Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w56 15/9 blz. 417-423
  • Wat het zich opdragen voor mij betekent

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Wat het zich opdragen voor mij betekent
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1956
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • WAAROM VELEN WEIGEREN ZICH OP TE DRAGEN
  • HET GROOTSTE VOORBEELD VOLGEN
  • EEN PERSOONLIJKE KEUZE
  • De verzekering gevende geschiedenis van het zich opdragen
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1955
  • De opperste wil welke volbracht moet worden
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1958
  • „Dag aan dag” overeenkomstig onze opdracht leven
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1995
  • Zich opdragen aan Jehovah
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1955
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1956
w56 15/9 blz. 417-423

Wat het zich opdragen voor mij betekent

„Hier ben ik om uw wil te doen.” — Hebr. 10:9, NW.

1. Waarom is het belangrijk het onderwerp van het zich opdragen te bestuderen?

JEHOVAH God verlangt van elkeen die in Gods nieuwe wereld wil leven, dat hij zich aan hem opdraagt en niemand kan dit negeren of er aan ontkomen. Toch hebben vele duizenden met de Nieuwe-Wereldmaatschappij verbonden personen zich tot nu toe nog niet opgedragen, ja, miljoenen lezers van De Wachttoren hebben deze bijzonder belangrijke stap tot nog toe niet gedaan. Bent u hier wel eens terdege bij blijven stilstaan? Zij die nog niet tot deze stap zijn overgegaan, behoren in het algemeen tot een van de volgende drie groepen:

2. Waarom hebben bepaalde personen zich nog niet opgedragen, en welke raad wordt hun in verband hiermede gegeven?

2 In de eerste bevinden zich de baby’s in de waarheid, die niet sterk genoeg zijn en nog niet voldoende kennis bezitten om deze ernstige stap te doen. De raad welke hun gegeven kan worden, is, zeer ijverig te studeren om te weten te komen wat Jehovah in dit opzicht van hen verlangt.

3. Wat is voor enkelen een belemmering om zich op te dragen?

3 Tot de tweede behoren enkelen die weten dat God van hen verlangt dat zij zich opdragen en dit graag willen doen, maar die omdat ze betrekkelijk kort in de waarheid zijn, nog geen tijd hebben gehad een streep te zetten achter hun onreine gewoonten of hun ingewikkelde huwelijksaangelegenheden recht te zetten. Zij dienen deze zonder dralen in het reine te brengen en aan Jehovah’s reine vereisten te voldoen, opdat zij mogen delen in de gezegende voorrechten die men alleen krijgt wanneer men zich aan Jehovah opdraagt.

4. In welke gevaarlijke positie bevindt zich een derde klasse van personen die zich nog niet hebben opgedragen?

4 In de derde klasse van personen die zich nog niet hebben opgedragen, worden degenen aangetroffen die voldoende kennis bezitten en inzien welke verantwoordelijkheden het zich opdragen met zich brengt, maar die er om de een of andere reden aan trachten te ontkomen of die het zich opdragen uitstellen. Ook zij hebben de waarheid lief, verheugen zich over de boodschap der nieuwe wereld en de daarvoor beloofde zegeningen. Zij mogen Jehovah’s getuigen graag en bezoeken zelfs onze vergaderingen. Toch nemen zij een afwachtende houding aan en zien uit naar een gunstiger tijd om zich op te dragen. Sommigen van hen denken dat het veiliger is zich niet op te dragen en aldus het gevaar te vermijden ontrouw aan zulk een verplichting te worden. Anderen trachten, misschien wel wegens zakenrelaties of kennissen, te ontkomen aan het brandmerk dat de oude wereld op Jehovah’s getuigen drukt. Weer anderen houden nog steeds van de genoegens en de gemakkelijke manier van doen in de oude wereld. Sommigen zijn wellicht te trots om van huis tot huis te gaan prediken en zij denken dat zij deze verantwoordelijkheid kunnen ontlopen door zich niet op te dragen en zij denken dat zij de Ark des behouds dan toch nog wel op de een of andere manier kunnen binnengaan voordat de stortvloeden van Armageddon losbreken. Hoe dwaas zijn al deze uitvluchten! Wat een gevaarlijke en bedrieglijke redeneringen! Vergist u niet, het zich al dan niet opdragen aan Jehovah, de God van het „zegevierende koninkrijk,” is thans een keuze tussen leven en dood, en iedereen móet kiezen, niemand kan de keuze ontlopen of voor onbepaalde tijd uitstellen! Verder is het zich getrouw houden aan de opdracht even belangrijk als het zich opdragen zelf. Laten alle personen zich of zij zich nu al dan niet hebben opgedragen, de volgende vraag stellen: Wat houdt het in wanneer ik mij opdraag?

5. Wat eist Jehovah volgens de Schrift van ons allen?

5 Jehovah eist exclusieve toewijding. In de allereerste door de vinger Gods geschreven woorden werd deze grootse waarheid nadrukkelijk opgenomen: „Ik ben Jehovah uw God, . . . Gij moet nooit enige andere goden voor mijn aangezicht hebben [of, enige andere goden in uitdaging aan mij]. Gij moet u geen gesneden beeld maken noch een vorm gelijkend op iets . . . Gij moet u voor hen niet nederbuigen, noch er toe worden bewogen hen te dienen, want ik, Jehovah, uw God, ben een God die exclusieve toewijding eis” (Ex. 20:2-5, NW, marge; Deut. 9:10). Wederom zegt deze exclusieve God ons: „Voor een andere god moet gij u niet nederbuigen, daar Jehovah exclusief is toegewijd aan zijn naam. Hij is een God die exclusieve toewijding eist” (Ex. 34:14, NW; F. Fenton). Indien Pinehas, de kleinzoon van Aäron, bij een zekere gelegenheid in de vroege geschiedenis van de natie Israël niet zo snel had ingegrepen, doordat hij ’geen mededinging verdroeg’ ten aanzien van Jehovah, zouden de Israëlieten zijn verdelgd, omdat Jehovah ’er op staat dat hem exclusieve toewijding wordt gegeven’ (Num. 25:11, NW). Indien u dus niet wilt dat de toorn van Jehovah ’tegen u ontbrandt’ zodat hij u ’van de oppervlakte der bodem moet verdelgen,’ moet gij, zoals in Deuteronomium 6:14, 15 (NW) staat, „geen andere goden nawandelen, geen van de goden der volken overal rondom u, (want Jehovah, uw God, die in uw midden is, is een God die exclusieve toewijding eist).”

6. Waaraan geven de mensen van het samenstel der oude wereld hun toewijding, en met welke gevolgen?

6 Ziet nu eens om u heen naar de goden die de mensen in de oude wereld dienen. Sommigen verafgoden zich zelf, zijn hoogmoedig, trots en hun eigen eer, reputatie en waardigheid gaat hun boven alles. Anderen maken hun buik tot hun god, denken alleen aan zich zelf en zoeken voortdurend de genoegens en bevrediging van het vlees. Weer anderen schenken hun toewijding en lof aan andere schepselen of dingen. Voor vele mensen zijn geld, macht en invloed alles en zij getroosten zich dan ook grote offers om die te verkrijgen. Voor geheel de oude wereld geldt thans, dat de mensen zo volkomen leven voor en opgaan in eigen belangen, zaken, werk en het maken van een carrière, of zo volledig in beslag worden genomen door hun hobbies, lievelingsdieren of dromen, dat zij geen tijd hebben om aandacht te besteden aan de zuivere aanbidding van de enige levende en waarachtige God, „wiens naam JEHOVA is.” — Ps. 83:19, Pa.

7. Welke raad wordt ons in 1 Johannes 2:15-17 gegeven?

7 Het is niet meer dan redelijk dat iemand die dit oude samenstel van dingen verlaat, zijn liefde en dienst voor zijn vele valse goden ook achterlaat. Jehovah heeft er het volste recht toe er op te staan exclusieve toewijding van zo iemand te ontvangen. De apostel Johannes zag de juistheid van dit goddelijke vereiste in en daarom schreef hij aan de christenen: „Hebt de wereld niet lief noch dat wat in de wereld is. Indien iemand de wereld liefheeft, is de liefde van de Vader niet in hem; omdat alles in de wereld — de begeerte van het vlees en de begeerte der ogen en het opzichtige geuren met iemands bezittingen — niet voortspruit uit de Vader, maar voortspruit uit de wereld. De wereld gaat bovendien voorbij en ook haar begeerten, maar wie de wil van God doet, blijft tot in eeuwigheid.” Iemand „die de wil van God doet,” en niet zijn eigen wil, draagt zich aan God op, want dat betekent het zich opdragen eigenlijk. — 1 Joh. 2:15-17, NW.

WAAROM VELEN WEIGEREN ZICH OP TE DRAGEN

8. Waarom is het zulk een gevaarlijke loopbaan om met onze toewijding aan Jehovah te schipperen?

8 Sommige personen die de door Jehovah’s getuigen gepredikte Koninkrijksboodschap horen en zich de keur van geestelijk voedsel op Jehovah’s rijk gedekte tafel goed laten smaken en naar onze vergaderingen komen om meer te krijgen, eten niet exclusief van Jehovah’s tafel maar proberen hun maal aan te vullen met kruimeltjes van des Duivels tafel. Zij weigeren zich geheel en al op te dragen aan de levende God, Jehovah, en proberen al schipperend hun weg te gaan. Nadat zij zich aan zijn tafel te goed gedaan hebben, keren zij zich om en besteden, geheel in strijd met de heilige Schrift, hun kracht en tijd aan het dienen der belangen en genoegens van deze oude wereld. Kunnen wij echter terzelfder tijd vrienden van de oude wereld en Gods vrienden zijn? Neen, dat gaat niet, „want Jehovah, uw God, is een verterend vuur, een God die exclusieve toewijding eist” (Deut. 4:24, NW). Jezus verklaarde nadrukkelijk: „Niemand kan een slaaf zijn van twee meesters want, of hij zal de een haten en de ander liefhebben, of hij zal de een aanhangen en de ander verachten. Gij kunt geen slaven van God en van de Rijkdom zijn” (Matth. 6:24, NW) Of zoals de Almachtige het zelf zegt: „Ik, Jehovah, uw God, ben een God die geen mededinging toestaat” (Deut. 5:9, NW, marge). Uit deze goddelijke bevelen blijkt dat het totaal uitgesloten is dat iemand die zich heeft opgedragen, een weg van geschipper volgt.

9. Welke raad heeft Jezus gegeven aan hen die zich zo bezorgd maken over materiële dingen, dat zij zich niet opdragen?

9 Ook kan het zijn dat sommigen zich door de zorgen van deze snel voortijlende, louter uit wedijver opgebouwde, door oorlog bedreigde wereld laten terneerdrukken en toelaten dat zij Jehovah niet exclusief zijn toegewijd. In Jezus’ gelijkenis voorzeide hij dat enkele mensen het woord der waarheid gaarne zouden aannemen, zoals grond het zaad van de zaaier, het zouden laten wortel schieten en ontkiemen, maar terzelfder tijd ook het onkruid zouden laten opgroeien totdat ’de zorg van dit samenstel van dingen en de bedrieglijke macht van rijkdom het woord verstikken’ en zulke personen onvruchtbaar worden (Matth. 13:22, NW). Hoeveel beter zou het niet zijn wanneer zij die zo onder zulke lasten gebukt gaan, acht sloegen op Jezus’ raad! Hij zeide: „Houdt er mee op bezorgd te zijn over uw ziel met betrekking tot wat gij zult eten of wat gij zult drinken, of over uw lichaam met betrekking tot wat gij zult dragen. Weest dus nooit bezorgd en zegt niet; ’Wat zullen wij eten?’ of, ’Wat zullen wij drinken?’ of ’Wat zullen wij aandoen?’ Want dit alles streven de natiën vurig na. Want uw hemelse Vader weet dat gij dit alles nodig hebt. Blijft dan eerst het koninkrijk en zijn rechtvaardigheid zoeken, en al het andere zal u worden toegevoegd.” Wanneer wij de Koninkrijksbelangen de eerste, niet de tweede of derde plaats, toekennen, vóór al het andere in ons leven, betekent dit niets meer of minder dan dat wij ons geheel en al aan Jehovah God opdragen. — Matth. 6:25, 31-33, NW.

10. Hoever dient men te gaan in het liefhebben en dienen van Jehovah?

10 Jehovah te aanbidden, dat wil zeggen hem exclusief toegewijd te zijn, betekent dat men hem dient zoals een slaaf bereidwillig zijn Meester dient. Dienen betekent gehoorzamen, en zij die Jehovah gehoorzamen, doen dit uit liefde voor hem (Joh. 14:23, 24). In wezen komen de gehele wet en al Gods geboden neer op liefde en Christus Jezus gaf dit als volgt te kennen: „Gij moet Jehovah, uw God, liefhebben met geheel uw geest en met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw geest en met geheel uw sterkte [of, levenskracht]” (Mark. 12:30 en Deut. 6:5, NW). Dit omvat stellig alles en wij kunnen Jehovah louter en alleen zo liefhebben en dienen wanneer wij ons geheel aan hem opdragen.

11. Welk voorbeeld heeft Christus ons gesteld wat het zich opdragen betreft?

11 De Stichter van het christendom predikte niet alleen dat anderen dit fundamentele gebod uit Gods wet moesten opvolgen maar hij bracht het zelf ook in praktijk door zich van ganser harte en onvoorwaardelijk aan het doen van Jehovah’s wil op te dragen, zoals wij lezen: ’Ik [Jezus] zeide „Zie! hier ben ik (in de rol des boeks staat over mij geschreven) om uw wil te doen, o God”’ (Hebr. 10:7, NW; Ps. 40:8, 9). Nadat de dertigjarige Jezus er zijn hart en geest eenmaal op had gezet deze loopbaan van toewijding aan God te volgen, weifelde of aarzelde hij nimmer en nooit trachtte hij in plaats van Gods wil zijn eigen wil te doen. „Ik kan niets op eigen initiatief doen,” zeide Jezus. „Ik zoek niet mijn eigen wil maar de wil van hem die mij heeft gezonden.” „Ik ben uit de hemel nedergekomen, niet om mijn wil te doen, maar de wil van hem die mij heeft gezonden.” Jezus vond dat het doen van Gods wil even belangrijk was om in het leven te blijven als het eten van voedsel, want hij zeide: „Mijn voedsel is de wil te doen van hem die mij heeft gezonden, en zijn werk te voleindigen.” — Joh. 4:34; 5:30; 6:38, NW.

12. Wat wordt dan van alle ware christenen vereist?

12 Kunt u het zich voorstellen dat Christus gezegd zou hebben dat hij het te druk had met zijn timmermansverplichtingen om zich aan Jehovah op te dragen en de daarmee gepaard gaande verantwoordelijkheden als een bedienaar van het evangelie op zich te nemen? Of zou u zich kunnen indenken dat Jezus een houding aannam als was het predikingswerk van huis tot huis beneden zijn waardigheid of vergde het te veel van zijn energie en tijd? Integendeel, over Jezus staat profetisch geschreven: „Ik heb lust om uw wil te doen, o mijn God; uw wet is in mijn hart. Ik heb het blijde nieuws van bevrijding in de grote gemeente verteld; zie, ik heb mijn lippen niet weerhouden” (Ps. 40:8, 9, RS). U die werkelijk christenen wilt zijn, zou zeer zeker niet graag door iemand een goddeloze heiden worden genoemd, of wel soms? Doch om een ware christen te zijn, moet u in de voetstappen van Christus Jezus treden, want hij heeft ons een juist patroon of voorbeeld nagelaten; ook zelfs wat betreft de allereerste belangrijke stap van het zich opdragen om zijns Vaders, Jehovah’s, wil te doen, dienen wij hem na te volgen (1 Petr. 2:21). Kunt u het zich voorstellen dat apostelen als Paulus en Petrus verontschuldigingen zochten en probeerden aan het navolgen van Christus te ontkomen of dit uit te stellen, neen toch zeker? Beslist niet, want Paulus gaf ons zelfs de raad hem na te volgen gelijk hij Christus navolgde. — 1 Kor. 11:1; Fil. 3:17; 2 Thess. 3:7, 9, NW.

HET GROOTSTE VOORBEELD VOLGEN

13. Wat wil het zeggen zich zelf te „verloochenen”?

13 Dat ware volgelingen van Christus zich evenzo aan het doen van Jehovah’s wil moeten opdragen, blijkt uit Jezus’ woorden: „Wanneer iemand achter mij wil komen, hij verloochene zich zelf” (Luk. 9:23, NW). Iemand die zich verloochent, verloochent dat hij nog langer zelf kan bepalen welke loopbaan hij in het leven gaat volgen, hij tracht in plaats daarvan te weten te komen wat Jehovah van hem verlangt en wat hij voornemens is met hem te doen en vervolgens gedraagt hij zich dienovereenkomstig. Hij doet niet langer zijn eigen wil en tracht altijd Jehovah’s wil te leren kennen en te doen. Mocht het gebeuren dat u doordat u Gods wil wenst te doen en daardoor uw persoonlijke keuze inzake een loopbaan of levensweg moet verloochenen, wordt bespot en gesmaad, allerlei moeilijkheden en vervolgingen, misschien zelfs wrede folteringen en opsluiting in een totalitair werkkamp te verduren krijgt, dan is dat volgens de bijbel nog steeds de door Jehovah verlangde en aan hem bewezen redelijke dienst. ’Ik smeek u,’ zo schreef de apostel Paulus aan zijn christelijke broeders te Rome, ’door de ontfermingen Gods uw lichaam aan te bieden als een levend, heilig en aanvaardbaar offer voor God, een heilige dienst met uw redenatievermogen.’ — Rom. 12:1, 2, NW.

14. Dient men te aarzelen met het zich opdragen omdat enkelen hun opdrachtsgeloften niet nakomen?

14 Het valt niet te ontkennen dat er, doordat men zich opdraagt, een grote verantwoordelijkheid op iemand komt te rusten en er wordt geëist dat men zich hier getrouw van kwijt! Vandaar dat enkele lezers die zich nog niet aan de Grote Persoon, Jehovah, hebben opgedragen, aarzelen deze stap voorwaarts te doen en evenals Jesaja niet tot mensen, maar tot Jehovah te zeggen: „Zie, hier ben ik, zend mij” (Jes. 6:8). Vreest u soms dat u niet aan de vereisten zult kunnen voldoen? Wellicht kent u of heeft u gehoord van personen die zich aan God hadden opgedragen en daarna niet overeenkomstig hun opdracht hebben geleefd. U beschouwt hen als huichelaars en u wilt dat beslist zelf ook niet worden. Welnu, indien u huichelachtigheid haat (en dat dient zo te zijn), bent u dan geen huichelaar wanneer u beweert een christen en een ware volgeling van Christus te zijn en u toch weigert uw gehele leven als een bereidwillige dienstknecht of slaaf aan de levende God, Jehovah, op te dragen, in navolging van ons aller voorbeeld Christus? Of denkt u alleen maar aan het voorbeeld van falende zwakkelingen om u te rechtvaardigen wanneer u het steeds maar weer uitstelt u zelf op te dragen? In dat geval kunt u verwijzen naar Judas Iskariot als nog iemand die niet getrouw is gebleven toen hij werd beproefd. Vergeet verder vooral niet eens nuchter na te denken over het geval van Satan de Duivel, die zich opzettelijk van zijn toewijding aan Jehovah afkeerde en zich niet langer van zijn verantwoordelijkheden kwijtte. Satan, Judas en andere ontrouwen zijn stellig waarschuwende voorbeelden van een levensweg welke gemeden, niet gevolgd, dient te worden.

15. Waarom dienen wij lafheid uit onze geest te bannen?

15 Misschien bent u van nature ook zwak, altijd bevreesd te zullen falen, laf. Indien u de hoop koestert ooit in Jehovah’s eeuwige nieuwe wereld te zullen leven, moet u die geest van vrees en lafhartigheid echter van u wegdoen. Hierover bestaat niet de minste twijfel, want Jehovah openbaarde aan Johannes op welke manier hij te werk gaat: „Ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, want de vorige hemel en de vorige aarde waren voorbijgegaan, . . . Een ieder die overwint, zal die beërven, en ik zal zijn God zijn en hij zal mijn zoon zijn. Wat de lafhartigen aangaat en zij die geen geloof hebben . . . en alle leugenaars, hun deel zal zijn in de poel die brandt met vuur en zwavel. Dit betekent de tweede dood” (Openb. 21:1, 7, 8, NW). Wanneer u geloof oefent en u geheel aan Jehovah opdraagt, zal hij u door zijn geest bemoedigen, zoals Paulus ons verzekerde: „God heeft ons geen geest van lafhartigheid gegeven, maar die van kracht, liefde en een gezond verstand. Word daarom niet beschaamd voor het getuigenis omtrent onze Heer, noch voor mij, een gevangene om zijnentwil, doch neem uw aandeel op u in het lijden van kwaad ter wille van het goede nieuws overeenkomstig de kracht van God” (2 Tim. 1:7, 8, NW). Zou het niet juist, ja veel beter zijn, niet naar het verkeerde voorbeeld van de wankelmoedigen en lafhartigen te kijken, maar veeleer uw aandacht te richten op de lange rij van getrouwe overwinnaars die ons in de bijbel voor ogen wordt gehouden.

16. Welke in het oog springende voorbeelden uit het verleden en heden hebben wij van dienstknechten die zich aan Jehovah hadden opgedragen en die onbevreesd waren?

16 Christus Jezus was een overwinnaar, geen lafaard. Als een leeuw, ja gelijk de „Leeuw uit de stam Juda,” heeft hij zich van het begin af aan en gedurende heel zijn aardse tijd verzet en gestreden tegen de Duivel en zijn demonen. De vroege christenen, onder wie ook Jezus’ getrouwe apostelen, waren allesbehalve lafhartig. Mannen als Abraham, Izak, Jakob, David; vrouwen als Sara, Rachab, Debora, Jaël — en de vele anderen in de lange tot op de rechtvaardige Abel teruggaande rij van getuigen van Jehovah, die zich moedig aan hun verbond hebben gehouden — hadden zich geheel aan Jehovah opgedragen en hielden dapper vol, ook al liepen zij gevaar door de vijand gedood te worden. Maar leden zij schipbreuk? Niet in het minst, want zij hadden een sterk anker doordat de hoop in hen leefde dat Jehovah’s oppermacht hen zelfs uit de dood zou kunnen opwekken. Evenzo rust in deze tijd Gods geest van kracht en liefde op de meer dan zeshonderdduizend getrouwe, toegewijde slaven van Jehovah; daarom kennen zij geen vrees en strijden zij ondanks een verpletterende overmacht onversaagd, ijverig en moedig voor waarheid en rechtvaardigheid. — Hebr. 11:4-39; 12:1, 2.

EEN PERSOONLIJKE KEUZE

17. Waaruit spruit het leven voort, aan wie wordt het aangeboden, en hoe wordt het verkregen?

17 Omdat de eerste mens Adam Gods gebod heeft overtreden, zijn wij allen geboren zondaars en staan onder het doodsoordeel zonder ook maar het minste recht op leven te hebben. Het eeuwige leven is daarom een onverdiende gave van de Levengever, Jehovah, en hij heeft het verkozen deze gave slechts door bemiddeling van Christus Jezus aan een ieder die wil, beschikbaar te stellen (Hand. 3:23; 4:12; Rom. 5:19; 6:23; 1 Kor. 15:22). Alleen op Gods voorwaarden kunnen wij eeuwig leven verkrijgen; dit houdt in dat wij vol vertrouwen door bemiddeling van Christus tot de Levengever komen en ons er blij en vrijwillig aan opdragen hem nu en voor altijd te dienen. Daar het een persoonlijke zaak is, kan niemand voor een ander kiezen, niemand dient er toe gedwongen te worden, of niemand dient het louter en alleen te doen om de vrede in het gezin te bewaren of omdat men zich er toe geprest voelt. Daar niemand wordt gedwongen de ene weg ten leven te kiezen, draagt ieder in deze zelf de verantwoordelijkheid. Mozes toonde dit aldus: „Ik heb u het leven en de dood voorgesteld, de zegen en de vloek, en gij moet het leven kiezen opdat gij moogt blijven leven, gij en uw nageslacht.” Hoe kiest iemand thans het leven? Dit wordt in het volgende vers uiteengezet: „Door Jehovah, uw God, lief te hebben, door naar zijn stem te luisteren en door hem trouw te blijven, want hij is uw leven en de lengte uwer dagen.” Met andere woorden, u kiest het leven door u geheel aan Jehovah, uw God, op te dragen en door hem voor altijd te gehoorzamen. — Deut. 30:19, 20, NW.

18. Welke keuze dient iedere ingelichte persoon te maken?

18 Ook Jozua legde er de nadruk op dat men persoonlijk moet bepalen of men zich wil opdragen aan de dienst voor Jehovah. „Indien het nu slecht is in uw ogen Jehovah te dienen, kiest dan heden zelf wie gij zult dienen, hetzij de goden die uw voorvaderen, die aan de andere zijde van de Rivier waren, hebben gediend of de goden van de Amorieten in wier land gij woont. Maar aangaande mij en mijn huisgezin, wij zullen Jehovah dienen” (Joz. 24:15, NW). Thans heeft wederom iedereen die zich niet heeft opgedragen dezelfde vrijheid om te kiezen tussen het leven en de dood. Weigert u weloverwogen zich in deze oordeelsdag van Jehovah God, aan hem op te dragen, dan zult u te Armageddon of wellicht eerder, sterven als een veroordeelde zondaar, die geen recht op het leven kan doen gelden en zelfs niet de hoop mag koesteren op een opstanding. Kiest u daarentegen Jehovah’s ten leven leidende weg, dan zult u zich graag en vol vreugde met geheel uw hart, geest, kracht en vermogen aan Jehovah en zijn zegevierende koninkrijk opdragen.

19. Is het de kosten waard wanneer men zich aan Jehovah opdraagt?

19 Bereken in elk geval de kosten! Overdenk wat er van u in deze wereld verlangd zal worden (Luk. 14:26-33). Meet wat u geeft, echter af tegen wat Jehovah u heeft beloofd. Heeft u in de eerste plaats niet alles van Jehovah ontvangen, uw vermogen om toewijding, lof en bereidwillige dienst te geven nog buiten beschouwing gelaten? Al wat u reeds van God hebt ontvangen, zult u dus graag aan hem opdragen en hem geven voor de onuitsprekelijke voorrechten en zegeningen die hij voortdurend uitstort op zijn dienstknechten, die zich hebben opgedragen! Hij legt zijn geest op hen en geeft hun kracht en de autoriteit naar hem te worden genoemd en als zijn getuigen in zijn naam te spreken. Deze dienstknechten van God, die zich hebben opgedragen, zijn de gelukkigste mensen te midden van deze ten ondergang gedoemde en stervende oude wereld. Zij vrezen de komende storm van Armageddon niet; zij weten dat Gods woord en naam gerechtvaardigd moeten worden en zij hopen dan ook Armageddon te overleven en vol vertrouwen verwachten zij voor altijd te mogen leven in een nieuwe wereld, bestaande uit nieuwe hemelen en een wereldomvattend paradijs van volmaaktheid. Er hangt inderdaad veel van af of u zich thans opdraagt; alles hangt er van af of u die opdracht getrouw blijft. — Luk. 9:59-62.

20. Welke redenen maken het dringend noodzakelijk dat mensen van goede wil zich thans aan Jehovah opdragen?

20 De laatste jaren zijn er grote scharen mensen, jaarlijks meer dan 50.000, uit deze wereld gekomen en hebben zich aan de levende God, Jehovah, opgedragen. Stel u zelf de vraag: „Wat betekent het zich opdragen voor mij?” Daar Armageddon met rasse schreden nadert, is het thans, niet later, de gunstige tijd voor redding. Thans, niet later, wacht Gods geduld op allen die wensen te leven en die hem zoeken terwijl hij nog gevonden kan worden. Thans, niet later, is het tijd om voor veiligheid naar de theocratische bergen te vluchten. Het is er thans daarom de tijd niet naar om het zich opdragen aan Jehovah God uit te stellen. Stel niet uit tot morgen wat thans gedaan dient te worden, nu u beseft wat het zich opdragen betekent en welke zegeningen er mede gepaard gaan. Indien u werkelijk geloof en hoop bezit en jegens God van goede wil bent, indien u voldoende kennis, begrip en besef hebt van wat het inhoudt wanneer men zich opdraagt, en indien u moreel en schriftuurlijk rein bent, dient u Jehovah God vandaag in de stilte van uw gebed plechtig te beloven dat u hem nu en voor altijd exclusief zult aanbidden en dienen, en dat u wat er ook moge komen, zijn in zijn geschreven woord, de bijbel, opgetekende wil zult doen. Waarom zou u zich dus, wanneer u zover bent, daarna niet laten dopen? Dan zal Jehovah u rijkelijk zegenen!

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen