Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w58 15/4 blz. 255-256
  • Vragen van lezers

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Vragen van lezers
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1958
  • Vergelijkbare artikelen
  • Noach bouwt een ark
    Mijn boek met bijbelverhalen
  • Hij werd ’met zeven anderen veilig bewaard’
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2013
  • De ark van Noach
    Leer van de verhalen uit de Bijbel
  • Een wereld wordt door water weggevaagd
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1971
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1958
w58 15/4 blz. 255-256

Vragen van lezers

● In De Wachttoren van 1 juni 1957 staat in paragraaf 29 op bladzijde 250 het volgende te lezen: „Op de dag dat de vloed vanuit de ver verwijderde hemelen losbarstte, gingen Noach en de zeven leden van zijn gezin de ark in, waarin zij reeds exemplaren van alle vogels en andere dieren hadden ondergebracht.” Hoe kan dit wanneer in Genesis 7:10 wordt gezegd dat Noach en zijn gezin de ark binnengingen en het „zeven dagen later geschiedde dat de wateren der vloed op de aarde kwamen”? — R.F., Verenigde Staten.

Jehovah zegt Noach dat hij in de ark moet gaan en zijn gezin, zeven van alle reine beesten en twee van alle onreine beesten met zich mee moet nemen en deelt hem dan het volgende mee: „Want over nog zeven dagen zal ik het veertig dagen en veertig nachten op de aarde doen regenen” (Gen. 7:1-4). Het zou tijd kosten om de ark met honderden dieren van de juiste soorten te vullen. Ongetwijfeld waren de nodige dieren met Jehovah’s hulp reeds bijeengebracht voordat de inscheping begon, en nu was de tijd aangebroken de ark in te laden en de laatste voorbereidingen te treffen. Jehovah gaf hier zeven dagen de tijd voor en Noach voerde de instructies uit. Gerekend vanaf de tijd dat hij begon, ’kwamen zeven dagen later de wateren der vloed op de aarde.’ — Gen. 7:6-10.

Vervolgens lezen wij: „In het zeshonderdste jaar van Noachs leven, in de tweede maand, op de zeventiende dag der maand, op deze dag werden alle fonteinen van het grote watergewelf opengebroken en werden de sluizen der hemelen geopend. De stortregen op de aarde hield veertig dagen en veertig nachten aan. Op deze dag ging Noach naar binnen, en Sem, Cham en Jafeth, Noachs zonen, en de vrouw van Noach en de drie vrouwen van zijn zonen gingen met hem in de ark.” Op de laatste der zeven dagen werd het inladingswerk voltooid en Noach en de zeven andere menselijke schepselen gingen met hem de ark in, om daar te blijven tot nadat de vloed was gekomen en de wateren wederom afnamen. „Daarna sloot Jehovah de deur achter hem.” Jehovah zei hun dat zij zeven dagen vóór het begin van de vloed naar binnen moesten gaan, waardoor er tijd zou zijn voor het inladen. Toen dit was geschied en Noach en zijn huisgezin er op de zevende dag voor de laatste maal binnengingen, sloot Jehovah de deur vlak voordat het begon te regenen. — Gen. 7:11-13, 16.

Hetgeen derhalve in De Wachttoren stond, dat Noach en zijn huisgezin „op de dag dat de vloed vanuit de ver verwijderde hemelen losbarstte” in de ark gingen, was in harmonie met de bijbel. Terloops zij opgemerkt, dat wat op het eerste gezicht in tegenspraak met het bijbelse verslag zou schijnen, er in werkelijkheid een ondersteuning van is. Het is niet voor te stellen dat iemand die een verhaal opstelt zich binnen enkele zinnen zou tegenspreken, door eerst te zeggen dat iets zeven dagen eerder geschiedde en dan later dat het op dezelfde dag als iets anders plaatsvond. Zulk een tegenspraak zou er dik bovenop liggen. Wanneer er zich echter twee zulke verklaringen voordoen en ze toch gemakkelijk geharmonieerd kunnen worden wanneer de ware toedracht van de zaak wordt begrepen, wordt er duidelijk door bewezen dat er geen weloverwogen poging is gedaan om een bedrieglijke fabel samen te stellen.

Jezus brengt de aangelegenheid tot klaarheid door te zeggen: „Tot de dag waarop Noach de ark inging, en de vloed kwam en hen allen vernietigde.” — Luk. 17:27; zie ook Mattheüs 24:38, 39.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen