Vragen van lezers
● In Efeziërs 5:3 staat: „Laat hoererij . . . onder u zelfs niet ter sprake komen.” Is het derhalve niet zondig om over hoererij te spreken of iets over dit onderwerp te publiceren? — M. N., V.S.
In Efeziërs 5:1-5 gaf de apostel Paulus de volgende geïnspireerde vermaning: „Laat hoererij en allerlei onreinheid of hebzucht onder u zelfs niet ter sprake komen, zoals het heiligen past; ook geen schandelijk gedrag noch dwaas gepraat noch ontuchtig gescherts, welke dingen niet welvoeglijk zijn, doch veeleer dankzegging. Want dit weet en erkent gij, dat geen hoereerder of onreine of hebzuchtige — hetgeen wil zeggen een afgodendienaar te zijn — enig erfdeel heeft in het koninkrijk van de Christus en van God.” Het spreekt vanzelf dat de apostel zelfs in dit geval hoererij ter sprake bracht, waarbij hij krachtig aantoonde dat een hoereerder geen „erfdeel heeft in het koninkrijk van de Christus en van God”. Er zijn dus tijden dat het helemaal niet zondig is om hoererij ter sprake te brengen of er gewag van te maken.
Paulus drong er bij de Efeziërs op aan op hun gedrag, spraak en gedachten te letten. Zij moesten navolgers worden van God, die in alle opzichten volmaakt, rein en rechtschapen is. Hoererij diende onder hen derhalve beslist geen geregeld onderwerp van gesprek te zijn. Zij dienden niet wellustig immorele daden te beschrijven en over hoererij te spreken met de bedoeling op enigerlei wijze sensueel genot uit een dergelijk gesprek te putten.
Zou iemand echter het standpunt innemen dat het altijd zondig is om iets over hoererij te lezen, dan zou hij voor zichzelf bepaalde schriftgedeelten als leesmateriaal moeten schrappen. Dit zou God niet behagen, want niemand heeft het recht iets aan de Schrift te veranderen (Deut. 4:2; Spr. 30:5, 6; Openb. 22:18, 19). Ja, de bijbel zelf spreekt een aantal malen openhartig over hoererij, terwijl degenen die hoererij bedrijven, erin worden veroordeeld. Er staat bijvoorbeeld in de Schrift: „Ontvliedt de hoererij.” „Want dít wil God, de heiliging van u, dat gij u onthoudt van hoererij.” „Maar wat de [hoereerders] betreft . . . hun deel zal zijn in het meer dat met vuur en zwavel brandt. Dit betekent de tweede dood” (1 Kor. 6:18; 1 Thess. 4:3; Openb. 21:8). Sommigen vinden het misschien onkies het schriftuurlijke standpunt ten aanzien van hoererij te bespreken. Anderen zullen zich beslist niet volgens ’de letter van de wet’ aan bepaalde schriftgedeelten willen houden, en datgene wat in Efeziërs 5:3 staat, persoonlijk overtreden. Christenen weten echter dat de schriftuurlijke waarschuwingen voor hoererij een bescherming vormen voor personen die rechtvaardigheid nastreven.
Het Wachttorengenootschap publiceert in zijn uitgaven derhalve af en toe op de bijbel gebaseerde inlichtingen over hoererij. Zo is er in de Ontwaakt! van 22 augustus 1966 bijvoorbeeld een artikel verschenen, getiteld „Keurt u geestelijke hoererij goed?” Terwijl hierin het opzienbarende feit wordt onthuld dat vele geestelijken hoererij inderdaad goedkeuren, wordt aan de hand van de Schrift aangetoond dat de Almachtige God deze praktijk afkeurt.
Is het belangrijk te beseffen dat Jehovah God hoererij veroordeelt en is het gebiedend noodzakelijk deze praktijk persoonlijk te schuwen? Ja, inderdaad, want de apostel Paulus schreef openhartig onder goddelijke inspiratie: „Wat! Weet gij niet dat onrechtvaardigen Gods koninkrijk niet zullen beërven? Wordt niet misleid. Noch hoereerders, noch afgodendienaars, noch overspelers, noch mannen die er voor tegennatuurlijke doeleinden op na worden gehouden, noch mannen die bij mannen liggen, noch dieven, noch hebzuchtige personen, noch dronkaards, noch beschimpers, noch afpersers zullen Gods koninkrijk beërven.” — 1 Kor. 6:9, 10.