Geloof in geloof — Is dat uw geloof?
Geloof is belangrijk, maar geloof waarin? In geloof zelf of in God en zijn Woord, de bijbel?
HEEFT u ooit wel eens de verklaring gehoord of misschien zelf gezegd: „Wat een mens gelooft is niet belangrijk, zolang hij maar gelooft”? Wist u dat dit door bepaalde toonaangevende Oosterse religiën wordt geleerd? Ja, ze beweren dat de leer of leerstellingen niet belangrijk zijn, maar dat religie als zodanig, welke religie het ook betreft, goed is. Een schrijver van een speciale artikelenserie in het Amerikaanse maandblad Cosmopolitan schreef eens over deze huidige neiging: „Wij hebben een vreemd soort van een religieuze uiting ontwikkeld, welke door de socioloog W. Herberg ’geloof in geloof’ wordt genoemd.” Wanneer hij voorts de aandacht vestigt op de personen die in het Amerikaanse radioprogramma „Dit geloof ik”, en in het gelijknamige boek, hun mening onder woorden brachten, merkt hij op dat „maar weinige of in het geheel geen personen zeggen wat zij geloven, maar dat iedereen zich geheel en al ten gunste van geloven uitspreekt.
Opmerkingen zoals: ’Ik geloof in de mensen, in een zuivere, onvervalste mensheid’, zijn nog het concreetst. Anderen zeggen: ’Ik put kracht uit het veelbelovende feit dat de wereld voedselvoorraden bevat die voldoende zijn voor de gehele bevolking.’ Weer anderen bevestigen dat zij toegewijd zijn aan . . . ’De grote onbekende’, welke ook de Kracht, de Tegenwoordigheid, het Opperwezen, de Levenskracht en de Grote Kunstenaar wordt genoemd, terwijl anderen hem de naam Natuur, Inspiratie en God geven”.
Geloof in geloof is echter geen geloof! Geloof kan net zo min in of op geloof berusten, als wij op onze voeten kunnen lopen wanneer wij er geen grond onder hebben of een ton op haar bodem kan staan wanneer er niets onder is. Geloof in geloof is slechts een kwestie van gevoel, een gewoonte, een emotionele toestand. Het is nauw verwant aan lichtgelovigheid en bijgeloof. Noch geloof in geloof, noch lichtgelovigheid of bijgeloof hangt van feiten of logica af. Met waar geloof is dit echter wel het geval. Paulus verklaarde dat kennis aan geloof moet voorafgaan: „Hoe zullen zij dan Hem aanroepen, in wien zij niet geloofd hebben? Hoe geloven in Hem, van wien zij niet gehoord hebben? . . . Zo is dan het geloof uit het horen, en het horen door het woord van Christus.” — Rom. 10:14, 17.
DE EERSTE STAP
Wij zetten dus de eerste stap op de weg van geloof, wanneer wij de feiten van het eindeloze universum, het ontwerp en de orde ervan, zijn macht en schoonheid, in ogenschouw nemen en dan op grond van deze bewijzen gaan redeneren. Doen wij dit, dan komen wij onontkoombaar tot de conclusie dat Gods „onzichtbare hoedanigheden . . . van de schepping der wereld af duidelijk [worden] gezien, omdat ze uit het geschapene worden begrepen, zelfs zijn eeuwige kracht en Godheid, zodat zij niet te verontschuldigen zijn” voor hun weigering het bestaan van de Schepper, Jehovah God, te erkennen. — Rom. 1:20, NW.
God verwacht evenwel niet van ons dat wij ons geloof enkel en alleen maar baseren op hetgeen zijn zichtbare schepping, de „Natuur” genoemd, betreffende hem openbaart. De Natuur kan ons niet vertellen waarom wij ons hier bevinden, of wat onze bestemming zal zijn. Ze schenkt ons ook geen verlichting ten aanzien van Gods naam of zijn gerechtigheid, barmhartigheid en liefde. Er kan worden gezegd dat kennis hiervan veel belangrijker is voor ons geloof en daarom heeft God ons een geschreven Boek, de bijbel, verschaft. Ten einde God te behagen, moeten wij niet alleen geloven dat hij bestaat, maar ook dat hij „een beloner is voor wie Hem ernstig zoeken”. Wij zoeken God ernstig als wij zijn Woord bestuderen en ons leven met zijn rechtvaardige beginselen in overeenstemming trachten te brengen. — Hebr. 11:6.
In de New World Translation van de bijbel blijkt uit de eerste keer dat geloof wordt genoemd, dat Abraham geloof oefende. Waarin? In geloof? Neen, maar geloof in God, in hetgeen God voor Abraham beloofde te doen. God beloofde en Abraham handelde in overeenstemming hiermee. Waarom? Omdat hij kennis bezat; hij wist dat God betrouwbaar was en de middelen bezat om zijn beloften na te komen, en dat hij zelfs, indien nodig, Isaäk uit de doden kon opwekken. Dat was geloof en als gevolg hiervan werd Abraham „de Vader . . . van allen, die geloven”, genoemd, en werd hem de belofte gegeven dat „alle natiën der aarde zich stellig door bemiddeling van uw zaad [zullen] zegenen”. — Gen. 15:6; Hebr. 11:17-19; Rom. 4:11, PC; Gen. 22:18, NW.
Zo is het ook met ons. Wij moeten als een basis voor ons geloof, kennis bezitten. Zouden wij erover denken om in ruil voor een cheque welke is uitgeschreven door een vreemdeling die wij totaal niet kennen en nog nooit hebben gezien, geld uit te betalen? Natuurlijk niet! Wij zouden bepaalde inlichtingen over hem willen hebben, voordat wij geloof in hem zouden stellen en zijn cheque zouden verzilveren. Zo kunnen wij ook niet werkelijk geloof in Jehovah God oefenen tenzij wij hem „kennen”.
Een studie van Gods Woord schenkt ons niet alleen een gezonde basis voor geloof in hem en in zijn beloften, maar helpt ons tevens om geen geloof meer te stellen in zwakke, onvolmaakte mensen. De psalmist raadt ons daarom aan: „Stel uw vertrouwen niet op vorsten, niet op een mens die toch niet kan helpen.” Waarom niet? Omdat, als ’zijn geest hem begeeft, hij terugkeert tot stof; terzelfder tijd is ’t uit met al zijn plannen!’ Evenzo is het dwaas om geloof te stellen in stoffelijke goederen. Rijkdom maakt zich niet alleen ’vleugels, terwijl hij als een arend ten hemel vliegt’, maar in de dag van Gods toorn, welke zo nabij is, ’baat rijkdom niet’. Zij die in God en zijn Zoon-Koning, Jezus Christus, geloven, zullen echter „niet beschaamd uitkomen”. — Ps. 146:3, 4, KB; Spr. 23:4, 5; 11:4; 1 Petr. 2:6.
Paulus vertelt ons dat „geloof . . . de verzekerde verwachting [is] van datgene waarop men hoopt, de duidelijke demonstratie van werkelijkheden die toch niet worden gezien”. Merk op dat geloof niet wederkerend is, niet geloof in geloof, maar dat het naar personen en dingen uitgaat. Het is overtuigd van dingen ook al zijn deze niet zichtbaar — doordat óf het onderwerp van iemands geloof geestelijk en daarom onzichtbaar is, óf de dingen waarin men gelooft, nog in de toekomst liggen. Wij zouden daarom kunnen zeggen, dat geloof zich in verticale richting uitstrekt, naar de hemelen, waar het Jehovah God, Jezus Christus en de ontelbare andere geestelijke schepselen aldaar ziet, en ook in horizontale richting, terug naar het begin van de schepping en vooruit, naar de vervulling van Gods beloften in de ververwijderde toekomst, namelijk, de volledige rechtvaardiging van Gods naam en de volle verwezenlijking van zijn voornemens betreffende de aarde en de mens. En geloof zelf, zo zegt de apostel Paulus, is de duidelijke demonstratie van deze dingen. — Hebr. 11:1, NW.
EEN GEZONDE BASIS
Gods Woord verschaft ons een gezonde basis voor ons geloof, door ons Gods naam, Jehovah, en hetgeen zijn voornaamste kwaliteiten of hoedanigheden zijn, namelijk, macht, wijsheid, gerechtigheid en liefde, te onthullen. Zijn Woord deelt ons niet alleen mee dat God deze hoedanigheden bezit, maar spreekt ook over de wijze waarop hij met zijn schepselen handelde, hierbij voortdurend deze hoedanigheden demonstrerend, zodat wij volledig op hem kunnen vertrouwen. — Ps. 62:12; 89:15; Spr. 2:6; 1 Joh. 4:8.
Toen Jezus toonde dat wij ook in Gods Zoon moeten geloven, zei hij: „God heeft de wereld zozeer liefgehad, dat hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat een ieder die in hem geloof oefent, niet vernietigd zou worden, maar eeuwig leven zou hebben.” Voorts verklaarde hij nog: „Dit betekent eeuwig leven, dat zij kennis tot zich nemen van u, de enige waarachtige God, en van hem die gij hebt uitgezonden, Jezus Christus.” — Joh. 3:16; 17:3, NW.
Daar geloof eveneens „de verzekerde verwachting [is] van datgene waarop men hoopt”, volgt hieruit dat wij ook een kennis moeten bezitten van de dingen waarop wij kunnen en moeten hopen. Ook nu weer verschaft Gods Woord ons de benodigde kennis. Het verzekert ons dat op deze aarde paradijstoestanden hersteld zullen worden en dit op wereldomvattende schaal, en dat men verwachten kan dat dit herstellingswerk binnen de huidige generatie zal beginnen. Dan zal niemand „kwaad doen noch verderf stichten . . . want de aarde zal vol zijn van kennis des HEREN, zoals de wateren den bodem der zee bedekken”. De gehele mensheid zal in de aanbidding van de enige ware God, Jehovah, verenigd zijn. Dan zal God ook „alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geklaag, noch moeite zal er meer zijn”. Ja, alles zal werkelijk nieuw worden gemaakt. — Jes. 11:9; Openb. 21:4, 5.
Inderdaad, wij hebben niet alleen Gods boek der natuur dat ons over God vertelt, maar ook nog zijn geschreven Woord, de bijbel, zodat wij een vaste basis voor ons geloof bezitten; wij kunnen dus net zo’n handelwijze aan de dag leggen als de inwoners van Berea in vroeger tijden, die de Schrift dagelijks zorgvuldig onderzochten om te zien of de dingen die in naam van het christendom tot hen werden gebracht, door Gods Woord werden ondersteund of niet. Daarom schreef de apostel Paulus aan Timótheüs: „De hele Schrift is door God ingegeven, en is nuttig tot onderrichting, weerlegging, terechtwijzing en opvoeding in de gerechtigheid; opdat de man Gods er door volmaakt zou worden, en toegerust tot ieder goed werk.” In dit schriftuurlijke getuigenis is klaarblijkelijk geen plaats voor louter een gevoelsreligie of voor een geloof dat op de geesteshouding van geloof is gebaseerd. — Hand. 17:11; 2 Tim. 3:16, 17, PC.
HUN VRUCHTEN
Hoe dwaas het is er een geloof dat op geloof is gebaseerd, op na te houden, ziet men duidelijk in de christenheid en speciaal in de Verenigde Staten: men heeft nog nooit zoveel aan religie gedaan en toch heeft het leven van de mensen nog nooit zo weinig van christendom getuigd.
Zou u een werkelijk levend geloof willen bezitten, dat op een vast fundament is gebouwd en dat u zal helpen de vruchten voort te brengen welke u Gods goedkeuring en zegen zullen verschaffen? Neem dan kennis van Gods Woord tot u, bestudeer het met de hulpmiddelen waarin God zo goedgunstig heeft voorzien. Handel overeenkomstig die kennis, zoals de wijze man die zijn huis op een rotsmassa bouwde. Breng uw leven in overeenstemming met Gods rechtvaardige vereisten. Zoek omgang met degenen die dezelfde geestesgesteldheid bezitten en vertel vervolgens, wanneer u hiertoe in de gelegenheid bent, anderen over hetgeen u hebt geleerd. Wanneer u dit doet, zult u er blijk van geven dat u een levend geloof hebt; houd voorts goed in gedachten, dat „wie den wil van God doet, . . . tot in eeuwigheid” blijft. — 1 Joh. 2:17.