Damaskus — Een woestijnjuweel
TEGEN de Syrische bergen van de Anti-Libanon aan gevlijd en met de uitgestrekte Syrische woestijn vóór zich, is Damaskus een groene, glinsterende oase in een verlaten woestenij. Doordat er van de hoge bergen achter haar overvloedige hoeveelheden water naar beneden bruisen, is de stad reeds sedert aloude tijden een verfrissende stopplaats voor de karavanen die tussen Babylon, Palestina en Egypte trekken. Zolang er mensen in deze streek woonden, was de plek waar Damaskus ligt zeer beslist dé plaats voor een stad.
De geschiedenis van deze stad gaat helemaal terug tot de tijd van Abraham, die meer dan 1900 jaar voor de komst van Jezus Christus leefde. Zoals de bijbel in Genesis 15:2 onthult, kwam Abrahams dienstknecht Eliézer uit deze stad. Ze wordt eveneens in Genesis 14:15 genoemd om aan te geven tot hoever naar het noorden Abraham de vier koningen die zijn neef Lot hadden weggevoerd, achtervolgde. In de dagen van koning David werd ze bezet en kwam er een garnizoen te liggen, maar onder het bestuur van Davids zoon Salomo rukte de stad zich los en werd ze onafhankelijk.
Door haar betrekkelijk afgelegen ligging was de stad min of meer aan de genade van binnenvallende legers overgeleverd, en wel in het bijzonder aan die welke vanuit het oosten naar Palestina trokken. Ze werd door de Assyriërs, de Babyloniërs, de Perzen, de Grieken en de Romeinen ingenomen. In de loop van haar lange geschiedenis werd ze herhaaldelijk door binnenvallende soldaten geplunderd en werden haar voornaamste burgers minstens twee maal in ballingschap weggevoerd.
De stad ligt ongeveer 670 meter boven de zeespiegel op een plateau. Daar ze een behoorlijk eind boven de hete woestijn is gelegen, heerst er een aangename temperatuur die ’s zomers varieert van 27 tot 31 graden Celsius. ’s Winters daalt de temperatuur zelden beneden de 7 graden Celsius. Twee rivieren die hun oorsprong vinden in de bergen, voorzien het gebied rond Damaskus van water, waardoor men er een overvloedige vegetatie vindt. Voor reizigers die uit de hete, droge woestijn kwamen, was Damaskus zo ongeveer de schoonste stad ter wereld. Haar dichters noemden de stad „De parel van het Oosten” en „Het oog van de woestijn”.
In bijbelse tijden werden de twee rivieren de Abana en de Parpar genoemd. Dit waren de rivieren waarvan de melaatse Naäman die van Damaskus naar Elisa kwam om genezen te worden, melding maakte. Toen hem werd gezegd zeven keer in de modderige Jordaan te baden, werd hij woedend. „Zijn de Abana en de Parpar, de rivieren van Damaskus, niet beter dan alle wateren van Israël?” (2 Kon. 5:12). Deze rivieren deden meer voor het land rond Damaskus, dan de Jordaan voor Palestina kon doen, want laatstgenoemde rivier stroomt door diepe, rotsachtige kanalen. Het was daarom heel natuurlijk, dat Naäman in bepaalde opzichten trots was op de rivieren die Damaskus verfraaiden.
BELANGRIJKE HANDELSROUTE
De internationale handelsroute uit de richting Babylon volgde de rivier de Eufraat naar het noorden tot aan een punt ten noordoosten van Damaskus. Dan boog ze af, de woestijn in, naar het ongeveer vierhonderd tachtig kilometer verder gelegen Damaskus. Wanneer de kooplieden dit groene juweel in een droge woestenij bereikten, konden zij uitrusten en hun watervoorraden aanvullen. Zoals verwacht kon worden, brachten de karavanen wanneer ze, op weg naar nog verder gelegen plaatsen, in Damaskus stilhielden, heel wat handelsactiviteit in deze stad teweeg. De handel die deze doortrekkende kooplieden dreven, is waarschijnlijk belangrijker geweest dan de andere handel van de stad.
Een van Damaskus in westelijke richting lopende handelsroute vormde een verbinding met Tyrus, een havenstad aan de Middellandse Zee. De handel tussen Tyrus en Assyrië liep via Damaskus. In ruil voor allerlei fabrikaten die uit Tyrus kwamen, kon Damaskus produkten als wol en wijn leveren. De profeet Ezechiël spreekt hierover wanneer hij tot Tyrus de volgende woorden richt: „Damaskus dreef handel met u om uw vele voortbrengselen, vanwege den overvloed aan vele goederen, om wijn van Chelbon en wol van Sachar.” — Ezech. 27:18.
Er liepen van Damaskus drie handelsroutes naar het zuiden, waardoor Palestina en Egypte met de druk bereisde route tussen Damaskus en de steden bij de Eufraat in het oosten in verbinding stonden. De belangrijkste route liep langs de noordwestzijde van de Zee van Galiléa en baande zich een weg naar de havenstad Joppe, waar ze aansloot op de grote kustweg. Vandaar liep ze zuidwaarts langs de kust, deed hierbij de Filistijnse stad Gaza aan en kwam via Gosen in Egypte.
De tweede handelsroute splitste zich af van de zuidelijke Damaskusweg, liep langs de zuidoostkant van de Zee van Galiléa, leidde vervolgens zuidwaarts door het centrum van Palestina, deed Jeruzalem, Hebron en Berseba aan en eindigde ten slotte te Memfis in Egypte.
De derde route vanuit Damaskus stond bekend als ’de koninklijke weg’. Ze hield de oostkant van de Jordaan en lag van de rivier af gerekend ongeveer negenentwintig kilometer landinwaarts. Het was de grote verkeersweg door Moab en Edom, de weg die de Edomieten de Israëlieten in de dagen van Mozes, toen dezen zeiden, „Den koninklijken weg zullen wij gaan”, niet toestonden voor hun doortocht te gebruiken (Num. 20:17). Naar men gelooft, is dit de weg die door de Elamitisch-Babylonische koningen in Abrahams tijd werd gebruikt, toen zij de koningen van Sodom, Gomorra, Zoar, Adama en Zeboïm, steden die bij de Dode Zee lagen, aanvielen. Hoogst waarschijnlijk volgden zij de gebruikelijke route door de woestijn naar Damaskus en trokken zij toen over de koninklijke weg naar het zuiden.
De koninklijke weg verbond Damaskus met de belangrijke haven Ezeon-Geber aan de Rode Zee. Van hier zwenkte deze route naar het westen, stak het schiereiland Sinaï over en kwam ten zuiden van de andere routes Egypte binnen. Zo stond Damaskus via drie grote verkeerswegen met Egypte en het grootste deel van Palestina in verbinding. Ten aanzien van de handel die de steden in dit uitgestrekte gebied met de grote oostelijke rijken langs de Eufraat voerden, nam Damaskus een sleutelpositie in. Ongetwijfeld werd de stad om deze reden als een van de tien steden in de Griekse Dekápolis opgenomen, hoewel ze aanzienlijk noordelijker lag dan de andere steden. Als een plaats die voor de mensen in het Midden-Oosten in economisch opzicht van strategische betekenis was, en als een verfrissend groene oase in de woestijn, verwierf ze zich de reputatie van een woestijnjuweel.
Toen Saulus van Tarsus deze stad Damaskus naderde om aldaar een vervolging tegen de christenen in te zetten, sloeg een helder licht uit de hemel hem plotseling met blindheid en berispte de verheerlijkte Jezus Christus hem vanwege zijn activiteiten. Slechts enkele dagen later zond Jezus Ananías, een van de christenen die Saulus had willen arresteren, naar hem toe om zijn gezicht te herstellen en hem in De Weg te onderrichten. Hij vond hem in een huis dat gelegen was aan een straat die de Rechte werd genoemd, in die dagen een schitterende hoofdweg. Toen Saulus echter door ijverige prediking in het openbaar zijn ijver voor zijn pas-gevonden geloof had gedemonstreerd, smeedden de joden in de stad na verscheidene dagen een plan om hem om het leven te brengen, en moest hij zich ’s nachts in een mand die men door een opening in de stadsmuur naar beneden liet zakken, buiten hun bereik brengen. — Hand. 9:1-25, NW.
Hoewel Damaskus als handelscentrum in betekenis is achteruitgegaan, heeft de stad tot op de huidige dag haar reputatie van vruchtbare oase behouden en is ze ook nog steeds een plaats waar getrouwe christenen dezelfde waarheden prediken als die welke daar door Ananías, Saulus en andere getrouwe christenen werden bekendgemaakt.
[Kaart op blz. 261]
(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)
Damaskus
Zee van Galiléa
Middell. Zee