Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w65 1/9 blz. 542-544
  • Vragen van lezers

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Vragen van lezers
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1965
  • Vergelijkbare artikelen
  • Stefanus, een man ‘die Gods gunst en kracht had’
    ‘Geef grondig getuigenis over Gods Koninkrijk’
  • Vragen van lezers
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2005
  • Stefanus
    Hulp tot begrip van de bijbel
  • Stéfanus wordt gestenigd
    Mijn boek met bijbelverhalen
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1965
w65 1/9 blz. 542-544

Vragen van lezers

● Kan er terecht worden gezegd dat Jehovah’s getuigen een bekeringswerk verrichten of proselieten maken?

Volgens Webster’s Third New International Dictionary betekent bekeren „overhalen of overreden (een persoon of groep) tot een bepaalde geloofsovertuiging, opvatting, handelwijze, partij, of een bepaald beginsel, dikwijls van een daarvóór ingenomen standpunt” of „een geestelijke bekering teweegbrengen bij (zoals een religieuze bekering bij een persoon of groep)”. Een proseliet wordt omschreven als „iemand die van het ene religieuze geloof tot het andere bekeerd is”. Proselieten maken, wil dus zeggen „van de ene religie, geloofsovertuiging, opinie of partij tot een andere bekeren”. Een proselietenmaker is daarom „iemand die proselieten maakt of tracht te maken”.

In bijbelse tijden bekeerden enkele buitenlanders zich tot de joodse religie. In de christelijke Griekse Geschriften werd naar hen verwezen met het Griekse woord proselytos, dat wil zeggen „iemand die overgekomen is naar het judaïsme, een bekeerling, proseliet” (A Greek-English Lexicon, door Liddell, Scott en Drisler, 1849, bladzijde 1272). In de Schrift en door Jezus zelf werden zulke personen proselieten genoemd, alhoewel dit woord in de Griekse Geschriften niet van toepassing wordt gebracht op degenen die tot het christendom werden bekeerd. (Zie Matthéüs 23:15; Handelingen 2:10; 6:5; 13:43, NW.) Overeenkomstig dat wat er in moderne woordenboeken staat aangegeven, zou er evenwel gezegd kunnen worden dat een persoon die zich van een andere religie afkeert en het christendom gaat aanhangen, een bekeerling of een proseliet genoemd kan worden.

Het Griekse woord voor „bekeren” is strepho, dat „keren” betekent. In Matthéüs 18:3 is het in de Nieuwe-Wereldvertaling van de Christelijke Griekse Geschriften met „omkeren” weergegeven, want Jezus zegt daar: „Indien gij u niet omkeert en wordt als jonge kinderen, zult gij het koninkrijk der hemelen geenszins binnengaan.” Een aanverwant woord, epistrepho, dat „zich (ergens heen) wenden” of „zich keren naar, tegen” betekent, wordt in Jakobus 5:20 (NW) gebruikt, waar staat: „Weet dan dat hij die een zondaar van de dwaling zijns wegs doet terugkeren, diens ziel van de dood zal redden en een menigte van zonden zal bedekken.” Het Griekse zelfstandige naamwoord epistrophe, dat verwant is aan epistrepho, betekent „het zich (ergens heen) wenden, het zich omdraaien, bekering” en werd in Handelingen 15:3 (NW) gebruikt. In Handelingen 15:1-3 (NW) trachtte Lukas niet de indruk te vermijden dat de vroege christenen bekeerlingen maakten. Neen, want nadat hij had verteld hoe Paulus, Barnabas en anderen eropuit werden gezonden om bij de apostelen en oudere mannen te Jeruzalem inlichtingen betreffende de besnijdenis in te winnen, verklaarde hij dat deze mannen op hun reis „hun weg [vervolgden] door Fenicië en Samaria, en zij vertelden uitvoerig over de bekering van mensen uit de natiën”. Wanneer personen in die tijd het christendom aannamen, waren zij derhalve bekeerd. — Zie An Expository Dictionary of New Testament Words, door W.E. Vine, de bladzijden 238, 239.

Jezus zei tot zijn volgelingen: „Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, . . . en leert hen onderhouden alles wat ik u geboden heb” (Matth. 28:19, 20, NW). Werd het hun niet opgedragen proselieten, discipelen, te maken? Stellig, en Christus’ volgelingen in deze tijd doen hetzelfde. Indien het dus op het maken van proselieten neerkwam wanneer heidenen van hun valse aanbidding werden afgekeerd en ertoe werden gebracht het judaïsme te aanvaarden, komt het hier eveneens op neer wanneer heidenen tot het christendom worden gekeerd. Vanzelfsprekend gebruiken zij geen dwang of onchristelijke methoden bij hun predikingswerk. Er wordt geen druk uitgeoefend om iemand tot bekering te brengen. In plaats daarvan onderwijzen Jehovah’s christelijke getuigen thans bijbelse waarheden. Degenen die rechtvaardig van hart zijn, reageren gunstig op de waarheid. Iemand wordt niet door de persoonlijke kracht van de bedienaar van het evangelie veranderd, want Christus zei: „Niemand kan tot mij komen, tenzij de Vader, die mij heeft gezonden, hem trekt” (Joh. 6:44, NW). De waarheid van Gods Woord, zoals deze door Jehovah’s getuigen wordt gepredikt, bevrijdt personen uit religieuze knechtschap (Joh. 8:32, NW). Degenen die de waarheidsboodschap horen, moeten ieder voor zich beslissen of zij ze al dan niet zullen aanvaarden. Zij bepalen zelf of zij zich zullen omkeren, een verandering in hun leven zullen aanbrengen, ermee zullen ophouden naar dit samenstel van dingen gevormd te worden en personen zullen worden die tot het ware christendom zijn bekeerd. — Rom. 12:2, NW.

Jehovah’s getuigen doen echter een werk dat bestaat in het maken van proselieten, een bekeringswerk, evenals de vroege christenen dit deden. Ten gevolge van hun bediening hebben honderdduizenden personen Babylon de Grote verlaten. En wij zien vreugdevol uit naar de toekomst, want er blijft nog steeds enige tijd over waarin ook anderen de waarschuwing ter harte kunnen nemen: „Gaat uit van haar, mijn volk.” — Openb. 18:4, NW.

● Dienen wij met het oog op wat er in het boek „Babylon the Great Has Fallen!” God’s Kingdom Rules! staat, te begrijpen dat de „grote verdrukking”, waarover in Matthéüs 24:21, 22 (NW) wordt gesproken, alleen betrekking heeft op wat er te Armageddon gebeurt?

Op de bladzijden 629 en 630 van het boek „Babylon the Great Has Fallen!” God’s Kingdom Rules! wordt gezegd: „Daar het zevenkoppige, tienhoornige wilde beest en de valse profeet symbolen zijn, worden ze in de eindafrekening apart van de ’koningen der aarde en hun legers’ behandeld. Wanneer deze symbolische dingen worden verbrand, zullen alle wereldeenheid op het gebied van politieke organisatie en alle politieke verdragen voor het aangezicht van de overwinnende Berijder van het witte paard verbroken worden. Er zal wilde verwarring en desorganisatie zijn, zoals in andere profetieën is voorzegd. Toen Jezus Christus op aarde was, voorzei hij dit met de volgende woorden: ’Er zal dan zulk een grote verdrukking zijn als er sedert het begin der wereld tot nu toe niet is voorgekomen, en ook niet meer zal voorkomen. Indien die dagen trouwens niet werden verkort, zou geen vlees worden gered; maar ter wille van de uitverkorenen [het overblijfsel van de nog op aarde vertoevende 144.000] zullen die dagen worden verkort.’”

Het boek bespreekt in deze paragraaf slechts het laatste gedeelte van de „grote verdrukking”. Het wil hiermee niet te kennen geven dat de „grote verdrukking” alleen in Armageddon voorkomt. Neen, want in de volgende paragraaf, op bladzijde 630, staat te lezen: „Te Har–Magedon, waar het hoogtepunt van die ’grote verdrukking’ wordt bereikt, zullen de koningen en hun legers en zij die het merkteken van het ’wilde beest’ hebben, allen als een voltrekking van het doodsoordeel, dat gelijk een ’lang zwaard’ uit de mond van de overwinnende Koning der koningen komt, worden ’afgeslacht’.

Let eens op de uitdrukking „het hoogtepunt van die ’grote verdrukking’”, wanneer er op Armageddon wordt gedoeld. Alhoewel er in de genoemde paragrafen dus over het laatste gedeelte van de „grote verdrukking” wordt gesproken, sluiten ze niet het feit uit dat deze verdrukking voor een deel ook vóór Armageddon plaatsheeft.

Dit is derhalve geen nieuwe gedachte over Matthéüs 24:21, 22 (NW), waardoor de toepassing ervan alleen tot Armageddon beperkt zou worden. De toepassing is tweevoudig, ten eerste op de verdrukking die Jehovah over Satan en zijn organisatie bracht toen Zijn zoon Christus Jezus, te beginnen in 1914, in de hemel tegen Satan en zijn demonen streed. Die verdrukking over Satan en zijn organisatie werd in 1918 tot staan gebracht opdat Jehovah’s gezalfde overblijfsel bijeenvergaderd kon worden. De tweede toepassing, die waarover in het boek wordt gesproken, heeft betrekking op de tijd wanneer de „grote verdrukking” tegen Satan en zijn organisatie te Armageddon wordt hervat.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen