Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w67 15/4 blz. 229-237
  • ’s Mensen millennium onder Gods koninkrijk — Waarom letterlijk

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • ’s Mensen millennium onder Gods koninkrijk — Waarom letterlijk
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1967
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • DE TIJD OM TE REGEREN
  • OP DE TIJD VOORUITGELOPEN
  • FIGUURLIJK MILLENNIUM FOUTIEF GEBLEKEN
  • Wat is het millennium?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1980
  • Ons nu organiseren voor de toekomstige duizend jaar
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1989
  • De voordelen van ’s mensen millennium
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1967
  • De apocalyps — Iets om bang voor te zijn of om naar uit te zien?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1999
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1967
w67 15/4 blz. 229-237

’s Mensen millennium onder Gods koninkrijk — Waarom letterlijk

1. Waarop wordt het woord „millennium” toegepast, en welke vraag rijst er met betrekking hiertoe?

MILLENNIUM betekent een tijdsperiode van duizend jaar. Dit lange woord is samengesteld uit twee Latijnse woorden, die wij in de Latijnse vertaling van het laatste boek van de bijbel, in Openbaring 20:2-7, vinden, namelijk mille anni, hetgeen „duizend jaren” betekent. Volgens deze bijbelverzen moet Jezus Christus gedurende duizend jaar over de mensheid regeren. Omdat hij overeenkomst vertoont met de eerste mens op aarde, namelijk Adam, wordt hij „de laatste Adam” genoemd. De „eerste mens, Adam,” zondigde evenwel tegenover God en leefde minder dan duizend jaar, ofte wel 930 jaar (Gen. 5:1-5; 1 Kor. 15:45-49). Daar het boek Openbaring een profetisch boek is, dat grotendeels in symbolische taal is geschreven, is er veel gesproken over de vraag of de duizend jaar van Christus’ heerschappij als koning letterlijk zijn of figuurlijk, symbolisch.

2. Wat zegt Openbaring 20:4-6 over het millennium?

2 Laten wij, ten einde het antwoord op deze belangrijke vraag te gaan verkrijgen, de profetische verzen over Christus’ regering, in Openbaring 20:4-6, lezen: „En ik zag tronen en zij namen daarop plaats en hun werd het oordeel gegeven. Ik zag de zielen van hen die onthoofd waren om het getuigenis van Jezus en het Woord van God, die het Beest en zijn beeld niet hadden aanbeden en het merkteken niet hadden aangenomen op hun voorhoofd en hun hand. En zij werden weer levend en heersten met Christus, duizend jaren lang. De overige doden werden niet levend voordat de duizend jaren voleindigd waren. Dit is de eerste opstanding. Zalig en heilig die deel hebben aan de eerste opstanding. Over hen heeft de tweede dood geen macht. Zij zullen priesters zijn van God en Christus, en met Hem als koningen heersen, duizend jaren lang.” — Rooms-katholieke Sint Willibrord Vertaling.

3, 4. (a) Waarom wordt de vraag opgeworpen of de periode van „duizend jaar” symbolisch is of niet? (b) Hoe lang zou volgens Johannes’ opvatting het millennium duren, en bij welke vroege christen gaan wij te rade?

3 In 20 de verzen 4-6 die zojuist zijn aangehaald, zijn het „Beest” en „zijn beeld” symbolen of zinnebeeldige voorstellingen van iets anders. Zijn derhalve de „duizend jaren” eveneens symbolisch en wordt er een langere periode dan precies duizend jaar mee bedoeld? Welnu, welke opvatting had de schrijver, de christelijke apostel Johannes, er zelf over? Wij beschikken niet over een rechtstreeks commentaar van Johannes zelf, maar in de tweede eeuw was er een man, genaamd Pápias, die metgezellen van de apostel Johannes kende; over Pápias nu heeft het elfde deel van The Catholic Encyclopedia (uitgave van 1911), op bladzijde 308, onder het opschrift „Millennium”, het volgende te zeggen:

4 „Papias van Hierapolis, een discipel van St. Johannes, trad op als voorstander van het millenarisme. Hij beweerde zijn leer van tijdgenoten van de apostelen te hebben ontvangen, en Irenaeus vermeldt dat andere ’Presbyteri’, die de discipel Johannes hadden gezien en gehoord, van hem het geloof in het millenarisme leerden, als een deel van de leer van de Heer. Volgens Eusebius (Historia Ecclesiastica, III, 39) beweerde Papias in zijn boek dat de opstanding der doden zou worden gevolgd door een duizendjarige periode van een zichtbaar, glorierijk aards koninkrijk van Christus, . . .”a

5, 6. (a) Waarnaar keken Pápias en andere christelijke oudsten wegens Johannes’ visioen uit? (b) Christus’ millenniumregering begint niet vóór welke „dag”?

5 De apostel Johannes, die het profetische visioen over de duizendjarige regering van Jezus Christus en zijn gemeente van 144.000 vrijgekochte volgelingen ontving, aanvaardde het visioen als iets dat de waarheid uiteenzette. Johannes geloofde dat het millennium een tijdsperiode is van letterlijk duizend jaar. Ter staving hiervan hebben wij het getuigenis van Pápias, die de marteldood is gestorven, en van andere christelijke oudsten, „’Presbyteri’, die de discipel Johannes hadden gezien en gehoord”. Zij zagen uit naar de opstanding van de 144.000 leden van zijn vrijgekochte gemeente, opdat zij gedurende zijn regering van duizend jaar mochten leven en regeren en als priesters mochten dienen.

6 Zij zagen uit naar de komst van de „laatste dag”, waarop dit zou gebeuren, aangezien de apostel Johannes zich bij het optekenen van Jezus’ eigen woorden in die zin uitliet. Hij schreef namelijk: „Indien gij het vlees van de Zoon des mensen niet eet en zijn bloed niet drinkt, hebt gij geen leven in uzelf. Wie zich met mijn vlees voedt en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven, en ik zal hem op de laatste dag opwekken” (Joh. 6:53, 54). En Martha, de zuster van Jezus’ geliefde vriend Lazarus, zei tot Jezus: „Ik weet dat hij zal opstaan in de opstanding op de laatste dag” (Joh. 11:24). De millenniumregering van Christus zou derhalve niet vóór die „laatste dag” beginnen.

DE TIJD OM TE REGEREN

7. (a) Hoe toonde Jezus dat hij bereid was te wachten tot Gods bestemde tijd waarop hij zou gaan regeren? (b) Welke vraag rees er over zijn volgelingen, en van welke houding gaf Paulus met betrekking hiertoe blijk?

7 Jezus Christus was bereid te wachten tot Gods bestemde tijd waarop hij duizend jaar als koning zou gaan regeren. Toen Satan de Duivel hem in de wildernis in verzoeking trachtte te brengen en hem alle koninkrijken van de wereld aanbood, weigerde hij zich in een daad van aanbidding voor Satan de Duivel neer te buigen ten einde die aardse koninkrijken te verwerven (Luk. 4:1-8; Matth. 4:8-11). Doch de vraag rees: Zouden Jezus’ volgelingen, zij die in zijn voetstappen treden, bereid zijn te wachten totdat Gods bestemde tijd waarop zij met zijn Zoon Jezus Christus zouden regeren, zou zijn aangebroken, terwijl zij inmiddels al die vervolging en al dat lijden zouden verduren? De in de gevangenis vertoevende apostel Paulus schreef aan een medechristen: „Ik [ga] voort alle dingen te verduren ter wille van de uitverkorenen, opdat ook zij de redding mogen verkrijgen die in eendracht met Christus Jezus gevonden wordt, te zamen met eeuwige heerlijkheid. Betrouwbaar is het woord: Stellig, indien wij te zamen zijn gestorven, zullen wij ook te zamen leven; indien wij blijven verduren, zullen wij ook te zamen als koningen regeren” (2 Tim. 2:10-12). Ja, Paulus was bereid te wachten, maar aan zekere eerzuchtige christenen in Korinthe schreef hij:

8. Wat schreef Paulus betreffende de aangelegenheden van het wachten aan zekere eerzuchtige christenen in Korinthe?

8 „Gijlieden zijt toch reeds verzadigd? Gij zijt toch reeds rijk? Gij zijt toch als koningen gaan regeren zonder ons? En ik wenste inderdaad dat gij als koningen waart gaan regeren, opdat ook wij met u als koningen mochten regeren. Want het schijnt mij toe dat God ons, de apostelen, het laatste heeft tentoongesteld als mensen die voor de dood zijn bestemd, want wij zijn een theatraal schouwspel geworden voor de wereld.” — 1 Kor. 4:8, 9.

9. Welke woorden van Paulus tonen aan of hij regeerde toen hij stierf?

9 De apostel Paulus is niet regerend als een koning op aarde gestorven, maar vanuit de gevangenis schreef hij: „Ik heb de loopbaan tot het einde gelopen, ik heb het geloof bewaard. Van nu af is voor mij weggelegd de kroon van rechtvaardigheid, die de Heer, de rechtvaardige rechter, mij op die dag als beloning zal geven, doch niet alleen aan mij, maar ook aan allen die zijn manifestatie hebben liefgehad.” — 2 Tim. 4:7, 8.

10. (a) Welke woorden van de apostel Johannes tonen aan of hij bij zijn dood regeerde? (b) Welke vraag rijst er dan ook betreffende zekere religieuze leiders van de christenheid?

10 Ook de apostel Johannes, die eveneens de toekomstige manifestatie van de Heer Jezus Christus liefhad, is niet gestorven terwijl hij als een aardse koning aan de regering was. Tegen het einde van zijn lange aardse leven schreef hij: „Hebt de wereld niet lief noch de dingen in de wereld. Indien iemand de wereld liefheeft, is de liefde van de Vader niet in hem; want alles wat in de wereld is — de begeerte van het vlees en de begeerte der ogen en het opzichtige geuren met de middelen voor levensonderhoud die men heeft spruit niet voort uit de Vader, maar uit de wereld” (1 Joh. 2:15-17). Hoe komt het dan dat religieuze pausen en patriarchen, aartsbisschoppen en bisschoppen vele eeuwen lang in de christenheid aan de regering zijn geweest, waarbij zij op schitterende tronen waren gezeten en in pronkgewaad opzichtig met zichzelf hebben gegeurd alsof zij koningen waren? Hoe komt het dat dit alles tot op vandaag nog zo is?

11. Wat hebben zulke mannen zich klaarblijkelijk verbeeld, en welke vraag rijst er over de paus van Rome?

11 Hebben deze religieuze ambtsdragers van de christenheid zich soms verbeeld dat de millenniumregering van Christus reeds is begonnen en dat zij daarom het recht hebben om met hem op aarde te regeren, hoewel hij boven in de hemel is? En is de onzichtbare Christus op aarde dan soms aan het regeren geweest door bemiddeling van een zichtbare menselijke vertegenwoordiger, over wie de National Catholic Almanac zegt: „Zijne Heiligheid de Paus is de Bisschop van Rome, de Stedehouder van Jezus Christus, de opvolger van St. Petrus, Vorst der Apostelen, . . . de Aartsbisschop en Primaat van de Romeinse Kerkprovincie, de Soeverein van de Staat Vaticaanstad”?

12. Hoe lang hebben deze religieuze ambtsdragers van de christenheid geregeerd, en hebben zij persoonlijk Openbaring 20:4-6 in vervulling doen gaan?

12 Deze religieuze ambtsdragers hebben aldus gedurende meer dan duizend letterlijke jaren geregeerd, al die tijd vanaf de dagen van de Romeinse keizer Constantijn de Grote of kort daarna,b zoals paus Leo I (440-461 G.T.) zelf zei: „Ik zal de heerschappij over deze aarde doen opleven; niet door de cesars terug te brengen, doch door een nieuwe theocratie af te kondigen, door mij op grond van de belofte aan Petrus, wiens opvolger ik ben, tot plaatsvervanger van Christus te maken, . . . Geen diadeem maar een tiara zal ik dragen, een symbool van universele soevereiniteit, waarvoor het barbarisme zal wegvlieden en het geluk wederom hersteld zal worden.”c En toch regeerde niet één van die vermeende stedehouders van Christus of aartsbisschoppen of bisschoppen persoonlijk gedurende duizend jaar op zijn bisschoppelijke troon, waardoor een ieder van hen even lang zou regeren als de heerschappij van Christus zelf zal duren. Aldus heeft geen van hen vervuld wat Openbaring 20:4-6 over het regeren te zamen met Christus zegt.

OP DE TIJD VOORUITGELOPEN

13-15. (a) Welke vragen rijzen er derhalve met betrekking tot een verandering van inzicht betreffende Openbaring 20:4-6? (b) Hoe helpt hetgeen The Catholic Encyclopedia over Augustinus zegt deze vragen op te helderen?

13 Welnu, wanneer heeft dan deze verandering van inzicht betreffende Openbaring 20:4-6 plaatsgevonden, op welke wijze en waarom? Wanneer en waarom gaven religieuze leiders een symbolische interpretatie van het millennium, plaatsten zij het vóór Christus’ wederkomst en maakten het tot een regering op aarde, in het vlees en op door mensen gemaakte, stoffelijke tronen? The Catholic Encyclopedia helpt ons de kwestie tot een oplossing te brengen. Deel Tien, van de uitgave van 1911, heeft op bladzijde 309, onder het opschrift „Millennium” het volgende te zeggen:

14 „St. Augustinus hield ten slotte vast aan de overtuiging dat er geen millennium zou zijn. De strijd tussen Christus en Zijn heiligen aan de ene kant en de goddeloze wereld en Satan aan de andere kant wordt in de Kerk op aarde gevoerd; zo beschrijft die grote Kerkleraar het in zijn werk De Civitate Dei [Over de Stad Gods]. In hetzelfde boek geeft hij ons een allegorische verklaring van hoofdstuk 20 van de Apocalypse. De eerste opstanding, waarover dit hoofdstuk handelt, heeft, zo vertelt hij ons, betrekking op de geestelijke wedergeboorte door de doop; de sabbat van duizend jaar na de zesduizend jaren geschiedenis, is het gehele eeuwige leven; of, met andere woorden: Het getal éénduizend is bedoeld om volmaaktheid tot uitdrukking te brengen, en de laatste tijdruimte van duizend jaar moet worden opgevat als betrekking hebbend op het einde der wereld; in elk geval kan het koninkrijk van Christus, waarvan de Apocalypse spreekt, slechts op de Kerk van toepassing worden gebracht.d . . .

15 Deze uitleg van de beroemde Leraar werd door latere westerse theologen aanvaard, en het millenarisme in zijn vroegere vorm kreeg nu geen ondersteuning meer. . . . Naar gelang dat de betrekkingen tussen de Kerk en het Romeinse rijk nauwer waren geworden, had haar houding jegens de wereldlijke macht bovendien een verandering ondergaan. Ongetwijfeld heeft deze wending der gebeurtenissen er veel toe bijgedragen dat de christenen werden vervreemd van het oude millenarisme, dat gedurende de tijd der vervolging uitdrukking had gegeven aan hun hoop dat Christus weldra wederom zou verschijnen en de vijanden van Zijn uitverkorenen een nederlaag zou toebrengen. . . . De middeleeuwen ondergingen geen enkele invloed van het millenarisme; zowel aan de theologie van die periode als aan de religieuze denkbeelden van het volk was het geheel vreemd. . . . Het protestantisme van de zestiende eeuw luidde een nieuw tijdperk van millenniumleerstellingen in.”

16. Waarom voelden de religieuze leiders geen behoefte meer aan een toekomstige millenniumregering van Christus, en hoe rechtvaardigden zij zich om het feit dat zij zijn voorbeeld niet navolgden?

16 Daar hebben wij het! Toen de religieuze leiders van de vierde eeuw hun officiële erkenning van het Romeinse rijk verwierven en aanstellingen in religieuze posities van macht en autoriteit aanvaardden, en aldus hun religie met de politieke staat werd verbonden, wat gebeurde er toen? De religieuze leiders voelden geen behoefte aan een toekomstige, letterlijke millenniumregering van Jezus Christus te zamen met zijn verheerlijkte gemeente in de hemel. Zij regeerden immers reeds in vooraanstaande religieuze posities, met de steun van het Romeinse rijk. Ten einde zich bovendien te rechtvaardigen om het feit dat zij Christus’ voorbeeld niet volgden maar al vóór de opstanding uit de doden heerschappij aanvaardden, beweerden zij dat Openbaring 20:4-6 ten aanzien van henzelf in vervulling ging. Zij brachten hun religieuze kudden ertoe voor dezelfde verandering van zienswijze ten aanzien van Christus’ duizendjarige regering over de mensheid te zwichten. Dit feit wordt ondersteund door de Cyclopædia van de religie, door M’Clintock en Strong, die in de tweede kolom op bladzijde 265 van Deel 6 zegt:

17. Wat zegt de Cyclopædia door M’Clintock en Strong ter staving van het voorgaande?

17 „Eén voorname reden voor deze opmerkelijke verandering van zienswijze moet in de veranderde omstandigheden en vooruitzichten van de Kerk worden gezocht. Aanvankelijk zagen de christenen reikhalzend uit naar de wederverschijning van de Heer. Bovendien was het hun onmogelijk hun geloof en verwachtingen tot een dergelijke hoogte op te voeren dat zij het vooruitzicht konden koesteren dat het Romeinse rijk, onafhankelijk van de persoonlijke en bovennatuurlijke tussenkomst van Christus, door de morele kracht van het kruis zou worden veroverd. Naarmate echter het Evangelie vorderingen maakte, verwierf de mogelijkheid van en de kans op een vreedzame overwinning van de christelijke zaak over al haar tegenstanders, door de macht van de waarheid en de Geest, een plaats in de geloofsovertuiging van goede mensen. Men gelooft dat Orígenes (geboren in 180, gestorven in 254) als eerste van de oude kerkelijke schrijvers met stelligheid beweerde dat een dergelijke zegevierende overwinning, door middel van de doeltreffendheid het Evangelie eigen, tot de praktische mogelijkheden behoorde.”

18, 19. (a) Waar dacht de Kerk der christenheid dat ze zich ten gevolge van haar verhouding tot de politieke staat, bevond? (b) Welke Latijnse kerkvader bevorderde een dergelijke gedachtengang, en hoe?

18 Aangezien de religieuze organisatie van de christenheid de bescherming van de politieke regering genoot, en daar de religieuze organisatie zulke goede relaties en zulk een macht en invloed bij de politieke staat bezat, waarbij ze zelfs van de gepantserde vuist van deze staat gebruik maakte om de heidenen te dwingen zich tot de religie van de christenheid te bekeren, werd er nu beweerd dat de Kerk der christenheid zich reeds in het millennium bevond dat de apostel Johannes had voorzegd. Deze wijze waarop de kerkleraar Augustinus het onderwerp van het millennium behandelde, gaf het religieuze denken der mensen een krachtige stoot in die richting. De voornoemde Cyclopædia zegt:

19 „Augustinus’ behandeling van het onderwerp kenmerkt een tijdperk. Hij zegt (De Civitate Dei, XX, 7) dat hij eens had vastgehouden aan een duizendjarige Sabbat; hij acht de leerstelling evenmin verwerpelijk, mits men zich de vreugden van de rechtvaardigen geestelijk voorstelt. Het onderwerp verder besprekend, verdedigt hij evenwel de stelling dat het aardse koninkrijk van Christus de Kerk is, die zich zelfs toen al in het millenniumtijdperk bevond, op weg naar een glorieus overwicht op al haar vijanden. Naar het scheen, gaf deze veranderde interpretatie van de profetie, gesteund als ze werd door de autoriteit van de voornaamste Latijnse kerkvader [Augustinus], kleur aan de middeleeuwse speculaties over dit onderwerp.” — Deel 6 van de uitgave van 1890, bladzijde 265.

20. (a) Gedurende welke tijd zou, naar men dacht, een letterlijk millennium over het rooms-katholieke pausdom in vervulling gaan? (b) Hoe beschouwde men de onrust die er volgde, en waarom kon dit niet juist zijn?

20 Deze Latijnse kerkvader, Aurelius Augustinus, die een dergelijke interpretatie van Openbaring 20:4-6 verbreidde, leefde van 354-430 G.T. In overeenstemming met zijn zienswijze dat de millenniumregering van Christus in de Rooms-Katholieke Kerk op aarde in vervulling ging, dacht men later dat de millenniumregering van het rooms-katholieke pausdom letterlijk duurde van het jaar 800 G.T., toen paus Leo III Karel de Grote in Rome tot koning van het Heilige Roomse Rijk kroonde, tot 1799 G.T., toen paus Pius VI, die reeds door Napoleon Bonaparte was afgezet, op 20 februari als gevangene uit het Vaticaan werd gevoerd en naar Valencia in Frankrijk werd gedeporteerd, waar hij op 29 augustus 1799 stierf.e De onrust die er voor de Rooms-Katholieke Kerk volgde, werd beschouwd als kenmerkend voor de „korte tijd” gedurende welke Satan de Duivel aan het eind van het millennium zou worden losgelaten (Openb. 20:1-3, 7, PC). Het is nu echter 168 jaar later dan het jaar 1799. Dat is geen „korte tijd” waarin de Duivel zou worden losgelaten; en toch worden de moeilijkheden voor het rooms-katholieke pausdom steeds groter. En thans wordt dat religieuze rijk bedreigd door de vernietiging van Babylon de Grote, waarvan het pausdom het belangrijkste deel is.

FIGUURLIJK MILLENNIUM FOUTIEF GEBLEKEN

21. Hoe blijkt thans dat Augustinus het bij het verkeerde eind had wat betreft het glorieuze overwicht van de Kerk der christenheid op haar vijanden?

21 Hoezeer de rooms-katholieke „Sint” Augustinus het bij het verkeerde eind had, blijkt thans duidelijk. De Kerk der christenheid is nimmer in enig „millenniumtijdperk” geweest waarin ze de politieke koninkrijken van haar vijanden in stukken sloeg. Niemand kan thans terecht zeggen dat — om met Augustinus’ woorden te spreken — de Kerk der christenheid „op weg naar een glorieus overwicht op al haar vijanden” is. De heidense wereld neemt sneller toe dan het kerkstelsel van de christenheid. Bovendien verbreidt het communisme zich zelfs in rooms-katholieke gebieden. Dat Augustinus een figuurlijke of allegorische betekenis geeft aan Openbaring 20:4-6 betreffende de duizendjarige regering van Christus, is radicaal fout gebleken. Onder het kerkstelsel der christenheid heeft de mensheid zich nimmer in de beloofde zegeningen van het millennium verheugd.

22, 23. (a) Hoe staat het met de hoop van deze religieuze leiders op een vreedzame overwinning van de christelijke zaak over haar vijanden? (b) Welk door hen geopperde bezwaar tegen Christus’ wederkomst vóór het millennium is thans als ongegrond aan de kaak gesteld?

22 Wat valt er dus te zeggen over de religieuze leiders die de noodzaak van de regering van Christus’ hemelse koninkrijk gedurende letterlijk duizend jaar verwierpen? In rook vervlogen is hun hoop op „een vreedzame overwinning van de christelijke zaak over al haar tegenstanders, door de macht van de waarheid en de Geest”. Hun idee was, dat de wereld door de missionarissen en zendelingen van de christenheid vreedzaam bekeerd kon worden en dat de verheerlijkte Jezus Christus niet krachtdadig vanuit de hemel tussenbeide behoefde te komen om het millennium in te voeren. Dit denkbeeld is een verkeerde interpretatie van de bijbel gebleken. Het bezwaar dat zulke religieuze leiders tegen de noodzaak van Christus’ wederkomst in Koninkrijksmacht vóór zijn letterlijke millenniumregering hadden gemaakt, is thans als ongegrond aan de kaak gesteld. Wat dat bezwaar betreft, zegt M’Clintock en Strongs Cyclopædia (Deel 6, bladzijde 266):

23 „De tendens van de millenniumtheorie om de hoop te verkillen en aldus de zendingsactiviteit der christenen te remmen, door de wereld als in staat van verval voor te stellen en het te doen voorkomen alsof de krachtsinspanningen der christenen om de mensheid te bekeren vruchteloos zijn, vormt niet het minst ernstige bezwaar tegen zulke opvattingen.” — Uitgave van 1890.

24. (a) Welke vragen worden er, met het oog op de gebeurtenissen die er sinds 1914 hebben plaatsgevonden, betreffende dat religieuze bezwaar gesteld? (b) Hoe toont de geschiedenis van het Wachttorengenootschap aan dat de krachtsinspanningen niet werden geremd en de hoop niet is verkild?

24 Die laatste opmerking werd reeds in 1890 gepubliceerd, of zevenenzeventig jaar geleden; maar hoe staat het met de wereld sinds het jaar 1914? Verkeert ze „in staat van verval”? Zijn de krachtsinspanningen van de christenheid om vóór de komst van Christus de hele wereld te bekeren vruchteloos, vergeefs, gebleken? De loop van de wereldgebeurtenissen antwoordt: Ja! Maar werd de predikings- en zendingsactiviteit van christenen die wachten op een letterlijke duizendjarige regering van Christus tot zegening van de mensheid, geremd en is hun hoop verkild? De geschiedenis van de afgelopen achtentachtig jaar verkondigt luidkeels: Neen! Het tijdschrift Zion’s Watch Tower verscheen in het jaar 1879; en in 1884 begon de Watch Tower Bible & Tract Society een serie boekdelen uit te geven, bekend als „Schriftstudiën”, welke eerst „Millennial Dawn”, [„de dageraad van het Millennium”] deel één tot zes, werden genoemd. Thans heeft de Watch Tower Bible & Tract Society of Pennsylvania, ondanks het feit dat ze in twee wereldoorlogen is vervolgd, vijfennegentig bijkantoren over de gehele aarde. Dit Genootschap maakt in 164 talen het goede nieuws van Christus’ komende millenniumregering bekend. Het heeft in 199 landen zendelingen en verkondigers. Van jaar tot jaar neemt het aantal Koninkrijksverkondigers toe.

25. (a) Hoe verwees Augustinus eens naar het millennium? (b) Wat geven moderne chronologieën betreffende ’s mensen bestaan op aarde aan?

25 Vijftien eeuwen geleden sprak de rooms-katholieke „Sint” Augustinus over zesduizend jaar geschiedenis en verwees naar het millennium als een „Sabbat”, de zevende-dag rustperiode. Maar hij hield hier niet aan vast. Nu reeds eeuwen wordt door zowel katholieken als protestanten de bijbelchronologie gevolgd zoals deze was berekend door aartsbisschop J. Ussher. Deze chronologie rekent dat de eerste mens Adam in het jaar 4004 vóór Christus werd geschapen, en zesduizend jaar menselijk bestaan op aarde zullen derhalve eindigen voordat deze twintigste eeuw eindigt, ofte wel in 1996 G.T. Volgens een meer recente berekening van de bijbelse tijdtafel zullen zesduizend jaar van ’s mensen bestaan in de tweede helft van het jaar 1975 eindigen, hetgeen ruimschoots binnen deze eeuw is. Het bijbelse millennium ligt vóór ons, en volgens de tijdrekening en de gebeurtenissen van de wereldgeschiedenis komt het naar ons toe. Het eindigt niet, zoals rooms-katholieke commentaren op de bijbel ons willen doen geloven. Volgens de Petrus Canisiusvertaling luidt Openbaring 20:1, 2:

26, 27. (a) Wanneer begon Satan, volgens voetnoten in de Murphy-uitgave van de Douayvertaling, vastgebonden te worden? (b) En wanneer breekt de tijd van het millennium aan en wat doen de heiligen die de marteldood zijn gestorven gedurende die tijd?

26 „Toen zag ik een engel uit de hemel nederdalen; de sleutel van de Afgrond en een grote keten droeg hij in zijn hand. En hij greep de Draak: de oude slang, den duivel en Satan. Hij bond hem vast voor duizend jaar.”

27 De voetnoot bij de uitdrukking „bond hem vast, etc.” luidt in de Murphy-uitgave van de katholieke Engelse Douayvertaling als volgt: „Het lijden van Christus heeft de macht van Satan zeer beperkt.” Vervolgens staat in de voetnoot bij de uitdrukking „voor duizend jaar”: „Dat wil zeggen: voor de gehele duur van het Nieuwe Testament; maar speciaal vanaf de tijd van de vernietiging van Babylon of het heidense Rome, tot aan de hernieuwde krachtsinspanningen van Gog en Magog tegen de kerk, tegen het einde der wereld. Gedurende welke tijd de zielen van de martelaren en heiligen leven en regeren met Christus in de hemel, in de eerste opstanding, de opstanding van de ziel tot een leven van heerlijkheid; terwijl de tweede opstanding die van het lichaam zal zijn, op de dag van het algemeen oordeel.” — Baltimore-uitgave.

28. Hoe lang is het nu geleden sinds het „heidense Rome” ten onder ging, en wat geven de historische feiten aan betreffende de vraag of Satan in de afgrond is?

28 Het is thans evenwel langer dan duizend jaar geleden sinds het „heidense Rome” in de vijfde eeuw plaats maakte voor het pauselijke Rome. De historische feiten loochenstraffen thans dat Satan de Duivel reeds vastgebonden en in de afgrond geworpen is, volgens de voorzegging in Openbaring 20:3 (PC), welke luidt: „En [de engel uit de hemel] wierp hem in de Afgrond. Toen sloot hij hem in, en legde er een zegel op, opdat hij de volkeren niet langer zou verleiden, totdat de duizend jaar voleindigd zijn. Daarna moet hij losgelaten worden voor korte tijd.”

29. Waar plaatst Openbaring de strijd van Armageddon, en wat toont in dat verband aan of de Draak, Satan de Duivel, reeds in de afgrond is vastgebonden?

29 Volgens de Apocalypse of het boek Openbaring gaat de strijd van Armageddon onmiskenbaar vooraf aan het binden en in de afgrond werpen van Satan. Het bijbelse verslag beschrijft dat Satan de Duivel er een rechtstreeks aandeel aan heeft dat de natiën tot dat slagveld worden vergaderd, door te zeggen dat uit de mond van de Draak, Satan de Duivel, een onreine geest voortkomt die zich aansluit bij de onreine geesten uit de mond van het beest en de valse profeet om zich te begeven tot de koningen van heel de wereld en hen te vergaderen tot de strijd op de grote dag van God de Almachtige, welke te Har–mágedon (Armageddon) gestreden zal worden. Tháns begeven die drie geesten van duivelen, afkomstig van die drie bronnen, zich tot de aardse regeerders. Tháns marcheren die regeerders en hun legers op naar Armageddon, zoals vooraanstaande mannen ons zo vaak hebben gewaarschuwd. Het is dus logisch dat als de onreine geest uit zijn mond deelneemt aan het vergaderen van de aardse regeerders en hun legers tot Armageddon, de Draak, Satan de Duivel thans niet vastgebonden en in de afgrond zou kunnen zijn waar hij niet langer in staat is de volkeren te verleiden. — Openb. 16:13-16, PC.

30. (a) Wat in verband met Satans aardse politieke werktuigen getuigt ervan dat hij nog niet in de afgrond is verzegeld? (b) Wat zal er met die politieke werktuigen in Armageddon gebeuren, en wanneer zal Satan daar bij hen komen?

30 Neen, Satan de Duivel is nog niet voor duizend jaar in de afgrond vastgebonden en verzegeld. Het symbolische „beest” en de „valse profeet” zijn nog op aarde. Ook Satan de Duivel is nog in de omgeving van onze aarde en gebruikt het „beest” en de „valse profeet” als zijn werktuigen om de aardse regeerders en hun legers te verzamelen om in de oorlog van de grote dag van God de Almachtige te worden vernietigd. De Apocalypse of Openbaring, hoofdstuk negentien, beschrijft de strijd van Armageddon op Gods grote dag, en het hoofdstuk plaatst die strijd vlak voor het vastbinden en in de afgrond werpen van Satan. In die komende strijd worden het „beest” en de „valse profeet” in de symbolische poel van vuur en zwavel geworpen om te worden vernietigd; en Satan de Duivel komt daar pas bij hen na de duizend jaar van Christus’ regering over de gehele mensheid. — Openb. 19:11 tot 20:3, 7-10, PC.

31. Waarom moet de millenniumregering van Christus dus nog in de toekomst liggen, en wat voor prachtigs doet zich thans met betrekking hiertoe voor?

31 Evenals de strijd van Armageddon nog in de toekomst ligt, liggen dus ook het vastbinden en in de bodemloze kuil of afgrond werpen van Satan in de toekomst, want die handelingen volgen op de strijd van Armageddon. Met het oog daarop moet de duizendjarige regering van Christus nog in de toekomst liggen, want die volgt op het in de afgrond werpen van Satan en duurt de duizend jaar die Satan in de afgrond gevangen zit, voort. Aldus zijn de anti-millenniumleerstellingen van Augustinus en andere religieuze leiders der christenheid wederom vals gebleken. Wij moeten nog een werkelijke millenniumregering van Christus krijgen. Het is inderdaad iets prachtigs dat deze regering — tot onze opluchting — zeer nabij is.

[Voetnoten]

a Ter bevestiging van het bovenstaande zegt The Encyclopedia Americana, Deel 21 (uitgave van 1929), op bladzijde 268: „PAʹPI·AS, christelijke schrijver, bisschop van Hierapolis. Hij wordt door Irenaeus en latere schrijvers beschreven als een ’hoorder van Johannes en een metgezel van Polycarpus’. A.D. 163 stierf hij te Pergamos de marteldood. Hij was een van de eersten die in het millennium geloofden, dat wil zeggen, in de persoonlijke regering van Christus op aarde gedurende duizend jaar na de opstanding der doden, en hij was de schrijver van vijf boeken met commentaren over de uitspraken van de Heer (Lógon Kyriakôn Exegesis), waarvan nog enkele fragmenten voorhanden zijn. Van hen komen wij te weten dat volgens het traditionele geloof het Evangelie van Sint Matthéüs in het Hebreeuws is geschreven, en de evangelist Markus bij het schrijven van het Derde Evangelie de vertolker of particuliere secretaris van Petrus is geweest.”

b M’Clintock and Strong’s Cyclopædia, Deel VIII, zegt op bladzijde 396: „Vóór de tijd van Constantijn werd de geestelijkheid niet als een aparte stand in de staat gezien; maar toen het christendom als de religie van het Romeinse rijk werd aangenomen, werden de dienaren ervan beschouwd als personen die de plaats innamen van de heidense priesters, wier bijgelovige praktijken in een kwade reuk waren gekomen.”

c Zie de bladzijden 244 en 245 van Deel III van Beacon Lights of History, door de rechtsgeleerde John Lord, uitgegeven te New York in 1884, in hoofdstuk XXX, getiteld „Martin Luther: The Protestant Reformation”.

d Zie De Civitate Dei, XX, 5-7, van de Kerkleraar Augustinus; in de uitgave van Jacques Paul Migne, „Patrologiae cursus completus”, XLI, 607 en volgende bladzijden, in het Latijn.

Betreffende de religieuze controverse over het millennium dat er in de voorafgaande eeuw, namelijk de derde eeuw, bestond, zie Mosheims Institutes of Ecclesiastical History, Hoofdstuk III, getiteld „History of Theology”, afdeling 12, en de voetnoot door James Seaton Reid, Dr. theol., Londense uitgave van 1848.

e Zie: The Time Is At Hand (Deel Twee van Studies in the Scriptures), bladzijde 356; ook: Zion’s Watch Tower, van december 1881, de bladzijden 6, 7; van mei 1882, bladzijde 8; van augustus 1889, de bladzijden 3, 4.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen