alles tot een religie gemaakt, van de zon tot de kruipende dingen op aarde toe. Wereldomvattende verwarring is het gevolg geweest. Paulus schrijft: „Wanneer nu het goede nieuws dat wij verkondigen, in werkelijkheid bedekt is, is het bedekt onder hen die vergaan, onder wie de god van dit samenstel van dingen de geest der ongelovigen heeft verblind, opdat de verlichting van het glorierijke goede nieuws over de Christus, die het beeld van God is, niet zou kunnen doorschijnen” (2 Kor. 4:3, 4, NW). De tijd zal komen waarin Satan de mensheid niet zal kunnen misleiden met de valse religie, want er wordt over Jezus voorzegd: „En hij greep de draak, de oorspronkelijke slang, die de Duivel en Satan is, en bond hem voor duizend jaren. En hij wierp hem in de afgrond en sloot deze en verzegelde deze boven hem, opdat hij de natiën niet meer zou misleiden totdat de duizend jaren waren geëindigd.” — Openb. 20:2, 3, NW.

6. Zet de toestand uiteen welke in de dagen van Noach en van Paulus bestond, en hoe is dit het gevolg van de valse religie?

6 De verdorven toestanden welke over de mensheid komen wanneer de ware religie uit het oog wordt verloren, worden krachtig gedemonstreerd door de vreselijke toestand waarin de mensen in Noachs dagen geraakten: „Daarom zag God de aarde en, zie! ze was geruïneerd, want alle vlees had zijn weg op de aarde geruïneerd. Daarna zeide God tot Noach: ’Het einde van alle vlees is voor mijn aangezicht gekomen, want de aarde is vol van gewelddadigheid ten gevolge van hen, en nu ruïneer ik hen tezamen met de aarde’” (Gen. 6:12, 13, NW). Tweeduizend jaar later waren de toestanden wederom hetzelfde, want Paulus zegt: „Want, hoewel zij God kenden, hebben zij hem niet als God verheerlijkt noch hebben zij hem gedankt, maar zij werden leeghoofdig in hun redeneringen . . . Hoewel zij beweerden dat zij wijs waren, zijn zij dwaas geworden en zij hebben de heerlijkheid van de onverderfelijke God veranderd in iets wat gelijkt op het beeld van een verderfelijk mens en van vogels en viervoetige schepselen en kruipende dingen. . . . En evenals zij het verwerpelijk achtten aan een nauwkeurige kennis van God vast te houden, heeft God hen aan een verwerpelijke geestestoestand overgegeven, om de dingen te doen die niet betamen, vervuld als zij waren met alle ongerechtigheid, goddeloosheid, begerigheid, schadelijkheid, vol van bittere afgunst, moord, twist, bedrog, kwaadaardigheid, zijnde oorblazers, achterklappers, haters van God” (Rom. 1:21-31, NW). Paulus maakte ook bekend dat dezelfde kwade toestanden zouden bestaan in de laatste dagen van dit boze samenstel van dingen. — 2 Tim. 3:1-7.

7. Wat is thans noodzakelijk opdat vele mensen gered mogen worden en geschiedt er tegenwoordig zulk een werk?

7 Deze bovenaangehaalde schriftuurplaatsen beschrijven duidelijk de verwoesting, de vervallen en lage toestand van de mensheid. Het is thans absoluut noodzakelijk dat er een machtig herbouwings- en herstellingswerk wordt verricht zodat enkelen van de stervende bevolking der wereld losgekocht en van de volledige catastrophe gered mogen worden. Met zulk een wereldomvattend wederopbouwwerk is een aanvang gemaakt en het is nog steeds aan de gang, terwijl honderdduizenden mensen in deze tijd daardoor grote voordelen hebben ontvangen. Niet dat zulke personen een nieuwe religie hebben gevonden, maar zij zijn daarentegen wederom in de oude paden geleid, daar zij zijn teruggevoerd tot de religie van de apostelen en van de getrouwe mannen uit de oudheid zoals Noach, Abraham en anderen. Het goede dat er uit is voortgevloeid voor hen die tot de getrouwe dienst van Jehovah zijn hersteld, is onmetelijk geweest. Zij zijn te weten gekomen dat Jehovah de Allerhoogste God is, en de liefde voor God, die in hun hart en leven is ontvlamd, heeft geleid tot gehoorzaamheid aan het doen van zijn wil. De ware religie heeft in deze oprechten van hart ontzag, eer, dankbaarheid, hoop en godvruchtige vrees ontwikkeld. Het heeft hen hecht aan de Almachtige verbonden, en hen er toe bewogen alles gewillig aan Jehovah over te geven.

8. Kunnen wij de zegeningen die door de ware religie worden afgeworpen beperken, en waarom antwoordt gij aldus?

8 De persoonlijke verhouding is er bij betrokken, want het houdt de beslissing van het schepsel in om zich aan de Schepper te onderwerpen. Dit te doen, is een deugdzame daad, want het betekent dat men er voortdurend toe wordt aangespoord God de aanbidding en eerbied te geven die hem rechtens toekomen. Alsdan staan zij die ware aanbidders zijn, in liefderijk contact met de Schepper en zij leren hem als hun Opperste Heer kennen en eren hem als zodanig en hebben hem lief als een Vader, terwijl zij in zijn gezin en in zijn heilige dienst volledige rust, geluk en vrede vinden. De zegeningen van de ware religie zijn zo allesomvattend dat ze niet beperkt kunnen worden, want er wordt hoop geboren en de vooruitzichten om het eeuwige leven binnen te treden, worden een deel van iemands leven, en des te meer wanneer men leert te geloven in de beloften van Jehovah en Christus Jezus, onze Heer, en er op leert te vertrouwen.

9. Hoe geeft de ware religie hoop, en met welke resultaten?

9 Hoop welke wordt voortgebracht door de ware religie verandert het leven. De teleurstellingen, beproevingen en het lijden van het tegenwoordige bestaan onder dit boze samenstel van dingen worden er door te niet gedaan, terwijl wanneer er geen hoop is, de geest en het hart worden verlamd. Hoop op eeuwig leven kunnen wij alleen van Jehovah God ontvangen door bemiddeling van Zijn Zoon. „Dit betekent eeuwig leven, dat zij kennis tot zich nemen van u, de enige waarachtige God, en van hem die gij hebt uitgezonden, Jezus Christus” (Joh. 17:3, NW). Laten wij „vrede smaken met God door bemiddeling van onze Here Jezus Christus, door bemiddeling van wie wij door geloof ook onze toenadering hebben verworven tot in deze onverdiende goedgunstigheid waarin wij thans staan, en laten wij jubelen, op grond van hoop der heerlijkheid Gods. En dat niet alleen, maar laten wij jubelen terwijl wij in verdrukkingen zijn, daar wij weten dat verdrukking volharding voortbrengt; volharding vervolgens een goedgekeurde toestand; de goedgekeurde toestand vervolgens hoop, en de hoop leidt niet tot teleurstelling; want de liefde Gods is in ons hart uitgestort door middel van de heilige geest, die aan ons werd gegeven” (Rom. 5:1-5, NW). Dit is de ware religie.

10. Wat zijn de kenmerken waardoor zij die de ware religie hebben, worden geïdentificeerd?

10 Sommigen zullen wellicht vragen: Hoe kan men er zeker van zijn dat het de ware religie is? Het antwoord is dat alles wat er in verband mede staat, tot de eer en lof van Jehovah moet spreken. Het hart en de geest moeten er door worden verruimd jegens Hem. De wens en de hoop moeten worden geschapen zijn naam verhoogd te zien worden boven elke andere naam in het universum. Ja, zijn naam JEHOVAH glansrijk te zien schijnen, glorierijk blinkend, terwijl de pracht en majesteit er van ten aanschouwen van de gehele schepping op opvallende wijze wordt ten toon gespreid. Dit zijn enkele van de kenmerken van de ware religie. Het is geen normendienst, geen rituaal en geen maatschappelijk ambt. Neen, het is niet zoiets als te trachten zich eerbiedwaardig voor te doen, maar het is een levende, alles verterende ijver om Jehovah met geest en waarheid te aanbidden. Men moet trouw blijven aan de Schepper en het moet ons vastbinden met banden die niet verbroken kunnen worden. Paulus was een ware aanbidder, en hij zeide: „Want ik ben er van overtuigd dat noch dood noch leven noch engelen noch regeringen noch tegenwoordige noch toekomende dingen noch machten noch hoogte noch diepte noch enige andere schepping ons zal kunnen scheiden van Gods liefde, die in Christus Jezus, onze Heer, is.” — Rom. 8:38, 39, NW.

DE NAAM VAN JEHOVAH EN DE WARE RELIGIE

11. Verklaar de manier waarop Satan de betrouwbaarheid van Gods woord in twijfel trok, en wat was het gevolg er van?

11 Doordat Satan de valse religie voor de ware aanbidding in de plaats heeft gesteld, is Jehovah’s naam grote smaad aangedaan. In Eden trok Satan de betrouwbaarheid van Gods woord, zijn werkmanschap en de eer van zijn naam in twijfel, ja, en zelfs zijn goede voornemens met betrekking tot het menselijke paar. Er staat opgetekend: „De slang nu bleek de omzichtigste van alle wilde beesten des velds te zijn, die Jehovah God had gemaakt. Daarom begon ze tot de vrouw te zeggen: ’Is het werkelijk zo dat God heeft gezegd dat gij niet van elke boom van de hof moet eten?’ Hierop zeide de vrouw tot de slang: ’Van de vruchten der bomen van de hof mogen wij eten. Maar aangaande het eten van de vruchten van de boom die in het midden van de hof is, heeft God gezegd: „Gij moet er niet van eten, neen, gij moet hem niet aanraken opdat gij niet sterft.”’ Hierop zeide de slang tot de vrouw: ’Gij zult volstrekt niet sterven. Want God weet dat in dezelfde dag dat gij er van eet, uw ogen moeten opengaan en gij gelijk God moet zijn, kennend goed en kwaad’” (Gen. 3:1-5, NW). Deze weinige woorden onthullen veel. Satan trok de juistheid van Jehovah’s geboden in twijfel. Hoe enorm deze misdaad was, kan alleen worden begrepen wanneer wij de bijna 6000 jaar beschouwen van zondigen, goddeloosheid, ziekte, ellende, lijden en dood, onder welke dingen het menselijke geslacht te lijden heeft gehad. Hoe verachtelijk en uiterst zelfzuchtig en opstandig om het woord van de Schepper zelfs ook maar in twijfel te trekken! Die sinistere woorden „Is het werkelijk zo dat God heeft gezegd” — gedeeltelijk vragend en gedeeltelijk de schijn gevend van verbazing — waren bedoeld om argwaan en wantrouwen te wekken ten opzichte van de Schepper. Ja, de diepten van Satans goddeloosheid worden hierdoor onthuld. Zijn opstand tegen Gods wet en regeling wordt getoond doordat hij de naam van de Allerhoogste smaadde. Dit was de eerste keer dat Gods naam werd ontheiligd en gesmaad. Satans plan de campagne was, de bindende band tussen het menselijke paar en Jehovah te verbreken, en een breuk te maken die onmogelijk tot haar oorspronkelijke gaafheid hersteld kon worden.

12. Wat betekent de schriftuurplaats: „In die tijd werd er een begin mede gemaakt de naam van Jehovah aan te roepen”?

12 In de derde eeuw van de menselijke geschiedenis, gedurende het leven van Enos, de zoon van Seth, begon de mens openlijk de naam van Jehovah te ontheiligen. Er staat geschreven: „In die tijd werd er een begin mede gemaakt de naam van Jehovah aan te roepen” (Gen. 4:26, NW). De mensen hadden geen berouw en trachtten niet Jehovah in nederigheid te dienen. Hebreeuwse geleerden hebben beweerd dat deze tekst aldus dient te luiden: „begon op ontheiligende wijze,” of „toen begon ontheiliging.” Het is een feit dat hetzelfde Hebreeuwse werkwoord in de Statenvertaling in Leviticus 21:6 met „ontheiligen” is vertaald, maar daar komt het werkwoord in een andere vervoeging, vorm of soort voor. Deze keer was het echter de tijd voor zichtbare afgoderij. Neem in dit verband nota van het volgende toepasselijke commentaar: „In de dagen van Enos zondigden de zonen van Adam met een grote zonde, en de raad van de wijze mannen van die leeftijd werd dierlijk, en Enos zelf was (een) van hen die zondigden; en hun zonde was de volgende: zij zeiden: Aangezien God deze sterren en hemellichamen heeft geschapen om de wereld te besturen, en ze aan de hemel heeft gezet, en ze eer heeft gegeven, en de dienaars zijn die voor zijn aangezicht dienen; is het niet meer dan gepast dat de mensen ze dienen te prijzen, en te verheerlijken, en ze eer dienen te geven. . . . zij begonnen tempels voor de sterren te bouwen, en offers aan hen te brengen . . . opdat zij volgens hun boze opinie gunst van de Schepper mochten verkrijgen; en dit was de wortel van afgoderij, enz. . . . Daarom werd na verloop van tijd de glorierijke en vreesinboezemende naam (van God) vergeten en niet meer gebruikt in de mond van alle levenden, en zij kenden de naam niet meer, en zij erkenden God niet” (Aangehaald uit Treatise on Idolatry, door Maimonides). Hieruit blijkt de zienswijze welke de Joden hadden over Genesis 4:26 met betrekking tot het listige plan van Satan.

13. Hoe daagde Nimrod Jehovah uit en bewerkte hij de valse religie?

13 Nimrod, de opstandige, verachtte de aanbidders van Jehovah, want ongetwijfeld hadden Noach en Sem de geboden van Jehovah met inbegrip van het verbod op het moedwillig vergieten van bloed, aan de mensen gepredikt. Nimrod daagde Jehovah uit, en maakte zich tot een heerser over het volk. „Hij toonde zich een machtig jager in strijd met Jehovah. Daarom is er een gezegde: ’Evenals Nimrod een machtig jager in strijd met Jehovah’” (Gen. 10:9, NW). In de Jeruzalem Targoem wordt gezegd: „Hij was een machtig jager [of, machtig in roof] en in zonde voor het aangezicht van God want hij was een jager van de kinderen der mensen in hun talen, en hij zeide tot hen: ’Laat de religie van Sem varen en hangt de inzettingen van Nimrod aan.’” Het was zijn bedoeling de ware religie te vernietigen. Het begin van zijn koninkrijk was Babel (Gen. 10:10). Toen de grote toren en stad van Babel werden gebouwd, was dit tot misnoegen van Jehovah. Het bericht luidt: „Daarna zeide Jehovah: ’Ziet! Zij zijn één volk en er is één taal voor hen allen, en dit beginnen zij te doen. . . .’ Dienovereenkomstig verstrooide Jehovah hen van daar over de gehele oppervlakte van de aarde, en geleidelijk aan hielden zij er mede op de stad te bouwen” (Gen. 11:5-8, NW). Deze stad en toren werden gebouwd om de naam van Jehovah uit te wissen, en als uitdaging een naam voor zichzelf te maken.

14, 15. (a) Welke lof aan Jehovah was het gevolg van Farao’s uitdaging aan Jehovah? (b) Licht toe hoe er in de tijd van Mozes en van Elia een breuk dreigde te ontstaan.

14 In de dagen van Mozes daagde Farao Jehovah uit door zich voor de ogen van de wereld als de grotere te verhogen. Jehovah vernietigde de macht van deze machtige wereldheerser, wierp diens afgoden omver en bevestigde zich als de Allerhoogste. Gods waarschuwing aan Farao luidde: „Maar in werkelijkheid heb ik u om deze reden in bestaan gelaten, om u mijn macht te tonen en ten einde op de gehele aarde mijn naam te laten bekendmaken” (Ex. 9:16, NW). Gedurende het gehele leven van Mozes en zijn opvolger Jozua werd het noodzakelijk het volk onomwonden voor de keuze te stellen de ware religie aan te hangen of uit Gods gunst te geraken door de valse religie aan te nemen. Telkens weer werd het volk Israël van vernietiging gered. Bij een zekere gelegenheid smeekte Mozes Jehovah om hen ter wille van Zijn naam te redden; God hoorde, en die breuk of bres werd geheeld. „Toen zeide Hij, dat Hij hen zou verdelgen — indien Mozes, zijn uitverkorene, niet vóór Hem in de bres had gestaan om zijn grimmigheid af te wenden, zodat Hij hen niet verdierf.” — Ps. 106:23, NBG.

15 Nog een ernstige breuk werd in de dagen van Elia geheeld. Koning Achab was een afvallige geworden en tot de heidense religie overgegaan, en dit had Jehovah met afschuw vervuld. Izebel, zijn koningin, was de koningin-dochter van een ex-priester van Astarte en Baäl van Sidon in het Phoenicische land, waar de afstammelingen van Kanaän woonden. Achab had deze ongelovige vrouw niet moeten trouwen, die de zuivere religie haatte. Zij organiseerde haar eigen priesterschap, van wie wordt vermeld dat er 450 ter beschikking stonden aan haar tafel, hetgeen natuurlijk ten koste van het land kwam. Enige jaren tevoren had Samuël een einde gemaakt aan de valse religie, maar Izebel voerde ze wederom in. De tijd was aangebroken waarin het volk Israël een beslissing moest nemen met betrekking tot wie zij zouden dienen, Jehovah of Baäl.

16. Vermeld wat er gebeurde in deze strijd tussen de ware en de valse religie.

16 De ware religie verkeerde op dit tijdstip in een vervallen toestand. Elia werd echter door Jehovah gebruikt om datgene wat was afgebroken, op te bouwen en de ware religie te herstellen, want hij verhoogde de naam van Jehovah. Koning Achab beschuldigde Elia er van dat hij Israël in beroering bracht maar het onbevreesde antwoord van de profeet luidde: ’Ik heb Israël niet beroerd, maar gij en uws vaders huis, daarmede, dat gijlieden de geboden van Jehovah verlaten hebt en de Baäls nagevolgd zijt.’ Elia gebood Israël naar de berg Karmel te gaan en zich daar te verzamelen, en eveneens de 450 valse priesters van Baäl. Toen zeide Elia: ’Hoe lang hinkt gij op twee gedachten? Zo Jehovah God is, volgt Hem na, en zo het Baäl is, volgt hem na!’ Nu volgde de strijd zoals deze in 1 Koningen 18:17-40 staat beschreven. Merk de hulpeloosheid en hopeloosheid van de Baäl op toen de fanatiekelingen het uitschreeuwden en walgelijke, losbandige daden verrichtten overeenkomstig hun heidense ritus, hopende hun god te bevredigen. Lees het bericht en tracht u een voorstelling te maken van alle opgewondenheid, de krankzinnige razernij. Toen er vervolgens geen antwoord kwam, terwijl hun religieuze ritus onzinniger en schaamtelozer werd (want de aanbidding van Baäl was zeer ontuchtig), begonnen deze krankzinnige duivelaanbidders zich met messen te steken, en er stroomde zeer veel bloed. Dit ging de gehele dag door totdat zij uitgeput waren. Wat een tentoonspreiding van demonische religie voor de omstanders die Jehovah hadden moeten aanbidden in heilige opstelling en kledij!

17. Hoe was Elia’s houding in tegenstelling met die van Baäls profeten?

17 Sla nu Elia gade. Kalm, eerbiedig, zonder al te veel vertoon van emotionaliteit zendt hij een gebed op, met waardigheid en plechtigheid, in tegenstelling met de liederlijke krankzinnigheid van de valse profeten: ’Jehovah, God van Abraham, Isaäk en Israël, heden moge bekend worden, dat Gij God zijt in Israël, en dat ik uw knecht ben, en op uw bevel al deze dingen doe. Antwoord mij, Jehovah, antwoord mij, opdat dit volk wete, dat Gij, Jehovah, God zijt, en dat Gij hun hart weer terugneigt’ (NBG). Hoe duidelijk kan zulk een gebed worden begrepen en hoe onthult het de diepe liefde welke Elia voor Jehovah en voor Israël had, want in dit gebed stortte hij zijn hart uit voor Jehovah! Hij had een sterk geloof, en hij wilde niet dat de vloek van Jehovah op deze mensen zou vallen. Daarom bad hij dat het hart van dit volk teruggeneigd zou worden tot de veilige oude paden en dat zij de zelfzuchtige, tot hartstocht opwekkende, verwoestende valse religie van Baäl de rug zouden toekeren.

18, 19. (a) Hoe herbouwde en herstelde Elia de ware religie? (b) Toon hoe Jehovah het gebed verhoorde, en het resultaat. (c) Waarom veroorzaakte Jehovah een breuk in de dagen van Jeremia?

18 Elia eerde en verhoogde Jehovah, doordat hij weigerde Baäls altaar te gebruiken maar daarentegen zelf het altaar van Jehovah herstelde, dat door onbruik en versmading was uiteengevallen. Hij nam de twaalf stenen en bouwde het altaar opnieuw. Elia had van tevoren aangekondigd wat er zou geschieden, en hij had volledig geloof. Hij verdedigde de naam van Jehovah en herstelde de ware religie voor Israël, door dat wat van de ware religie was afgebroken, te herbouwen. Zijn gebed duurde waarschijnlijk slechts enkele minuten, maar onmiddellijk daarna kwam het antwoord van Jehovah. De toeschouwers die dit vuur zagen dat ogenblikkelijk uit de hemel kwam en het offer verteerde, konden niet langer in twijfel verkeren omtrent de vraag wie God was. ’Als nu het ganse volk dat zag, zo vielen zij op hun aangezichten, en zeiden: Jehovah is God, Jehovah is God! En Elia zeide tot hen: Grijpt de profeten van Baäl, dat niemand van hen ontkome. En zij grepen ze; en Elia voerde hen af naar de beek Kison, en slachtte hen aldaar.’ — 1 Kon. 18:39, 40.

19 Het was een dag van zegepraal voor Elia daar hij werd gebruikt om de breuk te repareren en de ware religie te herstellen, en de naam van Jehovah te verhogen. Hij had zijn leven op het spel gezet door tegen al deze ontheiliging, deze God-onterende en beestachtige valse religie te protesteren maar Elia was naijverig voor Jehovah. Jehovah zelf is een naijverige God, en kon daarom geen mededinger dulden. Elia’s begrip omtrent de Allerhoogste God was zo verheven, dat alle andere goden en voorwerpen van aanbidding er absoluut door werden uitgesloten. Deze strijd op Karmel is een van de mooiste die ooit is opgetekend. Die beslissing maakte echter niet voor altijd een einde aan de strijd, want de onzichtbare Satan begon spoedig wederom het werk dat Elia had opgebouwd, af te breken en de ware religie van Israël weg te nemen. Later kwam er een breuk die zeventig jaar lang heeft geduurd, gedurende welke tijd Jeruzalem en de steden van Juda in puin lagen. Jeremia had Israël steeds weer gewaarschuwd betreffende haar valse religie, en een van zijn boodschappen luidde: ’Gij dwaas en verstandeloos volk, dat ogen heeft zonder te zien en oren zonder te horen: Wilt gij Mij niet vrezen, luidt het woord van Jehovah, of voor Mij niet beven, . . . Maar dit volk heeft een weerbarstig en weerspannig hart, zij zijn afgeweken en heengegaan, zij hebben niet bij zichzelf gezegd: Laat ons toch Jehovah, onzen God, vrezen, die regen geeft. . . . Ontzettend en afschuwelijk is wat er voorvalt in het land; de profeten profeteren vals en de priesters verschaffen zich gewin nevens hen, en mijn volk heeft het gaarne zo. Maar wat zult gij doen, als het op een einde loopt?’ — Jer. 5:21-31, NBG.

20. Waarom riepen de valse-religieaanhangers „vrede!” en waarom was Jehovah misnoegd?

20 Jehovah zeide: „Een ieder van hen [pleegt] gierigheid, en van den profeet aan tot den priester toe bedrijft een ieder van hen valsheid. En zij genezen de breuk van de dochter Mijns volks op het lichtste, zeggende: Vrede, vrede! doch daar is geen vrede.” Jehovah’s gramschap moest komen en geen door valse profeten gemaakte vrede kon die tegenhouden. Deze valse-religieaanhangers handelden verraderlijk voor het aangezicht van Jehovah door de geboden van Jehovah, de Allerhoogste, de waarachtige koning van Israël, tegen te werken en tegenbevelen te geven. Zij trachtten de loyale gehoorzaamheid van de getrouwe afgezant van Jehovah te ondermijnen. ’Zo zegt Jehovah: Staat op de wegen, en ziet toe, en vraagt naar de oude paden, waar toch de goede weg zij, en wandelt daarin; zo zult gij rust vinden voor uw ziel; maar zij zeggen: Wij zullen daarin niet wandelen.’ En wederom: „Laten mijn oogen wegsmelten in tranen, nacht en dag, zonder tot rust te komen; want de jonkvrouw, de dochter mijns volks, is met een groote breuke getroffen, met een zeer smartelijke wonde.” Deze breuk was zo wijd dat Gods volk er gedurende meer dan zeventig jaar door in gevangenschap werd genomen. Zij moesten leren dat er slechts één weg van aanbidding was en dat was de juiste weg. „’Hoe zou een mensch zich Goden kunnen maken? neen, dat zijn geen Goden!’ Voorzeker, dit zal Ik hen ditmaal doen erkennen; Ik zal hun bekend maken mijne hand en mijne magt; en zij zullen weten, dat mijn naam JEHOVA is!” — Jer. 6:13-19; 14:17, LV; 16:20, 21, Pa.

21. Hoe had Jesaja voorzegd dat deze grote breuk zou komen?

21 De profeet Jesaja had Israël vele jaren voor de tijd van Jeremia gewaarschuwd voor de komende breuk met Jehovah, maar zij weigerden te luisteren. „Want het is een weerspannig volk; het zijn ontrouwe kinderen, kinderen die Gods [Jehovah’s] wet niet willen hooren, die tot de Zieners zeggen: Ziet niet; en tot de Profeten: Voorspelt ons de waarheid niet, voorspelt ons aangename dingen; profeteert begoochelingen. Wijkt af van de baan; buigt af van den weg; verwijdert uit onze oogen den Heilige Israëls. Daarom zoo spreekt de Heilige Israëls: Omdat gij dit woord versmaad, op geweld en list betrouwd, en daarop gesteund hebt, daarom zal deze misdaad zijn als een overhangend afgescheurd stuk [breuk].” — Jes. 30:9-14, Belg. PB, AS.

22. Wat was de reden waarom de valse-religieaanhangers de naam van Jehovah van zich afschoven?

22 Israël wilde de waarheid en de zuivere religie niet. Zij smeekten en bewogen de profeten er toe hun alleen „aangename dingen” te vertellen. De hard neerkomende waarheid was te veel voor hun schuldige, vreesachtige geest. Zij wilden van hun eigen profeten de verzekering hebben dat deze oordelen van Jehovah niet zouden komen. Zij eisten dat Jesaja de naam van Jehovah zelfs niet meer zou noemen. Zij zeiden: „Verwijdert uit onze oogen den Heilige Israëls.” Hun uitdaging aan hun Schepper was volledig. Zij waren zo verhard dat zij de hand die hen voedde, trachtten te bijten. Zij keerden zich in toornige haat tegen de moeder die hen had voortgebracht. In wat een verschrikkelijke toestand bevonden zij zich, waardoor wederom krachtig wordt aangetoond hoe krankzinnig en onmenselijk mensen worden door de valse religie! Zij wensten de naam van Jehovah uit hun geheugen te bannen. ’Wij wensen die naam niet,’ zeiden zij. Maar de getrouwe profeet wilde er zelfs niet over denken om niet meer in de naam van Jehovah te spreken. De getrouwe dienstknecht zal nimmer aarzelen de naam te prediken en de boodschap van Jehovah bekend te maken, en ware aanbidders zullen er nimmer schuldig aan worden bevonden dat zij de naam Jehovah onder zulke algemene titels als „Here” of „God” verbergen, ten einde zijn Woord meer aanvaardbaar te maken voor mensen in verschillende delen van de wereld. Zij die de naam verbergen, schamen zich er voor en zijn bevreesd voor de oordelen die er uit voortspruiten.

23, 24. Wat is het gevolg wanneer men zich op verboden paden begeeft? Wanneer liet Jehovah de profetie van Amos in vervulling gaan?

23 Bij monde van Jeremia werd de volgende boodschap gegeven: „Want mijn volk heeft mij vergeten, zij hebben wierook gebrand aan valse goden; en zij zijn tot struikelen gebracht op hun wegen, op de oude paden, om op zijpaden te wandelen, op een niet verhoogde weg” (Jer. 18:15, AS). Jehovah verzaken betekende automatisch het oude pad verlaten. Israël liet de oneindig glorierijke Jehovah in de steek voor waardeloze, stomme afgoden, die geen verstand hebben, en deed aldus zijn volk struikelen. Op onwettige wijze overtraden zij op verboden, onbekende paden. Zij waren dan overgeleverd aan de genade van de verleiders, en zij geraakten stellig in heel veel moeilijkheden omdat zij de heerweg van de Koning hadden verlaten. Zij verachtten de waarschuwing van Jehovah en konden het zelfs niet hebben de vreesinboezemende naam Jehovah te horen. Neen, zij konden zich niet tegenover zijn oneindige heiligheid staande houden.

24 Na de zeventigjarige verwoesting werd er onverdiende goedgunstigheid jegens Israël betoond, en zij werden naar hun land en tot de zuivere aanbidding van Jehovah teruggebracht. Toen herbouwden zij de tempel onder leiding van Zerubbabel, en later werden de muren gebouwd en in het gehele land was een groot wederopbouwprogramma aan de gang. De profeet Amos had deze dingen geprofeteerd toen hij schreef: „Te dien dage zal ik de gevallen tent [tabernakel] van David weer oprichten, haar breuken herstellen, haar ingestorte deelen weer oprichten, haar opbouwen, als in den ouden tijd; . . . Dan zal ik het lot van mijn volk Israël wenden: zij zullen de verwoeste steden herbouwen en bewonen” (Amos 9:11-15, LV, AS). Deze profetie had niet alleen een letterlijke vervulling, maar was er toe bestemd een verdere vervulling te hebben op grotere schaal. Het volgende artikel zal de verdere vervulling van deze profetie bespreken.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen