De eeuw van geweld
EEN vloedgolf van geweld overstroomt de aarde. Overal om ons heen kunnen wij haar zien. Over de gehele wereld terroriseren inbrekers en misdadigers de steden. De straten van vele steden zijn ’s nachts en vaak overdag niet veilig.
„Het is niet slechts het aantal misdaden en misdadigers dat ons bezorgd maakt”, zei de hoofdcommissaris van politie van Filadelfia onlangs, „maar het toenemende bewijs van een pure minachting voor het menselijke leven dat met veel van deze berovingen schijnt samen te gaan — alsof men er bijna naar verlangt te doden of te verminken”.
Hoe staat het met de kinderen in deze eeuw van geweld? Zij houden zich niet langer meer met spelletjes bezig. De door jeugdbenden gevoerde oorlogen met de daaruit voortvloeiende gewelddaden zijn in vele steden een ernstig probleem geworden.
Regeringen en politieke strevers zijn de voornaamste bron van het op uitgebreide schaal plegen van geweld. Oorlogen hebben het leven van miljoenen geëist en een afschuwelijk geweld over de beschaving gebracht. Er zijn zelfs regeringen — zoals eerst Nazi-Duitsland en nu communistisch Rusland en Rood China — die het plegen van geweld en het uitoefenen van terreur wettigen. De door de geheime politie toegepaste folteringen en hersenspoelingen zijn opvallende voorbeelden van de onmenselijkheid van deze eeuw van geweld.
Waarom is er zoveel geweld in de wereld? Voor een groot gedeelte is de valse religie hiervoor verantwoordelijk te stellen. Het is niet aan onze aandacht ontsnapt dat de geestelijken van vele religiën de gewelddaden van hun regeerders òf hebben ondersteund òf verborgen hebben gehouden en dat de twee Wereldoorlogen voornamelijk tussen zogenaamde christenen zijn gestreden.
In een redactioneel artikel in de New York Times van 22 november 1958 dat over de gewelddaad in de wereld handelde, werd gezegd: „Hoewel dit wel zou moeten, is er tegen de huidige gevallen waarbij mensen met een mes in de rug werden aangevallen, bomaanslagen en de gewelddadige dood van onschuldige burgers geen algemeen protest gerezen. . . . Dat er in de straten van Cyprus in koelen bloede burgers, waaronder ook vrouwen, worden neergeschoten, zou de wereld met afschuw moeten vervullen. . . . Toch zei aartsbisschop Makarios deze week in New York: ’Ik kan geweld niet veroordelen.’”
Wat moeten wij van een wereld die in een afgrond van geweld is verzonken, terwijl de religieuze leraars weinig doen om het te voorkomen, denken? Wij kunnen dezelfde gedachte als God koesteren. „De HERE toetst den rechtvaardige en den goddeloze; en wie geweld bemint, dien haat Hij.” — Ps. 11:5.