Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w61 1/11 blz. 668-671
  • Mijn doel in het leven nastreven

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Mijn doel in het leven nastreven
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1961
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • BESLUIT OM NAAR BETHEL TE GAAN
  • HET IN PRAKTIJK BRENGEN VAN DE GILEADOPLEIDING
  • LEREN EN ONDERWIJZEN OP BIJBELSTUDIËN
  • Jehovah’s leiding verheugd aanvaard
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1999
  • Ik houd al zeventig jaar ’de slip van een jood’ vast
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2012
  • Mijn doel in het leven nastreven
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1959
  • Mijn leven in Jehovah’s door de geest geleide organisatie
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1988
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1961
w61 1/11 blz. 668-671

Mijn doel in het leven nastreven

Zoals A.S. Coville dit heeft verteld

IN HET Londense East End hoorde ik op achttienjarige leeftijd voor het eerst van Jehovah’s getuigen. Mijn getrouwde zuster woonde in de buitenwijken van Londen en gewoonlijk bracht ik de weekends bij haar door. Zij bestudeerde de waarheid reeds en bezocht de vergaderingen; wanneer ik dacht dat zij in de tuin of ergens anders bezig was, wierp ik steelse blikken in de boeken van het Genootschap die naast de radio stonden. Toen ik later thuis drie door het Wachttorengenootschap uitgegeven brochures las, namelijk: Engelen, Huis en Geluk en Welvaart verzekerd, maakte de waarheid diepe indruk op mij.

Met mijn ouders had ik altijd de methodistische kerk bezocht, maar langzamerhand begon ik in plaats hiervan naar de Koninkrijkszaal te gaan. In juni 1938 nam ik het besluit aan het predikingswerk deel te nemen. Toentertijd kende men geen opleidingsprogramma, geen drie-tot-acht-minuten-toespraakjes en geen bedieningsschool. Ik herinner mij dat wij de kleine brochure Genezing voor een stuiver per exemplaar aanboden. Nadat ik met een broeder zes deuren had gedaan, zei hij: „Nu ga jij verder, dan neem ik de andere kant van de straat.” Zonder ook maar enigszins tact te gebruiken, begon ik met het predikingswerk; met behulp van de broeders en zusters en door volharding en geduld van mijn zijde, verbeterde ik mijn aanbieding.

Toen brak september 1938 aan. Ik symboliseerde mijn opdracht aan Jehovah door de waterdoop en wel gedurende het congres dat van 9 tot en met 11 september in de Royal Albert Hall te Londen werd gehouden. Een van broeder Rutherfords lezingen op dat congres was „Ziet de feiten onder de ogen”. Elk beschikbare ogenblik besteedde ik aan studie. Daar ik om naar mijn werk en weer naar huis te komen, vijfenveertig minuten in de ondergrondse moest zitten, las ik op die wijze heel wat publikaties van het Genootschap.

BESLUIT OM NAAR BETHEL TE GAAN

Het was december 1938 toen broeder Schroeder, die toen in Engeland bijkantoordienaar was, de gemeente bezocht en ik werd uitgenodigd om op Bethel te komen. Ik nam het juiste besluit. Die negen jaren op het Bethelhuis in Londen waren uitermate vreugdevol, hoewel wij gedurende de tweede Wereldoorlog enkele zeer spannende periodes moesten doormaken. Men moet werkelijk zelf bij voortdurende bombardementen gepredikt en gewerkt hebben om dit goed te kunnen begrijpen.

Ik was dankbaar dat ik buiten mijn Bethelvoorrechten ook nog gemeentedienaar mocht zijn. In deze negen jaren deed ik ook nog de ervaring op vanwege het handhaven van neutraliteit in het wereldconflict een gevangenisstraf te moeten uitzitten. Acht van de broeders van Bethel werden op dezelfde dag in hechtenis genomen en wij werden op 4 juli 1944 in vrijheid gesteld. In het jaar 1946 begonnen mijn ouders de waarheid te bestuderen en tot grote vreugde van mijn zuster en mij zagen wij hen op het congres dat in 1951 in het Wembley stadion werd gehouden, gedoopt worden.

Tegen het einde van 1947 ontving ik een brief van het bureau van de president van het Genootschap, met een uitnodiging voor de Wachttoren Bijbelschool Gilead. „Gelieve deel te nemen aan de cursus welke op 25 februari 1948 begint.” Weer moest ik een beslissing nemen; ik kon de uitnodiging nog afslaan. Ik dacht eraan dat ik rechtstreeks vanuit mijn wereldse werk naar Bethel was gegaan. Vele gedachten flitsten door mijn hoofd toen ik mijzelf afvroeg: ’Je weet, je bent nooit pionier geweest. Stel je eens voor dat je naar het buitenland wordt gestuurd om daar zendingswerk te verrichten, daar van huis tot huis moet gaan, dagelijks voortdurend in een vreemde taal moet spreken. Zul je dit kunnen volhouden?’ In december 1947 vertrokken echter vierentwintig Getuigen met bestemming New York met de Queen Elizabeth uit Engeland, en ik was één van hen.

In het begin van januari 1948 stapten wij in New York van boord en nadat wij op Bethel waren gearriveerd, werden wij in afwachting van de reis naar Gilead, naar verschillende plaatsen in en rondom New York gezonden. Nadat ik zoveel over het Bethelhuis in Brooklyn had gehoord, vond ik het buitengewoon prettig hier een paar dagen te mogen werken.

Op 25 februari begon de cursus op Gilead voor ons, en de daaropvolgende periode van vijf en een halve maand was om nooit te vergeten. Neem bijvoorbeeld eens het harde maar vreugdevolle werk (het drukke dagelijkse studieschema en bovendien de karweitjes op de boerderij), de christelijke omgang (met broeders en zusters van verschillende nationaliteiten, een voorproefje van het leven in de Nieuwe Wereld), en onze waardering (voor hetgeen de organisatie in haar liefde doet voor degenen die aan de vereisten voor een opleiding op Gilead voldoen). Ja, alles was op dat ene doel gericht — voorbereiding op het werk dat later zou volgen, beter toegerust worden om voor de „andere schapen” te kunnen zorgen.

De diploma-uitreiking vond plaats op 1 augustus 1948 en dit gebeurde voor het eerst op het grasveld vóór het pasgebouwde bibliotheekgebouw Shiloah. Toen wij Gilead verlieten, weerklonk broeder Knorrs graduatielezing nog in mijn oren: ’Het Genootschap is een menselijke organisatie, maar deze bezit ’s Heren geest en zegen en namens het Genootschap kan ik jullie zeggen dat jullie niet aan je lot zullen worden overgelaten. Wij zijn met elkeen van jullie.’ Hoe waar waren deze woorden! Sindsdien hebben velen van ons elkaar op zijn minst twee keer ontmoet, in 1953 in het Yankee stadion en nogmaals in 1958, op de speciale bijeenkomst welke gedurende de internationale ’Goddelijke wil’-vergadering in het New Rockland Palace werd gehouden.

HET IN PRAKTIJK BRENGEN VAN DE GILEADOPLEIDING

Na de Gileadschool bediende ik als kringdienaar kring nummer vier in Pennsylvanië, waardoor ik er een begin mee kon maken mijn Gileadopleiding in de praktijk toe te passen. Toen, precies een jaar nadat wij in New York van boord waren gegaan, waren zes van de oorspronkelijke groep van vierentwintig weer op de Queen Elizabeth en bevonden wij ons op de terugweg naar Europa.

Met een andere Engelse broeder werd ik als zendeling aan Frankrijk toegewezen, waar wij dagelijks van huis tot huis moesten gaan en hierbij in een vreemde taal moesten spreken. De mogelijkheid welke reeds vóór Gilead door mijn hoofd was gegaan, zou nu een feit worden. Zo kwamen wij op een mistige ochtend met de veerboot die van Southampton naar Le Havre voer, in laatstgenoemde haven aan. Nu brak het ogenblik aan waarop wij onze Gileadopleiding werkelijk in praktijk zouden brengen.

Wij werden begroet door een paar van de plaatselijke verkondigers, die zo snel Frans tegen ons spraken, dat wij het niet konden volgen. Wij lieten de kade achter ons en reden door de stad, ons toekomstige gebied in ons opnemend. Ten slotte arriveerden wij bij ons onderkomen — een zolderruimte met een laag aflopend dak — in het huis van een oudere broeder en zuster. Zij deden voor ons wat zij konden, en hoewel wij dit waardeerden, was het toch wel allemaal erg anders! Nu brak de tijd aan dat wij geduld, volharding en werkelijk geloof in Jehovah en zijn organisatie nodig zouden hebben. Langzamerhand raakten wij wat meer gewend en gingen wij aan de slag, waarbij wij ook onze eigen was deden en voor onszelf kookten.

Hoewel wij op Gilead een fundamentele kennis van de Franse taal hadden opgedaan, viel het ons moeilijk om er getuigenis in te geven. Toen ik nog in Engeland was, had men een kaart voor mij gemaakt waarop in het Frans het een en ander stond geschreven, en deze gebruikte ik om mijzelf bij de mensen in te leiden. Bij het eerste huis waar wij aanbelden, ontmoetten wij mensen die enige van de boeken van het Genootschap hadden; wij begrepen niet uit hun woorden dat zij deze hadden, maar doordat zij ze ons lieten zien, kwamen wij er achter. Wij zeiden dus voorts langzaam: „Voulez-vous lire cette carte, s’il vous plaît?” Zij antwoordden met een ware stortvloed van woorden.

Week in week uit woonden wij de Wachttoren-studie bij en doordat wij in het Frans meededen, werd onze kennis van het Frans steeds groter.

LEREN EN ONDERWIJZEN OP BIJBELSTUDIËN

Door omstandigheden buiten onze schuld konden wij niet langer dan vijf maanden blijven, zodat wij naar Engeland terugkeerden. Ik ontving een andere toewijzing, deze keer in België. Op 1 september 1949 kwam ik in België aan. Daar ik nu al met een bepaalde kennis van het Frans gewapend was en wij met vier zendelingen bij elkaar waren, leerde ik de Franse taal steeds beter beheersen. Ik kan werkelijk zeggen dat ik deze taal zowel in Frankrijk als in België door het leiden van huisbijbelstudiën het beste leerde begrijpen en spreken. Ik slaagde erin de mensen aan het verstand te brengen dat ik het op prijs zou stellen wanneer zij mij op mijn meest in het oog springende fouten bij de uitspraak en de grammatica opmerkzaam zouden maken. Terzelfder tijd kon ik hun aan de hand van Jehovah’s Woord laten zien hoe zij de „nieuwe taal” van de bijbel konden leren. Wanneer ik terugkijk, kan ik zeggen dat ik op deze wijze — door mij onder de mensen te begeven en van hen te leren, terwijl ik deze tijd eveneens benutte in het belang van hun geestelijke welzijn — veel van de taal leerde.

Gedurende mijn eerste maand in België werd er een brochureveldtocht gevoerd en verspreidde ik 514 brochures; in de zevende maand had ik het voorrecht negentien bijbelstudiën te mogen leiden.

Gedurende mijn verblijf in België zijn mij verschillende dienstvoorrechten ten deel gevallen: als zendeling, als kringdienaar, ik heb op het Bethelhuis in Brussel gewerkt en ben eveneens districtsdienaar geweest. Nadat ik Jehovah bijna zeventien jaar lang in de ongehuwde staat had gediend, trouwde ik in juli 1955 met een zuster uit de zeventiende klas van de Gileadschool die sinds mei 1945 in de pioniersdienst is geweest. Wij trouwden hier in Brussel en in de afgelopen vijf jaar zijn wij te zamen in België blijven dienen.

Het zendingswerk vormt een gelukkig leven. Ik moet zeggen dat die paar maanden in Frankrijk vlak na Gilead, tot op heden de moeilijkste waren; ik ben nu echter blij dat ik het toen niet heb opgegeven, want door dergelijke ervaringen wordt men voor toekomstige beproevingen gehard.

Ik verheug mij erover dat ik in december 1938 het besluit nam om naar het Bethelhuis in Londen te gaan, want dit heeft mij overvloedige zegeningen geschonken, en wij zullen nog vele voorrechten meer ontvangen, indien wij de houding van Jesaja tot de onze maken: „Hier ben ik, zend mij.” Wanneer men beslissingen moet nemen, is het goed om de kosten te berekenen, maar hij die een beslissing neemt ten gunste van het Koninkrijk en de belangen hiervan, zal nooit bedrogen uitkomen.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen