Theocratische tact in verdeelde huisgezinnen
„Denkt gij dat ik ben gekomen om vrede op de aarde te geven? Voorzeker niet, zeg ik u, veeleer verdeeldheid. Want van nu af zullen er vijf in één huis verdeeld zijn, drie tegen twee en twee tegen drie. Zij zullen verdeeld worden, de vader tegen de zoon en de zoon tegen de vader, de moeder tegen de dochter en de dochter tegen haar moeder, de schoonmoeder tegen haar schoondochter en de schoondochter tegen haar schoonmoeder. Ja, de vijanden van een mens zullen personen van zijn eigen huisgezin zijn.” — Luk. 12:51-53; Matth. 10:36, NW.
1. Wanneer is het theocratische gedrag in de gezinskring moeilijker?
WANNEER alle leden van het gezin zich aan Jehovah hebben opgedragen, is een theocratisch gedrag mogelijk. Het gezin erkent dat de man het gezag als hoofd heeft en erkent de ouderlijke autoriteit, terwijl beide in liefde worden uitgeoefend. Het gezin studeert tezamen, bezoekt tezamen vergaderingen, dient gezamenlijk in de velddienst en verdeelt de huishoudelijke plichten. Maar hoe staat het er mee wanneer niet alle leden van het gezin getuigen van Jehovah zijn, die zijn beginselen aanvaarden?
2. Wat is de verantwoordelijkheid van de man jegens de vrouw, wanneer zij niet in de waarheid is en hij wel, en welke door Jezus gegeven raad kan hij toepassen?
2 Hoe staat het er mee wanneer de echtgenoot een van Jehovah’s getuigen is maar de vrouw niet? Dit verandert de verantwoordelijkheid niet die de echtgenoot als hoofd van het huis heeft. Hij moet voedsel, kleding en onderdak verschaffen. Meer dan dat, hij heeft als echtgenoot nog steeds de taak zijn vrouw lief te hebben, een kameraad voor haar te zijn, er op toe te zien dat zij de een of andere soort van ontspanning heeft, en wanneer het juiste moment zich voordoet, zal hij trachten haar te helpen de waarheid in te zien. Toen Jezus zijn apostelen uitzond om te prediken, zeide hij tot hen dat zij niet moesten trachten de boodschap aan een huisgezin op te dringen, maar dat zij moesten ophouden met spreken wanneer de waarheid werd verworpen. Bovendien moesten zij ’zo omzichtig als slangen en toch zo onschuldig als duiven zijn’ (Matth. 10:16, NW). Deze raad geldt eveneens in het huisgezin. De waarheid dient aan niemand te worden opgedrongen. Wanneer het geschikte moment aanbreekt, bied de waarheid dan op een tactvolle wijze aan. De waarheid is geen knuppel waarmede gij uw partner moet afranselen. De waarheid is niet iets wat door louter geweld en door aanhoudend gehamer er in moet worden geslagen. In plaats dat gij zulke methoden bezigt en de waarheid als een knuppel gebruikt, kunt gij het zaaien van de waarheid op tactvolle wijze opvolgen door de prediking zonder woorden, bestaande in voorbeelden, doordat gij uw Christelijke gedrag laat spreken ter aanbeveling van de waarheid.
3-5. Wat staat in 1 Petrus 3:1-5, en wat is de toepassing van deze tekst?
3 Deze prediking zonder woorden, bestaande in voorbeelden, wordt vooral aanbevolen aan vrouwen wier echtgenoot niet in de waarheid is: „Desgelijks gij vrouwen, weest in onderworpenheid aan uw eigen echtgenoot, opdat, indien enigen niet gehoorzaam zijn aan het woord, zij zonder een woord door het gedrag van hun vrouw gewonnen mogen worden, omdat zij ooggetuigen zijn geweest van uw eerbare gedrag tezamen met diepe achting. En uw versiering besta niet in het uiterlijke vlechten van het haar en in het aandoen van gouden sieraden of het dragen van bovenklederen, maar het zij de verborgen mens van het hart in de onverderfelijke tooi van de stille en zachtaardige geest, welke in Gods ogen van grote waarde is. Want zo plachten vroeger eveneens de heilige vrouwen zich te versieren die op God hoopten, terwijl zij zich onderwierpen aan hun eigen echtgenoot.” — 1 Petr. 3:1-5, NW.
4 Zelfs wanneer de echtgenoot niet in de waarheid is, en ’niet gehoorzaam is aan het woord,’ moet de vrouw die aan Jehovah is toegewijd, toch aan haar echtgenoot onderworpen zijn. Wanneer er in de bovengenoemde schriftuurplaats wordt gesproken over het winnen van de ongelovige echtgenoot zonder een woord, en dat de vrouw heur haar niet moet vlechten of geen sieraden moet aandoen noch bovenklederen moet dragen, wil dit niet zeggen dat zij nimmer over de waarheid zal spreken, dat zij heur haar nimmer op een aantrekkelijke wijze zal kammen of opmaken, dat zij nimmer sieraden zal gebruiken, en stellig betekent het niet dat zij nimmer bovenklederen zal dragen. In plaats daarvan wordt er door deze krachtige bewoordingen aangetoond waarop de voornaamste nadruk gelegd dient te worden, dat de belangrijkste versiering een stille en zachtaardige geest is, een eerbaar gedrag en een diepe achting voor haar echtgenoot. Nog belangrijker dan de uiterlijke verschijning van haar persoon is „de verborgen mens van het hart,” datgene wat zij van binnen, innerlijk en in het hart is. Wat voor soort van persoon woont daar, wat voor beweegredenen zijn daar aanwezig en welke geestesgesteldheid bevindt zich daar? Deze verborgen mens van het hart openbaart zich door haar gedrag, en wanneer die verborgen mens goed is, zal zij er door worden bekleed met eerbare daden en een eerbiedig gedrag (Rom. 7:22; 2 Kor. 4:16; 1 Tim. 2:9, 10, NW). De heilige vrouwen uit de oudheid versierden zich aldus, maar zij gebruikten eveneens sieraden en droegen mooie klederen, en zo nu en dan sprak Jehovah over zijn volk onder het symbool van een vrouw en hij zelf versierde die vrouw met prachtige klederen en kostbare sieraden (Gen. 24:22, 53; Ex. 3:22; 35:22; Esther 5:1; Jes. 61:10; Ezech. 16:10-14). Wij dienen derhalve niet te trachten de betekenis van deze tekst te beperken door ze slechts strikt letterlijk op te vatten, maar wij dienen te erkennen dat door deze tekst op krachtige wijze wordt aangetoond waarop in de eerste plaats de nadruk gelegd moet worden.
5 De vrouw die aan Jehovah is toegewijd, zal derhalve door haar Christelijke gedrag tonen wat een goede uitwerking de waarheid op haar heeft, en misschien kan zij hierdoor de ongelovige echtgenoot winnen zonder enige woorden te gebruiken, of wellicht heeft dit een groter effect dan woorden. Soms zijn mannen niet ontvankelijk voor de boodschap der waarheid omdat zij met woorden worden overstelpt. Natuurlijk zal zij, wanneer zij hiertoe in de gelegenheid is, de waarheid uiteenzetten en uitleggen waarom zij vergaderingen bezoekt en uittrekt in de dienst, maar zij zal nimmer te veel aandringen of ontactvol worden. Zij zal er vooral voor zorgen haar plichten als vrouw na te komen, het huis schoon te houden, goede maaltijden te bereiden, voor haar kinderen te zorgen en als metgezellin enige tijd aan haar echtgenoot te besteden. Zij zal haar getuigeniswerk op een dusdanige wijze in haar schema passen, dat zij het minst in conflict komt met haar verplichtingen als vrouw.
6. Is het, wanneer uw huwelijkspartner niet in de waarheid is, een reden van hem of haar weg te gaan? of wanneer zoudt gij kunnen weggaan, met welke beperkingen?
6 Wanneer uw huwelijkspartner niet in de waarheid is, is dit nog geen reden van hem of haar weg te gaan. „Indien een broeder een ongelovige vrouw heeft, en zij het nochtans goedvindt bij hem te wonen, hij verlate haar niet; en een vrouw die een ongelovige echtgenoot heeft, en hij het nochtans goedvindt bij haar te wonen, zij verlate haar echtgenoot niet.” Het kan zijn dat uw ongelovige partner ten slotte de waarheid aanvaardt omdat hij uw goede gedrag opmerkt of uw tactvolle getuigenis hoort: „Hoe weet gij vrouw, of gij uw echtgenoot zult redden? Of hoe weet gij echtgenoot, of gij uw vrouw zult redden?” Wanneer de ongelovige echter wenst weg te gaan, behoeft de gelovige dit niet te trachten te verhinderen, maar kan ’hem laten heengaan.’ Soms maakt de ongelovige de toestanden ondraaglijk, terwijl hij of zij toch bij de gelovige blijft. Wellicht wordt het zo moeilijk dat de gelovige er toe besluit weg te gaan, daar hij of zij aldus niet kan voortgaan. Het kan zijn dat de echtgenoot uiterst physiek geweld gebruikt ten aanzien van zijn vrouw of haar geen materiële ondersteuning geeft, of misschien kant de vrouw zich tegen de theocratische dienst van haar echtgenoot of stelt zij zijn geestelijke welzijn op een andere manier in de waagschaal, waardoor zijn vooruitzichten op eeuwig leven in gevaar worden gebracht. Wanneer de gelovige vaststelt dat dit het geval is met zijn huwelijk, mag hij heengaan, maar aangezien een huwelijk alleen door overspel of de dood in Jehovah’s ogen wordt ontbonden, is de gelovige niet vrij om te hertrouwen, ook al wordt er een wettelijke echtscheiding verkregen: „Indien zij werkelijk zou heengaan, zij blijve ongetrouwd of anders verzoene zij zich weer met haar man; en een man dient zijn vrouw niet te verlaten,” zonder dat hij onder dezelfde beperkingen komt te staan. — 1 Kor. 7:12, 13, 16, 15, 11; Matth. 19:9; Mark. 10:11, 12; Rom. 7:2, 3, NW.
7. Wat zullen ouders doen wier kinderen niet in de waarheid zijn?
7 Dikwijls bestaat de verdeeldheid in een huisgezin tussen de ouders en de kinderen. Wanneer de ouders dienstknechten van Jehovah zijn die zich hebben opgedragen, maar hun kinderen niet, zullen de ouders trachten hun kinderen te onderwijzen, waarbij zij met geduld en tact te werk gaan. Zij moeten de waarheid op zulk een wijze uiteenzetten dat hun kinderen ze kunnen begrijpen, en zij moeten hun kinderen eveneens meenemen naar de gemeentevergaderingen. Alhoewel in vele gezinnen van tegenwoordig het tegenovergestelde het geval is, zijn de ouders toch verplicht hun kinderen in onderworpenheid en onder toezicht te hebben, en wanneer een gezinshoofd hiertoe niet in staat is, wordt hij niet geschikt geacht een speciale dienaar in de Christelijke gemeente te zijn. Evenals de dienaren in de gemeente hun plichten op een liefderijke en tactvolle wijze nakomen, moeten de ouders hun ouderlijke autoriteit laten gelden met een standvastigheid welke door liefde en tact wordt getemperd. Wanneer slechts één van de ouders in de waarheid is, moet deze ouder de kinderen zo goed mogelijk onderrichten en daardoor hopen de kinderen te redden. — 1 Tim. 3:4, 5; 1 Kor. 7:14.
8. Welke handelwijze zullen kinderen volgen wanneer hun ouders niet in de waarheid zijn?
8 De situatie is moeilijker wanneer de kinderen de waarheid aanvaarden, maar de ouders niet. De kinderen staan nog steeds onder toezicht van hun ouders en moeten zich hieraan onderwerpen, evenals Jezus dit heeft gedaan. Toch moeten zij terzelfder tijd Jehovah’s dienst in gedachten houden, evenals Jezus dit als kind heeft gedaan. Kinderen zullen stellig trachten de waarheid aan hun ouders uit te leggen en duidelijk te maken dat zij zich verplicht gevoelen te studeren en te dienen, en wat zelfs nog belangrijker is, zij zullen door hun verbeterde gedrag en samenwerking trachten te laten zien dat de waarheid een verandering ten goede in hen heeft teweeggebracht. Misschien kunnen zij daardoor hun ouders winnen. Dit is al eerder gebeurd. Misschien zullen de ouders hun kinderen toestaan dat er volwassen getuigen mee naar huis komen, die rijp in de waarheid zijn, opdat dezen een grondiger getuigenis kunnen geven betreffende de hoop van de nieuwe wereld. — Luk. 2:48, 49, 51.
9. Op welke raad acht te slaan, is vooral belangrijk in verdeelde huisgezinnen?
9 Wanneer wij in een verdeeld huisgezin wonen, is het vooral belangrijk dat wij onze tong altijd op een tactvolle wijze gebruiken. De goddelijke raad luidt: „Laten uw uitspraken altijd minzaam zijn, gekruid met zout, opdat gij weet hoe gij een ieder een antwoord behoort te geven.” Wanneer deze tekst van toepassing is op buitenstaanders, is ze stellig van toepassing op hen die zich in de gezinskring bevinden. „Vergeldt niemand kwaad met kwaad,” met inbegrip van kwade woorden. Wanneer men ter weerlegging van argumenten in een kwade stemming weder-antwoorden geeft, is dit wellicht niet in het persoonlijke belang van een ongelovig lid van het gezin, maar degene die Jehovah liefheeft, zal niets doen „uit naijver of uit egoïsme, maar met nederigheid des geestes beschouwend dat de anderen aan u superieur zijn, terwijl gij niet alleen uit persoonlijke belangstelling op uw eigen zaken ziet, maar tevens uit persoonlijke belangstelling op de zaken van anderen.” Weiger geërgerd te worden of uw stem te verheffen, en besef dat het beter is beschimpt te worden dan iemand anders te beschimpen: „Laat de zon niet ondergaan terwijl gij in een geërgerde toestand verkeert. Laat geen verdorven gezegde uit uw mond voortkomen, maar elk gezegde dat goed is tot opbouw wanneer het nodig mocht zijn, opdat het aan de hoorders mag meedelen wat gunstig is. Laat alle kwaadaardige bitterheid en boosheid en toorn en geschreeuw en schimpend gepraat van u worden weggenomen tezamen met alle schadelijkheid.” — Kol. 4:6; Rom. 12:17; Fil. 2:3, 4; Ef. 4:26, 29, 31, NW.
10. Waar moeten compromissen en concessies eindigen, en waarom dienen wij ons niet al te zeer terneergedrukt te gevoelen wanneer al onze pogingen om leden van het gezin te winnen, falen?
10 De gelovigen in een verdeeld huisgezin dienen vele concessies te doen ten einde de vrede te bewaren en de ongelovigen misschien te winnen, maar er is een punt waar compromissen moeten eindigen, en dat is, wanneer iemands rechtschapenheid jegens Jehovah in gevaar wordt gebracht. Studie, vergaderingbezoek en de dienst kunnen misschien worden beperkt, maar er dient nimmer een einde aan te komen. Wij kunnen op vele punten toegeeflijk zijn, maar onze rechtschapenheid op te geven, betekent alles op te geven, met inbegrip van het leven zelf. Wanneer het tot een botsing komt, zelfs met leden van het gezin, ’moeten wij God als regeerder meer gehoorzamen dan mensen.’ De botsing zal een zware beproeving vormen. Petrus schreef: „Geliefden, zijt niet verbijsterd over de hitte onder u, die u overkomt tot een beproeving, alsof u iets vreemds gebeurde.” Het is stellig een vurige beproeving wanneer wij schimpende woorden van de zijde van geliefden te verduren hebben, wanneer onze vijanden zich in onze eigen gezinskring bevinden; maar wij dienen dit niet als iets vreemds te beschouwen. Heeft Jezus zelf niet gewaarschuwd: „Denkt gij dat ik ben gekomen om vrede op de aarde te geven? Voorzeker niet, zeg ik u, veeleer verdeeldheid. Want van nu af zullen er vijf in één huis verdeeld zijn, drie tegen twee en twee tegen drie. Zij zullen verdeeld worden, de vader tegen de zoon en de zoon tegen de vader, de moeder tegen de dochter en de dochter tegen haar moeder, de schoonmoeder tegen haar schoondochter en de schoondochter tegen haar schoonmoeder. Ja, de vijanden van een mens zullen personen van zijn eigen huisgezin zijn.” Wanneer al onze pogingen er derhalve niet in slagen ongelovige personen in ons huisgezin te winnen, dienen wij ons hierdoor niet terneergedrukt te gevoelen of ontmoedigd te laten worden. Het geschiedt als een vervulling van Jezus’ woorden. En evenals er in de Bijbel staat dat een luipaard zijn vlekken niet kan veranderen, moeten wij niet verwachten dat wij een bok in een schaap kunnen veranderen en evenmin dient een schaap als een bok te handelen; blijf een schaap. — Hand. 5:29; 1 Petr. 4:12; Luk. 12:51-53; Matth. 10:36, NW.
VOORBEELDEN VAN HET HANDHAVEN VAN RECHTSCHAPENHEID AAN HET THUISFRONT
11. Hoe heeft een zeker jong meisje het hoofd geboden aan de tegenstand van de zijde van het gezin, met welk resultaat?
11 Luister naar slechts een paar van de duizenden gevallen waarin de vijanden van een persoon zich in zijn huisgezin bevinden. Een jong meisje van zestien jaar werd bij haar thuis bezocht; vervolgens werden er enkele nabezoeken bij haar gebracht en ten slotte werd er een Bijbelstudie met haar begonnen. De tegenstand van de zijde van het gezin nam toe en ten slotte stelden de vader en moeder haar voor de keus haar nieuwe religie te laten varen of anders het huis te verlaten. Zij weigerde de waarheid vaarwel te zeggen, en zij joegen haar het huis uit zonder haar zelfs tijd te geven haar kleren te pakken. Toen zij bij andere getuigen ging wonen, werden de vader en moeder nog woedender, gingen naar de rechter van de jeugdrechtbank en beschuldigden haar van misdadigheid. Tijdens haar verhoor getuigden haar ouders tegen haar, en zij brachten vele valse beschuldigingen tegen haar en de organisatie in. De kansen leken ten gunste van de ouders te zijn, maar Jehovah gaf de overwinning en bevrijdde het meisje zodat zij niet langer onder de hoede van haar ouders behoefde te staan. Op het ogenblik is zij met een getuige getrouwd en zij brengt kinderen groot opdat dezen eveneens getuigen zullen zijn. Maar dit is niet alles. De wrede en onmenselijke handelwijze welke door de ouders werd gevolgd, deed haar broer tot haar zijde overgaan en een van Jehovah’s getuigen worden. Hij werd uit huis gejaagd en in een weeshuis gedaan. Toen hij oud genoeg was geworden zijn vrijheid te verwerven, verliet hij het weeshuis, nam het getuigeniswerk ter hand, werd een volle-tijd-werker en verricht thans volle-tijd-dienst in het Bethelhuis te Brooklyn.
12, 13. Tegenover welke beproeving kwam een jongeman te staan, hoe heeft hij hieraan het hoofd geboden, en wat was ten slotte het resultaat?
12 Beschouw de geloofsbeproeving welke een jongeman onderging toen hij de waarheid nog maar pas leerde kennen. Het gehele gezin was tegen hem gekant. Wanneer hij in de lectuur las en over de waarheid sprak, zeiden zijn vader, moeder, broer en zuster allen dat hij gek werd. Ten slotte moest hij er mede ophouden tot hen over de waarheid te spreken ten einde een voortdurende strijd te vermijden. Nadat hij zijn eerste vergadering in de plaatselijke Koninkrijkszaal had bezocht, deed zijn vader één laatste wanhopige poging hem er toe te bewegen zijn contact met de waarheid te verbreken. Er werd een discussie gevoerd door het gezin waarin werd besproken dat er van hem werd geëist dat hij de waarheid, deze gehate en verachte nieuwe religie, zou opgeven. Hij stond alleen tegenover het gezin, en in de tegenwoordigheid van zijn vader en moeder weigerde hij om met het lezen van de waarheid op te houden en zich niet langer met Jehovah’s getuigen te verbinden. Toen hij dit zeide, trok zijn vader, die een rijkspolitieagent was, plotseling zijn 45 kaliber automatische revolver, drukte ze tussen de ogen van de jongeman en schreeuwde: „Je geeft òf deze stippeltjes-stippeltjes-religie op òf ik schiet je voor je kop!” Terwijl de zoon zijn vertrouwen in Jehovah stelde, zeide hij: „Neen, ik laat deze religie niet varen en wanneer u moed hebt de trekker over te halen, ga uw gang en haal ’m over!” De vader miste de moed hiertoe, duwde de revolver driftig terug in zijn holster en liep vloekend de kamer uit.
13 De jongeman werd later gedoopt, werd een verkondiger, daarna een dienaar in de plaatselijke gemeente en is thans op Bethel. Maar de beproevingen waren niet over. Toen hij in de volle-tijd-dienst ging, liet zijn vrouw hem in de steek en vroeg echtscheiding aan omdat hij had verkozen Jehovah met geheel zijn hart, geest, ziel en sterkte te dienen. Job uit de oudheid is niet de enige wiens vrouw tot hem zeide dat hij God moest vloeken en dan sterven, en hij is niet de enige die weigerde en zeide dat hij zijn rechtschapenheid zou handhaven totdat hij zou sterven! (Job 2:9, KJ; 27:5). Intussen kwam de moeder onder de indruk door de handelwijze welke haar zoon volgde, en toen de vader zich van haar liet scheiden en haar zonder ondersteuning achterliet, nam zij haar standpunt in aan de zijde van Jehovah, ging in de pioniersdienst en is getrouw in de dienst gestorven. De zoon dient nog steeds op Bethel.
14, 15. In welk opzienbarend handhaven van rechtschapenheid roemen wij? welke andere strijd voor het geloof moeten wij echter nooit vergeten?
14 Wij horen dikwijls over de beproevingen welke getrouwe getuigen achter het ijzeren gordijn, in werkkampen en in concentratiekampen ondergaan, alwaar zij koude en honger lijden, pijnigingen ondergaan en tegenover vuurpelotons komen te staan. Wij huiveren bij de gedachte aan hun beproevingen, bewonderen hun rechtschapenheid en verheugen ons er over dat zij door dit alles heen zo onwrikbaar hun standpunt innemen en van zulk een onversaagde ijver blijk geven. Wij roemen omdat zij op zulk een treffende wijze bijdragen tot de rechtvaardiging van Jehovah, en wij bidden dat zij moedig mogen blijven ondanks de toenemende kwellingen welke over hen worden gebracht en ondanks dat zij steeds weer met de dood worden bedreigd. Laten wij ook aan anderen achter het ijzeren gordijn denken of aan hen die zich onder dictatoriale regeringen bevinden en die, behalve dat zij gevaar lopen dergelijke dingen te lijden, op andere manieren zwaar worden beproefd. Wat valt er te zeggen over hen wier huisgezin een verdeeld front is, waar de wil van de een voortdurend in botsing komt met die van de ander, waar onophoudelijk een zenuw- en uitputtingsoorlog woedt, en waar men in gevaar verkeert aan de regering overgeleverd of verraden te worden? Is zulk een leven gemakkelijk? Is het geen zware beproeving een huwelijkspartner lief te hebben en toch te zien dat die partner zich tegen u keert, tegen Jehovah strijdt en de vernietiging tegemoetgaat? Misschien keren de kinderen zich tegen de ouders, hetgeen onnoemelijk veel harteleed tot gevolg heeft. De meest ondraaglijke pijn is de pijn welke wordt gevoeld van wonden die door geliefden zijn toegebracht.
15 Het is niet gemakkelijk physieke pijniging te verduren, maar het is eveneens niet gemakkelijk geestelijke pijn te verduren; het is een beproeving om eenmaal tegenover een vuurpeloton te moeten staan, maar het is eveneens een beproeving om dagelijks, jaar in jaar uit aan een spervuur van schimpende woorden te zijn blootgesteld, voortdurend in uw eigen huis te worden geïrriteerd en bespot, en buiten de gezinskring en de aangelegenheden er van te worden gelaten omdat gij Jehovah dient. In vele gevallen kan men gemakkelijker uit deze situatie stappen dan uit een gevangenis of concentratiekamp. Laten wij echter de koude oorlog niet vergeten, welke een beklemming vormt voor de gezinskring waar enkelen in de waarheid zijn en enkelen niet, en waar zich 24 uur per dag aan het thuisfront een voortdurende strijd voor het geloof ontvouwt. Laten wij derhalve niet vergeten wat zulke personen door de jaren heen hebben bereikt door geduld te oefenen. Alhoewel deze beproevingen en vervolgingen misschien niet zo opzienbarend zijn, kunnen ze toch zeer pijnlijk zijn. Het hart van de mens kan het diepst worden getroffen door de dolksteken welke door geliefden van zijn eigen huisgezin worden toegebracht, maar zelfs deze dolksteken zijn niet in staat Jehovah’s toegewijde dienstknechten van getrouwe dienst af te keren!
16. Welke vertroosting hebben zij die hun gezin hebben verloren omdat zij hun standpunt voor de waarheid hebben ingenomen?
16 Zijn er enkelen van u die thans deze regels lezen en die wegens de waarheid hun gezinsleden hebben verloren, zoals in de twee gevallen waarover hierboven is gesproken? Is uw geval gelijk dat van hen? Denkt gij dat gij uw gezinsleden hebt verloren? Indien dit zo is, kijk dan slechts om u heen en zie uw nieuwe broeders en zusters van de Nieuwe-Wereldmaatschappij, die met u zijn verenigd in Jehovah’s dienst, en besef dan terwijl gij om u heen ziet, dat gij de vervulling van Jezus’ belofte meemaakt: „Niemand heeft ter wille van mij en ter wille van het goede nieuws huis of broeders of zusters of moeder of vader of kinderen of landerijen verlaten dien niet nu in deze tijd honderdvoud zal ontvangen, huizen en broeders en zusters en moeders en kinderen en landerijen, met vervolgingen, en in het komende samenstel van dingen eeuwig leven” (Mark. 10:29, 30, NW). En gij hebt niet slechts het dozijn of de honderd broeders en zusters verworven die zich thans rondom u bevinden in uw plaatselijke gemeente. Neen, over de gehele aarde zijn er honderdduizenden van hen, die bereid zijn u met open armen, open deuren en bovenal met een open hart te ontvangen. En deze grote theocratische gezinskring zal niet worden verbroken door irritatie, door ergernis, door strijd, door opstand of door goddeloosheid, want het is een gezin dat is verenigd onder Jehovah God en zijn Koning Christus Jezus, en ieder lid in dit gezin doet ijverig zijn best om voor eeuwig het theocratische gedrag in deze gelukkige gezinskring te bewaren! Moge Jehovah ons helpen dit altijd te doen!