Vragen van lezers
● Jezus wierp bij een gelegenheid een demon uit een jongen die zijn discipelen niet konden genezen, en toen deze hem later vroegen waarom zij de demon niet hadden kunnen uitwerpen, zeide Jezus hun: „Wegens uw kleine geloof. Voorwaar, ik zeg u: Zo gij geloof hebt ter grootte van een mosterdzaadje, zult gij tot deze berg zeggen, ’Verplaats u van hier dáár heen,’ en hij zal zich verplaatsen en niets zal u onmogelijk zijn” (Matth. 17:20, NW). Kan men door slechts een klein beetje geloof te oefenen een letterlijke berg in beweging brengen? Wat bedoelde Jezus hier eigenlijk mee? — R.C., Verenigde Staten.
De joden gebruikten een mosterdzaadje om iets zeer kleins aan te duiden, en doordat Jezus dit beeld hier gebruikte, legde hij er de nadruk op hoe weinig geloof de discipelen eigenlijk aan de dag hadden gelegd bij hun poging de door demonen bezeten jongen te genezen, alhoewel zij voordien zieken hadden genezen en demonen hadden uitgeworpen (Luk. 9:1-6; 10:1, 17-20). Jezus legde er dus eerst de nadruk op dat zij meer geloof dienden te bezitten; hun kleine geloof moest groeien. Zelfs het kleine mosterdzaadje kon geweldig in omvang toenemen, want Jezus had ergens anders gezegd dat het het „kleinste aller zaden is, maar wanneer het volgroeid is, is het de grootste der planten en wordt een boom, zodat de vogels des hemels in zijn takken komen nestelen.” Evenals een mosterdzaadje, door het water te geven en in goede grond op te kweken, tot een plant zou opgroeien welke zo groot was als een boom, zou een klein geloof, wanneer het door persoonlijke studie, vergaderingbezoek en dienst wordt gevoed, toenemen en groeien. — Matth. 13:32, NW.
De grote kracht van het geloof, dat eerst „ter grootte van een mosterdzaadje” is, wordt getoond doordat het een berg in beweging kan brengen. Wordt hiermee een letterlijke berg bedoeld? Ja, ongetwijfeld de berg der transfiguratie, zo dat Gods wil was. Het woord „berg” kan ook gebruikt worden ter aanduiding van grote, indrukwekkende hindernissen en moeilijkheden welke de vooruitgang in onze dienst voor Jehovah belemmeren. Het betekent echter iets onoverkomelijks en onbeweegbaars als een grote letterlijke berg. Er zijn in de bijbel voorbeelden van dat het woord berg in deze betekenis wordt gebezigd. Toen Jesaja de tijd van Juda’s herstel uit Babylonische gevangenschap en de terugkeer van een getrouw overblijfsel naar Jeruzalem voorspelde, zei hij: „Elk dal worde verhoogd en elke berg en heuvel geslecht, en het oneffene worde tot een vlakte en de rotsbodem tot een vallei.” Symbolisch werd hierdoor aangeduid dat de voor hun terugkeer in de weg staande hindernissen verwijderd zouden worden. — Jes. 40:4, NBG.
In Zacharia 4:7 (NBG) staat: „Wie zijt gij, grote berg? Voor het aangezicht van Zerubbabel wordt gij een vlakte.” Was dit een letterlijke berg? Neen, het was de tegenstand tegen het theocratische herstelwerk onder landvoogd Zerubbabel, die na de Babylonische gevangenschap aan het hoofd van duizenden getrouwe Israëlieten was teruggekeerd. De naburige vijandige Samaritanen werkten het herbouwen van de tempel tegen en na jaren saboteren, wisten zij het gedaan te krijgen dat de Perzische regering het werk officieel verbood. Dit alles vormde een grote berg waardoor het pad der herbouw werd geblokkeerd, maar voor Zerubbabel en de moedige Israëlieten verdween deze berg, werd ze geslecht en tot een vlakte gemaakt, omdat zij vol geloof aan het werk bleven en weigerden tegengehouden te worden. Ten slotte werd de op een berg gelijkende hindernis van het regeringsverbod verwijderd en werden de vijanden onderworpen.
Wanneer wij thans geloof hebben, zal Jehovah ons in zijn werk zegenen; en wij zullen tonen dat wij een levend geloof bezitten door voort te gaan in de dienst en er op te vertrouwen dat Jehovah ons alle hindernissen zal doen overwinnen. Daar wij vol geloof ons werk moeten verrichten en op Jehovah moeten vertrouwen, dienen wij ons geloof te vergroten. Het mosterdzaadje geloof in ons hart moet water worden gegeven, opgekweekt worden en aangemoedigd worden om op te groeien, zodat het zal voortgaan tot rijpheid, kracht en vruchtbaarheid in goede werken, en omdat het is gegroeid, machtige werken kan doen, welke onmogelijk geweest zouden zijn wanneer het klein, sluimerend en onvruchtbaar in goede werken was gebleven. Personen die geen geloof hebben, schijnt een molshoop een berg toe, maar voor een krachtig geloof schrompelen bergen tot molshopen ineen. Streef er dus naar een groter geloof te krijgen, door te studeren en met Jehovah’s volk om te gaan. Wanneer de taak te zwaar voor ons is, moeten wij voor hulp naar Jehovah opzien, hem in geloof en vol vertrouwen om hulp vragen en er nimmer aan twijfelen dat hij die zal geven, zoals in Jakobus 1:5-8 staat. In geloof te vragen, betekent te vragen en dan zodanig te werken dat het ook werkelijk geschiedt, want alleen zo’n van werken vergezeld geloof is levend en heeft de overwinnende kracht welke nodig is om bergen te verplaatsen.
● In Jesaja 41:6 staat: „De een hielp den ander, en zeide tot zijn metgezel: Wees sterk!” Wie doen deze profetie heden ten dage in vervulling gaan? Mag deze tekst worden gebruikt als een voorbeeld om elkander thans aan te moedigen getuigenis af te leggen omtrent Jehovah’s koninkrijk onder Christus? — F.F. Verenigde Staten.
Wanneer dit bijbelvers uit zijn verband wordt gehaald, lijkt het een prachtige tekst voor christenen om op zich zelf toe te passen om elkaar te helpen en aan te moedigen enthousiast samen te werken in de Koninkrijksdienst. Het Wachttorengenootschap heeft Jesaja 41:6 echter nimmer in zijn gehele geschiedenis aldus in zijn boeken, brochures en tijdschriften toegepast, ja dit vers is zelfs nooit tot in bijzonderheden besproken. Waarom niet? Omdat het niet van toepassing is op Jehovah’s getuigen.
In vers 1 verzoekt Jehovah de bewoners der eilanden voor hem te zwijgen en de volken voor het gerecht met hem te spreken. In vers 5 staat dat de eilanden zien en vrezen wat Jehovah doet en dat zij samenkomen om hem die Jehovah uit het oosten opwekt ten oordeel, gezamenlijk tegen te staan. Dan beginnen zij allen tot hun metgezel te zeggen sterk te zijn. Uit het volgende vers (7) blijkt dat zij elkaar aanmoedigen en helpen in hun tegenstand tegen Jehovah’s oordeelsvoltrekker: „En de werkmeester versterkte den goudsmid; die met den hamer glad maakt, dien, die op het aambeeld slaat, zeggende van het soldeersel: Het is goed; daarna maakt hij het vast met nagelen, dat het niet wankele.” Dat wat „niet wankele”? Het afgodsbeeld waarvoor de werkmeester het houten geraamte maakte. Hij moedigde de goudsmid aan het geheel te pletten. De beeldhouwer hamerde alles gelijk en hechtte zijn goedkeuring aan het soldeersel. Daarna wordt het afgodsbeeld op een voetstuk geplaatst opdat het niet zou omvallen en zelfs in een processie meegevoerd zou kunnen worden.
Vers 7 verwijst terug naar vers 19 van het voorgaande hoofdstuk. Het is zelfs zo dat de Leidsche Vertaling en de vertaling van Obbink-Brouwer vers 7 verplaatsen en achter Jesaja 40:19 zetten. (Zie ook de voetnoot in De Katholieke Bijbel.) Zij helpen elkaar en moedigen elkaar aan in een demonisch werk, door een beroep te doen op valse goden om hen van veroordeling te redden.
Dit voorzei zeker hoe ongelovige wereldlingen van heden, hun afgodsbeelden met macht zouden bekleden en op deze valse goden een beroep zouden doen hen in de universele oorlog van Armageddon voor vernietiging door Jehovah’s oordeelsvoltrekker, Christus Jezus, te behoeden. Slechts door achteloze onoplettendheid en met voorbijzien van het verband, hebben enkelen dit verkeerdelijk op Jehovah’s getuigen toegepast. Wij betreuren dit.