Wie is God?
Welke van de vele goden die hebben bestaan en nog bestaan, is de Ware? Hoe heeft hij voor de gehele schepping bewezen God te zijn?
BIJNA al het denkbare aan de mens bekende is op de een of andere tijd als een god of godin aanbeden. De zon, maan, sterren en planeten zijn alle sedert onheuglijke tijden voorwerpen van aanbidding geweest. Planten en viervoetige dieren, insekten en reptielen, bezielde en onbezielde schepselen werden alle aan de collectie van goden toegevoegd. Muskieten, vliegen, apen, wilde zwijnen, cobra’s en koeien, bomen en rivieren worden tegenwoordig nog steeds onder de voornaamste goden gerekend. Aan het maken van goden schijnt geen einde te komen.
Sommige volken aanbaden één God en hadden geen afgoden, andere aanbaden miljoenen goden en hadden evenveel afgoden. Koning Salomo aanbad Astarte, de godin der Sidoniërs, en Milkom, de gruwel der Ammonieten. Sommige vrouwen van Jeruzalem aanbaden Tammuz. Koning Achab en koningin Izebel aanbaden Baäl. Koning Jerobeam liet het volk voor gouden kalveren buigen. De Israëlieten lieten hun zoons en dochters voor de god Moloch zelfs door het vuur gaan. Babylon en Egypte hadden hun vele goden; Assyrië en Perzië, Griekenland en Rome hadden alle goden die anders heetten en die zij aanbaden.
De moderne wereld heeft haar goden. De Rooms-Katholieke Kerk aanbidt bijvoorbeeld een drieënige god, een naamloze god, die alleen bij zijn titels zoals „Heer”, „God”, „Vader”, en dergelijke wordt genoemd. De katholieken bezien hem als een liefderijke en als een wraakzuchtige god, die de goeden met hemelse zegeningen zegent, de kwaaddoeners in een vurig vagevuur loutert en de goddelozen tot in alle eeuwigheid met een folterende pijn in een hellevuur straft. Vele protestantse richtingen hebben zich in de aanbidding van deze naamloze, drieënige god bij de Rooms-Katholieke Kerk aangesloten.
Daarentegen beweren de Christian Scientists: „God is goddelijke Gedachte, Ziel, Geest. Hij is Leven, Waarheid en Liefde. Hij is almachtig, alwetend en alomtegenwoordig; de enige schepper, de enige oorzaak, de Alles-in-alles.”
De oosterse religiën hebben vele goden. Alleen al in India is het aantal goden en godinnen zo toegenomen dat er thans ongeveer 330.000.000 zijn; deze worden in duizenden tempels — in vele gevallen door middel van beelden en riten waardoor het fatsoenlijkheidsgevoel van een zichzelf respecterend mens wordt geschokt — aanbeden.
Toch beweren christenen nog slechts één god te aanbidden, zoals Paulus aan de Korinthiërs verklaarde: „Want al zijn er ook zogenaamde goden, hetzij in den hemel, hetzij op de aarde — en werkelijk zijn er goden in menigte en heren in menigte — voor ons nochtans is er maar één God, de Vader, uit wien alle dingen zijn en tot wien wij zijn, en één Here, Jezus Christus, door wien alle dingen zijn, en wij door Hem.” Wie is deze ene God echter? — 1 Kor. 8:5, 6.
Wij twijfelen er niet in het minst aan dat het de God van Jezus Christus is, de God die Jezus uit de dood opwekte; de God van de getrouwe Abraham, Izak en Jakob, de voorvaderen van het volk Israël; de God van Samuël, Elia, Jesaja, Jeremia en de andere getrouwe profeten; Degene die door Mozes werd erkend, door David werd geëerd en door Noach werd gediend; de God van de bijbel wiens naam Jehovah is. „Ik ben JEHOVA, dat is mijn naam! mijne eer geve Ik geen’ anderen, noch mijnen roem den afgods-beelden!” Deze naam Jehovah komt meer dan 6823 maal in de Hebreeuwse tekst van de Heilige Schrift voor. Van hem schreef de profeet Mozes: „Ja, van eeuwigheid tot eeuwigheid zijt Gij God.” — Jes. 42:8, Pa; Ps. 90:2.
DE OPKOMST VAN VALSE GODEN
Noach overleefde de vloed omdat hij de ware God Jehovah aanbad. Hij gaf de aanbidding van de levende God aan zijn zoons door, maar spoedig na de vloed ontaardde de ware aanbidding in de valse aanbidding van vele goden. Zij die de krachten der natuur en natuurlijke voorwerpen begonnen te aanbidden, gingen de aanbidding van Jehovah verwaarlozen. De apostel Paulus verklaarde hierover: Mensen „hadden de waarheid Gods vervangen door de leugen en het schepsel vereerd en gediend boven den Schepper, die te prijzen is tot in eeuwigheid. Amen.” — Rom. 1:23, 25.
In Ur der Chaldeeën, het land waar Abraham werd geboren, aanbaden de mensen, omdat hun leiders grote astrologen waren, stergoden. Hun goden, Assur en Kisjar, waren het werk van hun eigen handen. De Chaldeeën maakten eveneens de goden Anoe, Bêl, Baäl en Ea. Jehovah bewees dat hij oppermachtig was over al de goden van de Chaldeeën toen hij, door de talen der mensen te verwarren, hun poging verijdelde om de toren van Babel te bouwen. — Gen. 11:5-9.
Toen de nakomelingen van Abraham Egypte binnentrokken, kwamen zij daar in contact met een hele collectie verschillende goden. Volgens Wilkinson, had Egypte vele goden waarvan Nephtys, Amon, Ptah, Khem, Sati, Moet en Boebastis tot de voornaamsten behoorden. Re en Seth waren de voornaamsten van de tweede klasse van Egyptische godheden. De Egyptenaren geloofden dat Nephtys de zon en de maan hun baan deed beschrijven. Ptah werd als de schepper aanbeden. Khem was de god van de landbouw. Re werd als een zonnegod aanbeden en zijn zoon Seth vertegenwoordigde de tijd. De Egyptenaren uit de oudheid aanbaden ook een drieëenheid bestaande uit Osiris, Isis en Horus, respectievelijk vader, moeder en zoon. Deze drieëenheid is precies dezelfde als die welke in de christenheid wordt aanbeden, en ze is dan ook door haar van het vroegere Egypte en Babylon overgenomen.
Jehovah rechtvaardigde zijn oppermacht over alle goden van Egypte toen hij hen door tien plagen vernederde en de Egyptische strijdkrachten in de Rode Zee vernietigde. Tot lof van Jehovah zongen de Israëlieten na zijn overwinning bij de Rode Zee: „Dit is mijn God, en ik zal hem prijzen; mijn vaders God, en ik zal hem hoog verheffen. Jehovah is een manlijk persoon van oorlog. Jehovah is zijn naam. . . . Wie onder de goden is gelijk gij, o Jehovah?” Er is er niet één. — Ex. 15:2, 3, 11, NW.
Baäl was een grote god van de vroegere Babyloniërs. Hij was eveneens de god van de Assyriërs, Foeniciërs en Carthagers. Zelfs de Israëlieten dwaalden naar de aanbidding van Baäl af. Hij werd als een wrede god voorgesteld. Om hem te bevredigen, werden er kleine kinderen aan hem geofferd. De Baälpriesters sneden zichzelf met messen en lancetten totdat het bloed eruit stroomde. Er werden ook in grote getale dieren aan hem geofferd. Een ongeveer twaalf meter hoog gouden beeld deed dienst als tempel om Baäl in Babylon te aanbidden. Toen Jehovah in Elia’s tijd de Baälpriesters liet doden, betoonde hij zich aan Baäl onoverwinnelijk. Later, toen de Babyloniërs Merodach als god gingen aanbidden, werd koning Nebukadnezar ertoe gedwongen Jehovah als de ware God te erkennen, en hij zei tegen de profeet Daniël: „In waarheid, uw God is de God der goden en de Heer der koningen.” — Dan. 2:47.
Zelfs al de goden van de Assyriërs bleken tegenover Jehovah hulpeloos te staan toen hij hun legers op de vlucht joeg en in één nacht tijds 185.000 manschappen van koning Sanheribs troepen uitroeide. Nisroch, de god van de Assyrische koning, kon niet eens voorkomen dat de koning door zijn eigen zoons werd gedood. — Jes. 37:36-38.
MEDEN, PERZEN, GRIEKEN EN ROMEINEN
Toen de Meden en Perzen de wereldheerschappij overnamen, traden er nieuwe goden op de voorgrond. De Perzische god Ormoezd werd als de oppergod aanbeden. Soms werd hij afgebeeld als een majestueuze man die op een stier, het Perzische symbool van schepping, is gezeten. Mithras, de god-middelaar die door de zon werd afgebeeld, en Ariman, de vorst der duisternis, te zamen met Ormoezd vormden de Perzische drieëenheid. Op 25 december, de geboortedag van Mithras en één van de kerstdagen der christenheid, werden er te zijner ere grote ceremoniën gehouden.
Ondanks de vele goden van Perzië werd koning Darius ertoe gebracht te erkennen dat Daniëls God Jehovah de ware God was. Darius vaardigde een besluit uit waarin stond: „Door mij wordt bevel gegeven, dat men in het gehele machtsgebied van mijn koninkrijk voor den God van Daniël zal vrezen en beven; want Hij is de levende God, die blijft in eeuwigheid; zijn koningschap is onverderfelijk en zijn heerschappij duurt tot het einde.” Daniëls God was Jehovah, de God van het getrouwe Israël. — Dan. 6:27.
De Grieken uit de oudheid overtroffen andere natiën wat het aantal goden betreft die zij uitvonden en aanbaden. Sommigen beweren dat er gedurende korte tijd op de berg Olympus in Griekenland 30.000 goden van verschillende rangorde waren. De Griekse goden waren personificaties van natuurkrachten, maar geleidelijk aan lieten de Grieken ze tot voorstellingen van menselijke krachten en hartstochten ontwikkelen. De Griekse goden werden toen geïdealiseerde mannen en vrouwen, vol van leven, en die gelijk mensen avonturen meemaakten, oorlogen streden en liefhadden. Rome aanvaardde later de Griekse goden, maar noemde ze bij andere namen.
Saturnus werd aanbeden omdat hij Rome een gouden tijdperk bracht. Eens per jaar werd er te zijner ere een zeven dagen durende viering, de Saturnaliën genaamd, gehouden. Historici vertellen ons dat het kerstfeest der christenheid van dit heidense feest, dat in december werd gehouden, afkomstig is.
Toen Jehovah zijn eniggeboren Zoon, Jezus Christus, uit de doodstoestand opnieuw tot leven bracht, verbijsterde hij de Griekse en Romeinse goden. Jezus Christus was Degene die door de Romeinse soldaten aan een paal werd genageld en werd bespot.
DE GODEN VAN INDIA EN CHINA
De goden van India waren meestal abstracte goden. De vroegere hindoes hadden vele goden. Men geloofde dat Indra de grootste van alle goden was. Zij die hem aanbaden, beweerden dat hij de demonengod Vritra heeft verslagen waardoor hij dus zijn oppermacht over de goden bewees. Yama werd als de god van de dood aanbeden en er werd over hem als de stichter van het paradijs en de heerser van het gouden tijdperk in het hiernamaals gesproken.
In de latere hindoe-mythologie werd Brahma als de opperste godheid voorgesteld. De hindoe-drieëenheid bestaat uit Brahma de Schepper, Vishnoe de Bewaarder, en Siva de Vernietiger. Te zamen vormen deze drie de ene god Brahm. Brahma is de allerhoogste god van de hindoes, maar in werkelijkheid wordt hij weinig aanbeden, en men zegt dat er in geheel India slechts twee tempels aan hem zijn opgedragen. Vishnoe, de tweede persoon van de drieëenheid der hindoes, ontvangt de aanbidding van miljoenen. Siva, de derde persoon van de drieëenheid, wordt met een strop voor het worgen van boosdoeners, een halssnoer van mensenschedels, oorringen van slangen en met de heilige Gangesrivier op zijn hoofd afgebeeld. Te zijner ere en om hem te aanbidden, zijn er talrijke tempels opgericht. Ook in India worden koeien, apen, slangen en wilde zwijnen als heilig beschouwd.
Van China uit de oudheid wordt gezegd dat er weinig goden waren, maar later had de Chinees voor bijna elk ding in het leven een speciale god. Sjang-ti werd als de eerste grote oorzaak aanbeden. Als een offer aan Sjang-ti droegen nieuwe keizers een oogst van een deel van het land aan hem op. Men geloofde dat wanneer de heersers dit gebruik veronachtzaamden, zij door verschillende vormen van grote rampspoeden getroffen zouden worden.
De Chinezen aanbaden andere goden. Hwa-Kwang, de god van vuur en warmte, wordt met drie ogen afgebeeld. Zijn aanbidders beweren dat hij zelfs in het donker ruim vijftienhonderd kilometer ver kan zien. Reizende kooplieden doen een beroep op hem om hen voor rovers en plunderaars te beschermen. To-ti is de god der aarde die voorspoed in zaken geeft. De tijgergod en de vuurgod zijn twee zeer populaire Chinese godheden. Evenals deze, zijn bijna al de Chinese goden lelijk en grotesk.
Het shintoïsme, de nationale religie van de Japanners, heeft zijn goden en godinnen, heilige symbolen en legenden. De Japanse helgod is waarlijk kolossaal groot, van top tot teen wel meer dan negentien meter.
De Teutonen en Saksen aanbaden de goden van de hemel. Het was iets heel gewoons om, ten einde de goden tevreden te stellen, mensen te offeren. Uitzilopochtli, de oorlogsgod der Azteken, kon alleen maar met menselijke offers tevreden worden gesteld. F.S. Dobbins verklaarde dat „er jaarlijks niet minder dan twintigduizend mannen, vrouwen en kinderen aan dit monster werden geofferd”. Dat wil zeggen een gemiddelde van niet minder dan vijftig mensen per dag.
Dan waren er de goden en godinnen die aan deugd, geloof, eer, hoop, gerechtigheid, barmhartigheid, eerbaarheid, waarheid, gezond verstand, vrede, gezondheid, trouw, geld, vrijheid, de lach, het genie of de stilte waren opgedragen. Een opvallende bijzonderheid van de goden is dat ze in bijna elk geval de karaktereigenschappen van hun makers bezitten. Ze waren de werken van mensen en door mensen bedacht. Wat de apostel Paulus leerde, was juist, zoals Demetrius hiervan getuigenis aflegde: ’Deze Paulus heeft een talrijke schare overgehaald en afkerig gemaakt door te zeggen, dat goden, die met handen worden gemaakt, geen goden zijn.’ En terecht! — Hand. 19:26.
DE WARE GOD
De enige God die zijn oppermacht door alle eeuwen heen heeft bewezen, is Jehovah. Over Jehovah schreef David: „Alle goden der volken zijn waardeloze goden; Jehovah echter heeft de hemelen gemaakt.” „Jehovah is een grote God en een grote Koning over alle andere goden.” De Heerser van het universum is geen naamloze, drieënige god. Zijn naam is Jehovah. Hij verklaart over zichzelf: „Vóór mij was er geen God geformeerd, en na mij bleef er geen bestaan. Ik — Ik ben Jehovah, en buiten mij is er geen redder.” „Wendt u tot Mij en laat u verlossen, alle einden der aarde, want Ik ben God en niemand meer.” De apostel Petrus verklaarde: „Dan zal al wie de naam van Jehovah aanroept, worden gered.” Dit is nog steeds waar, want „Jehovah is in waarheid God. Hij is de levende God en de Koning tot onbepaalde tijd.” Wend u tot hem. Aanbid hem en leef. — Ps. 96:5, NW; 95:3, NW; Jes. 43:10, 11, NW; 45:22; Hand. 2:21, NW; Jer. 10:10, NW.