Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w66 1/9 blz. 537-539
  • Abraham en de Hethieten

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Abraham en de Hethieten
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1966
  • Vergelijkbare artikelen
  • Hethieten
    Hulp tot begrip van de bijbel
  • Hethieten
    Inzicht in de Schrift, Deel 1
  • Het land met duizend goden
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1961
  • Efron
    Inzicht in de Schrift, Deel 1
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1966
w66 1/9 blz. 537-539

Abraham en de Hethieten

DE HETHIETEN waren de afstammelingen van de bijbelse patriarch Heth, die de kleinzoon was van Cham via Kanaän (Gen. 10:6, 15). Het woord Hethiet(en) komt 47 keer in de Hebreeuwse Geschriften voor, terwijl de naam Heth 14 keer wordt gebezigd, hetgeen dus wijst op een uitzonderlijk oud volk dat helemaal vanaf de vroege dagen na de Vloed tot aan de periode van de Hebreeuwse koningen op het toneel van de bijbelse geschiedenis verschijnt (Gen. 15:20; 2 Sam. 11:3; 2 Kron. 8:7). In de oude wereldlijke geschiedenis was dit oude volk onbekend, totdat archeologen na 1871 inscripties vonden waarop de Hethieten vermeld stonden, hetgeen dus het bijbelse bericht over hun bestaan bevestigde.aa

In 1906 werden in Klein-Azië, 144 kilometer ten oosten van Ankara, Turkije, opgravingen gedaan van wat de oude Hethitische hoofdstad Bogazkeui bleek te zijn, waar ongeveer tienduizend in het Hethitisch en andere dode talen van het verleden geschreven kleitabletten werden gevonden.bb Vele van deze tablet-documenten zijn nu ontcijferd en op grond hiervan is veel van de taal, wetten en cultuur der Hethieten gereconstrueerd. Over het algemeen wordt thans aangenomen dat de Hethieten in de oudheid over een uitgestrekt rijk heersten, dat het grootste deel van Klein-Azië omvatte en dat gedurende de tijd van ongeveer 2000 tot 1200 v.G.T. tevens over het grootste deel van Palestina politiek bestuur uitoefende. Bijgevolg was gedurende het tijdelijke verblijf van Abraham in het Beloofde Land een groot deel van het land Kanaän onder Hethitisch bestuur.

De Schrift verklaart duidelijk dat, terwijl Jehovah aan Abraham de belofte deed dat Palestina het toekomstige tehuis voor zijn nageslacht zou zijn, Abraham zelf gedurende de rest van zijn leven toch een tijdelijke inwoner bleef die met zijn kudden van de ene plaats naar de andere trok (Gen. 15:18-21; Hebr. 11:9). Dit betekende dat het voor Abraham noodzakelijk werd zich voor zakelijke en wettelijke overeenkomsten met de stadorganisaties die er in Palestina bestonden, naar de geldende wetten van die steden te schikken. In 1951 werden in Londen Engelse en Hebreeuwse vertalingen van tweehonderd alinea’s van de Hethitische wetgeving gepubliceerd, waardoor op grond van de tabletten die in 1906 en daaropvolgende jaren zijn gevonden, tweehonderd wetten werden gereconstrueerd. Verscheidene van deze wetten verschaffen interessante inlichtingen over de achtergrond van Abrahams relaties met de zonen van Heth.cc

Na de dood van Abrahams vrouw Sara bij Kirjath-Arba (later Hebron genoemd) in 1881 v.G.T., onderhandelde Abraham met de zonen van Heth over de verkoop van de spelonk van Machpéla als zijn familiegraf. Voordien hebben veel bijbelonderzoekers het verslag van Abrahams onderhandeling voor het stadsbestuur van de Hethieten als een typisch voorbeeld van een oosterse manier van sjacheren beschouwd, waarbij huichelachtige formaliteiten waren betrokken en Efron, de Hethiet, een hoge prijs bedong. Men was de gedachte toegedaan dat hier valse oosterse edelmoedigheid in het spel was toen Efron geestdriftig voorwendde Abraham het veld als een absoluut kosteloos geschenk aan te bieden (23 vs. 11). Listig noemt Efron dan ’terloops’ de hoge prijs van 400 sikkelen, waarmee Abraham gedwongen is als de uiteindelijk koopprijs akkoord te gaan. Daarna bevestigden de oudere mannen van het stadsbestuur Abrahams eigendom. — Gen. 23:1-20.

In verband met het publiceren van de Hethitische wetten kan er sprake zijn van een geheel ander begrip van dit schriftuurlijke verslag. Het Hethitische bestuur scheen een leenstaat te zijn waar de regerende koning een wettige feodale grondbelasting hief of als een andere mogelijkheid een jaarlijkse geldbelasting. Degene die het land bezat, was gedwongen de feodale schatting aan de koning te betalen. Wanneer het gehele stuk grond werd verkocht, was de nieuwe eigenaar bij de Hethitische wet verplicht de verantwoordelijkheid voor het betalen van feodale belasting of verplichtingen aan de koning op zich te nemen. De Hethitische wet maakte echter een uitzondering indien slechts een gedeelte van een veld of een stuk land werd verkocht; in dat geval bleef de feodale verplichting op de eigenaar van het grootste stuk land rusten en ging deze niet over op de nieuwe eigenaar van het kleine gedeelte.

Paragraaf 46 van de Hethitische wet luidt gedeeltelijk: „Indien iemand door middel van overerving feodale velden in een stad bezit en alle velden hem worden gegeven, zal hij de feodale schatting betalen; als slechts enkele van de velden aan hem worden gegeven, zal hij de schatting niet betalen, maar zal deze door zijn vaderlijke grondbezittingen worden opgebracht.”dd No. 47B luidt: „Als iemand alle velden van een soldaat koopt, zal hij de feodale schatting betalen, en als hij slechts enkele van de velden koopt, zal hij de schatting niet betalen.”ed

Abraham moet goed met deze landwetten van de Hethieten op de hoogte zijn geweest en ook moet hij kennis hebben gehad van de volgende wet, waarin werd bepaald dat er een heidense religieuze rite verricht moest worden wanneer een groot veld in zijn geheel werd gekocht. Wetsparagraaf No. 169 luidt: „Als iemand een veld koopt en de grens verdeelt, zal hij meel nemen en het voor de zonnegod werpen en zeggen: ’Het is aan u elke elzi-boom te planten die op mijn land staat.’ Ook zal hij zeggen: ’Zonnegod en weergod, laat er geen toorn tegen mij bestaan.’”fe Laten wij met deze wettelijke achtergrond eens zien welk andere inzicht er uit het bijbelse verslag kan worden verkregen.

Abraham gaat naar de Hethitische stadsoudsten of bestuurders van Hebron en geeft toe dat hij een tijdelijke inwoner onder hen is en dat hij graag een grafstede voor zijn overleden vrouw zou willen hebben (23 vs. 3, 4). De oudsten reageren heel hoffelijk door erin toe te stemmen dat Abraham in hun gebied een begraafplaats krijgt (23 vs. 5, 6). In een poging te vermijden dat er vele generaties later nog steeds feodale schatting betaald moet worden en ook dat er aan heidense religieuze riten moet worden voldaan, vraagt Abraham of hij alleen de spelonk van Machpéla mag kopen, die in het veld van Efron ligt. — 23 Vs. 7-9.

Efron, de eigenaar van dit gehele veld, was klaarblijkelijk zelf een van de stadsoudsten die toen in de poort van Hebron zaten om rechtszaken in behandeling te nemen. Vlot op Abrahams verzoek antwoordend, biedt Efron aan het gehele veld, met inbegrip van de spelonk van Machpéla, te verkopen (23 vs. 11). Het Hebreeuwse woord dat in vers 11 met „geven” is vertaald, is hetzelfde als het in 23 vers 13 genoemde woord dat met „geven” is vertaald, welk woord met geld in verband wordt gebracht, zodat het in dit hoofdstuk consequent „kopen” of „betalen” betekent. Efron scheen er weinig voor te voelen zijn bezitting te verdelen en aldus de feodale schatting te moeten betalen voor het kleine deel dat Abraham van hem wilde kopen. Daarom biedt Efron het gehele veld aan, opdat Abraham als de nieuwe eigenaar alle wettelijke verplichtingen in verband met de te betalen schatting zou dragen.

Abraham antwoordt dat hij bereid is het hoge bedrag voor het hele veld te betalen, als hij alleen maar een plaats krijgt waar hij zijn geliefde dode kan begraven (23 vs. 13). Efron gaat niet op Abrahams verzoek in. Hij blijft erbij dat het hele veld vierhonderd sikkelen waard is, hetgeen per slot van rekening een klein bedrag is dat tussen Abraham en hem vereffend moet worden. Het bijbelse verslag geeft te kennen dat Abraham het gehele veld kocht, met inbegrip van alle daarop voorkomende bomen en de grot die zich erin bevond. Dit houdt tevens in dat Abraham er ten slotte in toestemde de feodale schatting op te brengen die met de aankoop van dit gehele landgoed gepaard ging, welke schatting aan de koning van de Hethieten betaald moest worden. — Gen. 23:14-20.

Toen de stadsoudsten deze overdracht van eigendomsrechten aan Abraham bevestigden, werd er volgens het bericht niet van Abraham geëist dat hij de formalistische heidense religieuze rite in verband met een dergelijke aankoop zou vervullen. Wellicht hebben de Hethieten hem verontschuldigd omdat zij Abraham als „een vorst Gods” erkenden. — Gen. 23:6.

Dat er bij de landoverdracht van bomen melding wordt gemaakt, duidt ook op een Hethitische wettelijke achtergrond, omdat het een karakteristiek kenmerk van Hethitische zakelijke contracten is, bij elke overdracht van onroerende goederen het precieze aantal bomen te vermelden.gf

Wederom bemerken wij dat de bijbelse archeologie de betrouwbaarheid van de Heilige Schrift bevestigt. Dit in Genesis 23 opgetekende verslag toont in werkelijkheid aan dat de samensteller van Genesis lang vóór 1200 v.G.T. geleefd moet hebben om van het Hethitische wetstelsel en rijk op de hoogte geweest te zijn, aangezien deze oude staat in het Nabije Oosten omstreeks 1200 v.G.T. ophield een overheersende macht te zijn. Modernisten en hogere critici die hebben geweigerd Mozes als de vroege samensteller van Genesis te erkennen, blijken er wederom helemaal naast te zijn. Ja, nog geen eeuw geleden spotten hogere critici zelfs met het feit dat de bijbel zo vaak melding maakt van de Hethieten, en zij beweerden dat zo’n volk nooit had bestaan. De bijbel blijkt evenwel in zijn verslagen over alle beschavingen die er in de loop der tijd zijn geweest, steeds onfeilbaar waar te zijn.

[Voetnoten]

a a The Westminster Dictionary of the Bible, 1944, blz. 251.

b b Light From The Ancient Past, door J. Finegan, 1946, blz. 165.

c c The Hittite Laws, door E. Neufeld, Londen, 1951.

d d Ibid., blz. 14, 15.

e d Ibid., blz. 14, 15.

f e Ibid., blz. 46.

g f Bulletin of the American Schools of Oriental Research, februari 1953, blz. 15-18.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen