„Uw wil geschiede op aarde” — Deel 28
Wij bevinden ons met onze studie van het boek „Uw wil geschiede op aarde” thans in het 10de hoofdstuk, dat is getiteld „Het noorden tegen het zuiden”. Dit heeft betrekking op het militaire en politieke duel tussen wat in het elfde hoofdstuk van Daniëls profetie als „de koning van het Noorden” en „de koning van het Zuiden”, wordt aangeduid. De identiteit van deze twee symbolische koningen verandert van tijd tot tijd. Ruim tweehonderd jaar werd de koning van het noorden door de lijn van Hellenistische heersers van Syrië in het Midden-Oosten vertegenwoordigd. In 64 v. Chr. werd Syrië echter tot een Romeinse provincie gemaakt met Antiochië als hoofdstad, en op zijn laatst op dit tijdstip werd de lijn van heersers van het Romeinse Rijk de koning van het noorden. Keizer Caesar Augustus stierf in 14 n. Chr. en hij werd door zijn stiefzoon Tiberius, die in Daniël 11:21 „een veracht man” werd genoemd, opgevolgd. Gedurende de regering van Tiberius werden de militaire „alles overstromende strijdkrachten” in onderworpen landen in bedwang gehouden of „voor zijn aangezicht weggespoeld” en „verbroken”.
64. Wie was de „vorst van het verbond” die toen eveneens voor zijn aangezicht werd „verbroken”?
64 Zelfs de „vorst van het verbond” werd in de dood verbroken. Dit was niet de een of andere joodse hogepriester die door de Romeinse politieke vertegenwoordigers in zijn ambt was aangesteld. Het was de Leider van het verbond dat Jehovah God met Abraham had gesloten opdat alle geslachten en natiën der aarde gezegend zouden worden. Het was het in dit verbond beloofde Zaad van Abraham, namelijk Jezus Christus. Op de dag van het Paschafeest, de 14de Nisan van het jaar 33 (n. Chr.), stond Jezus in het paleis van de bestuurder (het Praetorium) in Jeruzalem, voor Pontius Pilatus, die Tiberius Caesar vertegenwoordigde en bij wie de joodse priesters Jezus van verraad van de keizer beschuldigden. Jezus zei tot de Romeinse bestuurder: „Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld . . . mijn Koninkrijk [is] niet van hier”. Ten einde te verhinderen dat de Romeinse bestuurder Jezus, waar werkelijk niets op aan te merken was, zou vrijlaten, schreeuwden de joden Pilatus toe: „Indien gij dezen loslaat, zijt gij geen vriend van den keizer; een ieder, die zich koning maakt, verzet zich tegen den keizer. . . . Wij hebben geen koning, alleen den keizer!” Daarop leverde de Romeinse bestuurder Jezus, overeenkomstig de toen nog niet zo lang van kracht zijnde wet inzake laesa majestas („majesteitsschennis”), over om „verbroken” of aan een martelpaal genageld te worden. — Joh. 18:36; 19:12-16; Mark. 15:14-18.
65. Waarom werd de wet inzake laesa majestas in het leven geroepen, en wat maakte Tiberius Caesar impopulair?
65 Ja, daar keizer Tiberius zeer achterdochtig was, had hij de wet inzake laesa majestas uitgebreid zodat deze eveneens beledigingen tegen zijn eigen persoon omvatte, terwijl hij ook het stelsel van beroepsaanbrengers (aanklagers) aanmoedigde. Het land ging op een politiestaat lijken en het laatste deel van zijn keizerlijke regering werd een schrikbewind. De Romeinse schrijver Plinius de Oudere noemde Tiberius de „somberste der mensen”. Omdat hij zo gereserveerd, gesloten en terughoudend was, konden de mensen hem niet begrijpen en dit maakte hem impopulair.
66. Met wie stond Tiberius Caesar in een verbond, en tot op welke hoogte, en hoe werd hij sterk „met een kleine natie”?
66 Nog steeds met een vooruitziende blik over Tiberius sprekend, zei de engel tot Daniël: „En wanneer men met hem een verbond heeft aangegaan, zal hij bedrog plegen; zo zal hij omhoog komen en sterk worden, met weinig volk [een kleine natie, JPS]” (Dan. 11:23). Grondwettelijk stond Tiberius in een verbond met de Romeinse Senaat; hij was namelijk formeel, volgens de grondwet, van hen afhankelijk. In werkelijkheid steunde hij evenwel op de „kleine natie”. Welke „natie”? De praetoriaanse lijfwacht, die in 13 v. Chr. door Caesar Augustus als de keizerlijke lijfwacht was ingesteld, evenals de opperbevelhebber van een Romeins leger door een lijfwacht was omgeven. Tot op dat tijdstip had men deze keizerlijke lijfwacht slechts in de omgeving van Rome en in kleine detachementen aangetroffen. Tiberius bracht hier een verandering in. Op aanraden van zijn favoriet, Seianus, de bevelhebber van de praetoriaanse lijfwacht, liet Tiberius deze lijfwacht permanent en in volle sterkte dicht bij de stadsmuren legeren. Door deze regeling kon hij elke ongeregeldheid onder het volk onder controle houden. De bevelhebber van de lijfwacht werd hierdoor een zeer belangrijk persoon. Zij die deel uitmaakten van de lijfwacht kregen speciale voorrechten en mettertijd werden zij zo machtig dat zij wanneer zij wilden, keizers konden aanstellen of onttronen. Door middel van de lijfwacht, die ongeveer 10.000 man telde, bleef keizer Tiberius sterk. Wanneer er zich binnen het Romeinse gebied enige opstand tegen zijn autoriteit voordeed, werd deze zonder veel moeite neergeslagen. Hij schafte de volksvergaderingen die als de comitia bekendstonden, bijna volledig af.
67, 68. Hoe kwam hij in de vruchtbaarste streken van het landschap, en deed hij wat zijn vaders noch zijn voorvaders hadden gedaan, doch hoe stierf hij?
67 „Onverhoeds zal hij in de vruchtbaarste streken van het landschap komen, en doen wat zijn vaderen noch zijn voorvaderen gedaan hebben: roof en buit en have zal hij voor zijn mannen uitstrooien; ook tegen de versterkte plaatsen zal hij plannen beramen — maar slechts voor een tijd” (Dan. 11:24). Dit deed Tiberius — grotendeels onder invloed van Seianus, de bevelhebber van de praetoriaanse lijfwacht — door de wijze waarop hij zijn achterdocht tot uitdrukking bracht, totdat Seianus ten slotte zelf onder verdenking viel en werd gedood.
68 Keizer Tiberius besteedde onophoudelijk grote zorg aan de Romeinse provinciën. Toen hij stierf, liet hij alle aan het rijk onderworpen volken in een toestand van voorspoed achter die zij onder Augustus of daarvoor niet hadden gekend en ook niet meer gekend hebben. Doordat men van regeringswege zeer economisch te werk ging, waren de belastingen licht en kon Tiberius wanneer er overal buitengewoon slechte tijden waren, milddadigheid betonen. Wanneer vertegenwoordigers van het rijk — hetzij soldaten, bestuurders of andere overheidspersonen — iemand die onder hen stond, onderdrukten en in het behandelen van aangelegenheden de een of andere soort van ongeregeldheid in de hand werkten, konden zij er zeker van zijn dat de wraak van de keizer niet zou uitblijven. Doordat de macht stevig in handen werd gehouden, werden zowel in Italië als in landen daarbuiten de openbare veiligheid en rust bewaard. Door de vooruitgang op het gebied van het communicatiestelsel werd de handel bevorderd. Met wat als de strengere Romeinse deugden werd beschouwd, zag de keizer er op toe dat alles zowel binnen als buiten Rome billijk en ordelijk werd bestuurd. In vele opzichten werden de wetten verbeterd, terwijl de sociale en morele verhoudingen werden gewaarborgd doordat men de hand hield aan de hervormingen die door Caesar Augustus waren ingevoerd, en deze bevorderde. De Romeinse geschiedschrijver Tacitus beschrijft de persoonlijkheid van Tiberius echter als „een die vanaf het begin door bestudeerde veinzerij en huichelarij werd gekenmerkt”. Hij werd als een tiran beschouwd, en werd nadat hij in de tweede helft van maart, 37 n. Chr., was gestorven, niet met enige vergoddelijking vereerd. Hij was inderdaad een „veracht man”!
69. Hoe ontwikkelde de koning van het noorden, in de persoon van Claudius, het rijk nog verder, en onder welke keizer bereikte het zijn grootste uitbreiding?
69 Tiberius werd door Caius Caesar, gewoonlijk Caligula genoemd, opgevolgd, die op zijn beurt in 41 (n. Chr.) door zijn oom Claudius werd opgevolgd. Buiten wat Tiberius als koning van het noorden voor de verbetering van het Romeinse Rijk had gedaan, zorgde Claudius ervoor dat het rijk zich nog verder overeenkomstig de richtlijnen die Augustus in gedachten had, ontwikkelde. Zo zegt een zekere autoriteit: „Afhankelijke staten werden opgeslokt, zuid-Brittannië werd veroverd, het romaniseren van het Westen kreeg een krachtige stoot, in Rome en Italië werden openbare werken ten uitvoer gebracht en de organisatie van de keizerlijke bureaucratie maakte snelle vorderingen”.a Hier volgt wat een geschiedschrijver erover zegt: „Onder Claudius, die in 43 n. Chr. een succesvolle expeditie naar Brittannië stuurde en het zuidelijke deel van het eiland als de provincie Brittannië aan het rijk toevoegde, werd de staat belangrijk uitgebreid. Later werd de Britse grens nog verder naar het noorden opgeschoven en door een verdedigingslinie versterkt. Trajanus (98-117 n. Chr.) . . . wiens streven het was een groot oosters rijk te stichten, begon een aanvalsoorlog waarin hij de Parthen in Perzië versloeg en Armenië, Mesopotamië en Assyrië als provinciën aan het rijk toevoegde. Dit vertegenwoordigt de grootste uitbreiding van Rome, maar deze door Trajanus in het oosten veroverde gebieden werden door zijn opvolger prijsgegeven”.b
70. Wie wordt in Daniël 11:25 de koning van het noorden, en wiens ambities werden gedurende zijn regering een gevaar voor het rijk?
70 Jehovah’s engel vervolgt zijn voorbeschouwing van de werkzaamheden van de profetische koning van het noorden met de volgende tot Daniël gerichte woorden: „Ook zal hij zijn kracht en zijn moed [hart] richten tegen den koning van het Zuiden met een groot leger, en de koning van het Zuiden zal zich ten strijde rusten met een uitermate groot en sterk leger, . . . hij zal geen stand kunnen houden, want men zal plannen tegen hem beramen; zijn eigen tafelgenoten zullen hem afbreuk doen [zijn ondergang bewerken, Le] en zijn leger zal wegspoelen [het leger van de ander zal overstromen, Le], en er zullen vele verslagenen vallen” (Dan. 11:25, 26). In dit vers is de koning van het noorden keizer Aurelianus (270-275 n. Chr.) geworden. Een van zijn grote problemen was koningin Septimia Zenobia van Palmyra, een plaats in de Syrische woestijn. Deze stad uit de oudheid had haar groei aan de oorlogen tussen de Romeinen en de Parthen in Perzië te danken. Toen keizer Hadrianus de stad omstreeks 130 n. Chr. een bezoek bracht, noemde hij ze Hadrianopolis. Ze werd een Romeinse kolonie en een belangrijke militaire post. Een tijdlang verwierf Palmyra door de oorlogen met Perzië politieke belangrijkheid en ze werd gedurende enkele jaren de meesteres van het Romeinse Oosten. Ze ging wegens de ambities van koningin Zenobia een gevaar voor Rome vormen. De inheemse naam van deze koningin was Batzabbai. Haar echtgenoot, koning Odeanathus, was de opperbevelhebber van het Oosten. Nadat hij was gestorven (266-267 n. Chr.), beraamde Zenobia plannen zich tot een hogere positie dan haar man te verheffen door Palmyra tot de dominerende stad van het Romeinse Rijk in het Oosten te maken. Zij was reeds bedreven in het besturen van regeringsaangelegenheden en nam nu de teugels van het bewind geheel in handen.
71. Hoe geraakte zij, met haar zoon, ten opzichte van het Romeinse Rijk in de positie van koning van het zuiden?
71 Haar opperbevelhebber was Zabdā, een bloedverwant van haar echtgenoot, en onder hem nam het Palmyreense leger in 270 n. Chr. Egypte in, dit onder het voorwendsel dit land voor Rome te bemachtigen, want er waren aanmatigende personen die de autoriteit van de Romeinse keizer langs de rivier de Nijl betwistten. Zenobia leidde deze verovering, en haar zoon regeerde over Egypte onder de titel van koning, terwijl zijn moeder de titel van koningin droeg. Zo ver westelijk in Klein-Azië als Ancyra (nu het Turkse Ankara) en zelfs tegenover het Europese Byzantium legerden zich garnizoenen van Palmyreense troepen. Zenobia werd Augusta of keizerin genoemd. Toen Aurelianus in 270 (n. Chr.) de Romeinse keizer werd, werd hij koning van het noorden. Hij besefte al spoedig dat de ambitieuze politiek van koningin Zenobia de eenheid van het Romeinse Rijk in gevaar bracht. In het tweede jaar van zijn regering ontstond er een breuk tussen hem en koningin Zenobia. Nu werd Zenobia met een invasie van de koning van het noorden geconfronteerd, ten opzichte van wie zij de positie van koning van het zuiden innam. Zij had wereldlijke grootheid verworven door de in de woestijn wonende Arabieren met de Egyptenaren te verenigen. Behalve Mesopotamië en een deel van Klein-Azië bezat zij nog Egypte en Syrië. Zij kon zich op de Arabieren en de Armeniërs verlaten, maar kon niet al te sterk op de loyaliteit van de Syriërs rekenen.
72. Wat moest de koning van het noorden ertoe aanzetten, en hoe moest de koning van het zuiden zich voorbereiden, en hoe liep de strijd af?
72 Keizer Aurelianus moest zijn kracht en zijn hart ertoe aanzetten om de strijd met deze strijdlustige koningin van Egypte en Syrië aan te binden. Wat haar betreft, zij moest zich op de oorlog met de koning van het noorden voorbereiden door een uitermate groot en sterk leger onder haar twee generaals Zabdā en Zabbai op de been te brengen. Aurelianus heroverde door bemiddeling van Probus eerst Egypte. Vervolgens maakte hij zich gereed voor een grote expeditie tot in Klein-Azië en Syrië. Zenobia werd met haar twee generaals te Emesa (nu Homs) verslagen en trok zich in Palmyra terug. Alhoewel deze stad door de woestijn was omgeven en derhalve goed was verschanst, slaagde Aurelianus er ten slotte in een langdurig beleg om de zwaar versterkte en goed geproviandeerde stad te slaan. Tijdens dit beleg werd de moed van Zenobia gebroken. Zij en haar zoon verlieten de stad en vluchtten naar Perzië om hulp. De Romeinen namen hen aan de oever van de rivier de Eufraat gevangen. De belegerde Palmyrenen verloren de moed en gaven hun stad over, hetgeen in 272 n. Chr. geschiedde. Aurelianus spaarde het leven van Zenobia en nam haar mee naar Rome opdat zij als zijn voornaamste buit in de grote zegetocht die hij in 274 n. Chr. door de keizerlijke hoofdstad hield, kon meelopen.c Daarna mocht zij de rest van haar leven als een Romeinse matrone slijten.
73. Hoe kwam het dat de koning van het noorden geen stand hield, doordat zijn eigen tafelgenoten zijn ondergang bewerkten?
73 Niet alleen koningin Zenobia had in de positie van koning van het zuiden geen stand kunnen houden voor de gewapende macht van Rome, maar zelfs haar overwinnaar, keizer Aurelianus, hield geen stand tegen samenzweerders. De Romeinse Senaat had hem terecht de titel van Hersteller van het Romeinse Rijk geschonken. Hij was de eerste Romeinse keizer die de diadeem droeg, terwijl hem op medailles de titels HERE en God werden gegeven. Tegen het einde van zijn zegejaar zette hij een veldtocht tegen Perzië op touw. Terwijl hij in Thracië op een gelegenheid wachtte om de zeestraat over te steken en Klein-Azië binnen te trekken, brachten zijn eigen tafelgenoten hun boze plannen tegen hem ten uitvoer en bewerkten zij zijn ondergang. Hij zou zijn secretaris Eros voor bepaalde ongeregeldheden ter verantwoording roepen. Eros stookte zekere officieren op om een samenzwering tegen de keizer op touw te zetten door een lijst met de namen van mannen die ten dode waren opgeschreven, te vervalsen en hierop onder andere de namen van deze officieren te schrijven. Het zien van deze lijst bracht hen ertoe zijn dood te beramen.
74. Hoe werd degene die vervolgens de positie van de koning van het noorden innam, door het „leger van de ander” overstroomd, zodat velen als verslagenen vielen?
74 De loopbaan van de koning van het noorden eindigde niet met keizer Aurelianus. Na hem kwamen er andere keizers en een tijdlang had men binnen het ene rijk een keizer van het westen en een keizer van het oosten. Onder deze keizers werd het leger van de koning van het noorden weggespoeld, terwijl velen, zoals in de profetie was voorzegd, ten gevolge van de invasies van barbaren uit het noorden als verslagenen vielen. Tot de vierde eeuw wist men weerstand te bieden aan deze invallen, maar in die eeuw forceerden de barbaren toch een doorbraak. De Goten of Germanen bemerkten dat de gewapende legioenen van Rome niet langer onoverwinlijk waren. Nu zij de Romeinse grenzen hadden doorbroken, volgde de ene inval na de andere. Tegen het begin van de zesde eeuw hadden zij het Romeinse Rijk in het westen uiteen doen vallen zodat in Italië, Brittannië, Gallië, Spanje en Noord-Afrika Germaanse koningen het bewind voerden. In het oostelijke deel van het rijk had Constantinopel (Byzantium) stand kunnen houden tegenover de dreigende Hun Attila, die zich vervolgens in westelijke richting begaf.
75. Hoe raakte het Romeinse Rijk ten slotte in twee delen met twee keizers verdeeld, en hoe kwam Egypte uiteindelijk onder Brits bestuur?
75 Keizer Constantijn (324-337) schonk de populaire vorm van het christendom erkenning door de staat en in 325 n. Chr. presideerde hij zelfs het concilie van Nicaea in Nicomedia, Klein-Azië, dat zo’n honderd zestig kilometer van Byzantium af ligt. Later verplaatste hij de keizerlijke residentie van Rome naar Byzantium. Aldaar riep hij op 11 mei 330 n. Chr. Byzantium tot de nieuwe keizerlijke hoofdstad uit en wijdde hij de stad als Nieuw-Rome of Constantinopel in. Er bestond echter nog steeds één Romeins Rijk. Bij de dood van de latere keizer, Theodosius, die op 17 januari 395 stierf, werd het rijk ten slotte tussen zijn zoons verdeeld. Honorius kreeg het westelijke deel en Arcadius het oostelijke gedeelte met zijn hoofdstad te Constantinopel. Egypte kwam aan Constantinopel en werd een provincie van het oostelijke deel van het Romeinse Rijk. In 641 (n. Chr.), toen Herakleios de keizer van het oosten was, viel de Egyptische hoofdstad, Alexandrië, ten prooi aan de mohammedaanse Saracenen en werd Egypte een provincie van de kaliefen of opvolgers van Mohammed. Lang daarna, in 1516-1517, werd Egypte een Turkse provincie, bestuurd door een pasja. Toen in 1914 de 1ste Wereldoorlog uitbrak, behoorde Egypte aan Turkije en werd het land door een khediv of onderkoning bestuurd. Daar de Khedive Abbas Pasja aan de zijde van de Duitsers stond, werd hij op 18 december van het jaar afgezet en werd Egypte tot een Brits protectoraat uitgeroepen, vooral met de bedoeling het Suezkanaal te beschermen.
76. Wanneer en hoe kwam er een einde aan het Oostromeinse Rijk?
76 Constantijn P. XI, die in 1448 de troon besteeg, was de laatste keizer van het Oosten. De mohammedanen hadden herhaaldelijk geprobeerd Constantinopel te veroveren. Na eeuwenlange pogingen slaagden zij er ten slotte in. De stad werd drieënvijftig dagen door de Turkse sultan Mehmed (Mohammed) II belegerd en op 29 mei 1453 ingenomen. Met deze verovering kwam er definitief een einde aan het Oostromeinse Rijk.
77. In welke lijn van bisschoppen stond een nieuwe politiek-religieuze figuur op, en wanneer werd het passend over een Oostelijk Rijk en een Westelijk Rijk te spreken?
77 In het westelijk deel van het Romeinse Rijk stond er in de katholieke bisschop van Rome, en wel in het bijzonder in de persoon van paus Leo I, de Grote — die als de werkelijke stichter van het pausdom in de vijfde eeuw bekendstaat — een nieuwe religieus-politieke figuur op. Na verloop van tijd matigde de paus zich aan de keizer van het Westromeinse Rijk te kronen. Dit gebeurde toen paus Leo III de Frankische koning Karel (de Grote) op de kerstdag in 800 n. Chr. te Rome tot keizer van het Westromeinse Rijk kroonde. Paus Leo III zei: „Aan Karel de Augustus, door God gekroond, de grote en vredelievende keizer, zij leven en overwinning”. Van toen af werd verondersteld dat de politieke heersers „bij de gratie Gods” regeerden. In een recente geschiedkundige beschrijving lezen wij echter het volgende: „De kroning van Karel de Grote was een wederrechtelijke toeëigening, want de regering te Constantinopel was nog steeds de wettige regeringsautoriteit in het Rijk”.d Dit was het geval ook al werd de troon te Constantinopel op dat moment wederrechtelijk door een vrouw, keizerin Irene (780-802), bezet. Vanaf dit tijdstip is het passend over het Oostelijke Rijk en het Westelijke Rijk te spreken, welke beide beweren christelijk te zijn. Karel de Grote voegde een tweede kop aan de arend in zijn insigne toe, hiermee te kennen gevend dat de rijken van Rome en Duitsland werden verenigd.
(Wordt vervolgd)
[Voetnoten]
a The Encyclopædia Britannica, Deel 23, blz. 651b.
b On the Road to Civilization, door Heckel en Sigman (1937), blz. 198, paragraaf 1.
c Zie Thy Kingdom Come, door C.T. Russell (1891), de bladzijden 33, 34.
d On the Road to Civilization, door Heckel en Sigman, blz. 275, paragraaf 3.